Waar bent u naar op zoek?

column

Verscheidenheid

16-10-2012

De recente presentatie van een boek over de geschiedenis van de hervormde gemeente van Harmelen was voor mij een mooie aanleiding om weer eens terug te keren naar de plaats waar we als gezin van 1977 tot 1987 hebben gewoond.

Onze Harmelense tijd ligt ingeklemd tussen 10 jaar Amsterdam en 25 jaar Ridderkerk. Het onderlinge verschil tussen deze drie Gereformeerde Bondsgemeenten is vrij groot. De Noorderkerk, gelegen in het hart van de Jordaan, trekt volk uit alle wijken van de stad en zelfs van daarbuiten. Het gemeentelijk leven was er zeer sterk op de zondag betrokken. Gemeenteleden bleven na de kerkdienst graag nog wat ‘hangen’. Ze kwamen elkaar doordeweeks immers nauwelijks tegen.

Dat lag in Harmelen anders. Daar kenmerkte de hervormde gemeente zich door het samen optrekken van hervormden van velerlei pluimage. Bonders, confessionelen en ‘gewoon hervormden’ zaten samen onder het Woord en leefden doordeweeks volop met elkaar mee. In Ridderkerk is het aantal wijkgemeenten nog zo ruim dat we ervoor kunnen kiezen vooral met zuiver gelijkgestemden op te trekken.

Die tien jaar in Harmelen hebben mij geleerd om te gaan met kerkelijke verscheidenheid en daarvoor ben ik de gemeente nog altijd dankbaar. Als bonders accepteerden we het als er van tijd tot tijd een predikant op de kansel stond die andere accenten legde dan we gewend waren. Maar over de preek werd vaak wel indringend nagesproken. En als er een gezang werd opgegeven hielden we onze kiezen niet principieel op elkaar. Maar we lieten ook niet na te blijven wijzen op de gevaren die wij aan het zingen van gezangen verbonden wisten. En gevaren zagen we genoeg. Van het ene gezang komt immers gemakkelijk het andere. Dreigt door het ruime aanbod van gezangen straks onze kinderen de unieke waarde van de psalmen niet te ontgaan? En moeten we straks misschien ook onder het juk van de repeterende dreun van het opwekkingslied door? Ondanks al die risico’s zongen we toch uit volle borst mee, omdat we onze ‘anders hervormde’ broeders en zusters niet kwijt wilden.

Mijn stelling luidt dan ook: ‘Verstrooiing en verscheidenheid kunnen een kerkelijke gemeente zeer ten goede komen.’

F.A. van der Duyn Schouten