Verzoening
De relatie tussen God en mens is door de zonde grondig verstoord. Hier is verzoening nodig. Ds. H. Roseboom gaat op dit bijbelse kernwoord in.
In het Oude Testament komt het woord dat voor ‘verzoening’ gebruikt wordt van een werkwoord, dat ‘bedekken’ of ‘wegwissen’ betekent. Zoengeld moest de schade die aan iemand berokkend was goed maken of iemands toorn stillen. Door losgeld te geven werd de dodelijke straf afgewend en de verbroken verhouding hersteld. Jakob had bijvoorbeeld iets goed te maken met zijn broer. Hij stuurde dan ook voor zijn ontmoeting met hem een complete veestapel vooruit ter verzoening.
God heeft recht op ons leven en onze toewijding, maar wij staan schuldig tegenover Hem en zijn strafbaar. De gemeenschap is verstóórd. God neemt de zonde ernstig op en het is noodzakelijk dat deze uitgewist en bedekt wordt. Losgeld wordt geëist, maar dat is voor ons niet op te brengen. God Zelf verschafte echter de Israëliet in het dierlijk offerbloed de vervangingswaarde waardoor zijn zonde kon worden verzoend. Uit genade nam God dat aan.