Waar bent u naar op zoek?

Voedster en vader

ds. J.W. Verboom
Door: ds. J.W. Verboom
10-11-2022

Pastoraal omzien naar elkaar krijgt alleen dan gestalte als we onszelf heel persoonlijk schaap weten, als we de stem van de Herder kennen en weten van de vreugde onder Zijn hoede en leiding te leven.

‘ Weid en hoed mijn schapen’ (Joh.21:15-19) kan alleen als de levende omgang met Christus voor onszelf realiteit is. Jezus heeft ons met Petrus de zonden van de verloochening van Hem vergeven. De omgang met de Herder in geloof en gebed, vertrouwen en liefde zal ook het onderlinge vertrouwen – wat zo noodzakelijk is voor een pastorale gemeenschap – versterken. Verbinding, pastorale gemeenteopbouw staat of valt met de oefening in bijbelse verbondsvroomheid, het luisteren naar de Almachtige, Die zegt: ‘Wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht.’ (Gen.17:1)

Dat merk je al in de kerkenraad, wanneer je de vergadering opent met een gedeelte uit de Bijbel en een kort gesprek daarover. Vaak zet dat de toon voor een goede vergadering. Ik maakte mee dat in een vergadering bij een spannend punt een ouderling aangaf naar aanleiding van de opening van die avond uit Gods Woord toch maar anders in de situatie te willen staan. Dat kwam de verbinding in die vergadering ten goede. Laat als symbool de Bijbel dan ook openliggen na de opening van de vergadering.

Ontvangen

Augustinus heeft heel mooi gezegd: pasco unde pascor. Dat wil zeggen: ‘Ik weid van waaruit ik geweid word.’ We moeten op bezoek bij de ander vooral durven en kunnen ontvangen. We denken vaak dat we op bezoek iets moeten brengen; toch is het eerste en eigenlijke dat je mag ontvangen. Van de ander: haar of zijn ontvangst, vertrouwen, levensverhaal, geloofsgeschiedenis. Laat ik die ander volledig toe met zijn/ haar verhaal? Vind ik die ander echt interessant, boeiend? Hoe is mijn houding tot de ander? Dat luisteren belangrijk is, zegt Spreuken 18:13 scherp: ‘Als je antwoord geeft, voordat je geluisterd zult hebben, dan is dat dwaasheid en schande.’

Coert Lindijer (1917-2008) was pastor van een pastoraal centrum en hoogleraar pastoraat. Hij heeft een aantal zaken genoemd die het luisteren kunnen belemmeren: vol zijn van zichzelf, gespannen zijn tijdens het gesprek, de gesprekspartner saai en langdradig vinden, zelf veel te praterig zijn en veel te selectief luisteren. Daarbij kun je ook een vooropgestelde boodschap hebben, zonder te willen kijken hoe we de bijbelse boodschap verbinden met iemands levensverhaal.

Lindijer wijst dan ook de weg naar wat nodig is voor goed luisteren, om de ander tevoorschijn te luisteren. Wat nodig is: zo leeg zijn van binnen dat er ruimte komt voor de ander, ook is nodig ontspannen te zijn, werkelijke tijd en interesse te hebben, jezelf het zwijgen op te leggen, jezelf te kruisigen, stil durven worden, je eigen behoefte om te praten laten wegzakken, de moed hebben om onaangename dingen aan te horen, ook als het te pessimistisch, knorrig of te negatief over de kerk is. Aanhoren, luisteren, geen discussie voeren. En als je niet weet wat je zeggen moet? Dat geeft niet. Herhaal dan wat iemand heeft gezegd. Zo voelt iemand zich gehoord en gezien. ‘We hadden een goed gesprek,’ zegt iemand dan dikwijls.

Waaromvraag

Ook geef ik een pastorale handreiking als het gaat om de vraag: Als God goed is, waarom is er dan zoveel lijden in de wereld? Waarom overkomt mij dit in mijn persoonlijke leven? Hoe moet ik omgaan met voor mijn gevoel zinloos lijden? Die waaromvraag klinkt vaak. Belangrijk is om als ambtsdragers niet direct antwoord te geven op deze vraag, maar te proeven wat daarachter ligt. Die soms tobberige vragen op te diepen en daar niet overheen te walsen met een te optimistische blik of een te zakelijke opmerking.

Welke pijn wil iemand uitspreken? Waar voelt iemand onrecht? Hoe komt dat? Zoek daarnaar. Je hoeft hun vraag niet te beantwoorden, maar moet wel hun pijn erkennen. Belangrijk is om een gevoelige antenne te ontwikkelen voor de signalen die mensen afgeven en de emotionele laag die dan achter hun vragen ligt. Zo doe je mensen recht, daar gaat het om in het omzien naar elkaar. Dat geeft ook een grote verantwoordelijkheid in het pastoraat. Je kunt het gesprek maken, maar ook helemaal stukmaken en de deur voor iemand naar de kerk sluiten met een verkeerde benadering. Zo ver gaat dat helaas soms.

Een verkeerd of te snel spreken over Gods voorzienigheid, over Zijn goddelijke borduurwerk – van de achterkant gerafeld maar aan de voorkant toch goed – of een te snel spreken over het lijden als middel om ons te gebruiken voor Zijn Koninkrijk kan averechts werken.

Belangrijker is om, door de Geest geleid, empathisch te zijn, proberen in te voelen wat iemand wil zeggen en gerust zelf aangeven dat je ook met die vragen kunt worstelen. Laat eigen aanvechtingen en verlegenheid in het pastoraat niet achterwege; juist die kwetsbaarheid van jezelf, je eigen ziel met de ander delen (1 Thess.2:8) zal anderen het gevoel geven gezien te zijn en verbonden met je te zijn, waardoor je verder met hen komt. Meevoelen, meelijden, meebewogen zijn, zoals Christus.

Na corona

Een vierde handreiking betreft de tijd nu, na coronatijd. De Heere zegt in Ezechiël 34:11 tegen een verstrooid volk dat in Babel verblijft: ‘Zie Ik, ja, Ik zal naar Mijn schapen vragen en zal ze opzoeken.’ Deze houding hebben ook wij nodig nu de coronatijd achter de rug is. Wie missen we? Waarom? Blijven ouderen zomaar thuis? Zijn jongeren afgehaakt of hebben ze in coronatijd online een andere kerk gevonden? Is er in de afgelopen maanden moeite geweest in het persoonlijke leven of op het werk? Naar de schapen vragen en opzoeken, dat doet de Heere bij de verstrooiden in Babel. Als onze gemeente soms ook wat verstrooid is geraakt, laten we dan actief vragen en opzoeken. Mag het tweejaarlijkse huisbezoek misschien juist nu intensiever? Nu het weer kan: proberen we dit seizoen zoveel mogelijk mensen te bezoeken? Ik stel het als vraag. Verdient een pastoraaldiaconaal bezoek niet de aandacht, juist nu, in een tijd van een stijgende energierekening en vermindering van koopkracht?

Pastorale beelden

Ter afsluiting enkele pastorale beelden uit de Bijbel. Zo omschrijft Paulus zijn ambtelijke houding in 1 Thessalonicenzen 2 met een teer liefdesbeeld, het beeld van een voedster en een vader.

Als eerste het tere beeld van die voedster. Daarmee drukt de apostel zijn emotionele betrokkenheid op en liefdesrelatie tot de gemeente uit. ‘Wij zijn in uw midden vriendelijk geweest, zoals een voedster haar kinderen koestert.’ Opvallend is dat Paulus hier kiest voor het woord ‘voedster’ in plaats van het gewone woord voor ‘moeder’. Voedster is nog dieper. Daarmee drukt hij de intensiteit van de zorg uit die hij gaf aan de gemeente. Vriendelijkheid, gevende, dienende liefde. Met grote zachtheid en vriendelijkheid was hij bij de gemeente. Hij was pastoraal, herderlijk, meegaand, zoals Christus een meevoelende Hogepriester is. Hij toonde de tederheid en zorg van een voedster, die haar kinderen koestert.

Dit is de manier om de harten te winnen, zou ik willen zeggen. Zoals een zorgende moeder haar kind draagt en verdraagt en het de kleinste dienst bewijst als het moet, het aan de borst drukt (zelfs als men kritisch is!), zo behoren ook de dienaren van Christus zich richting de mensen te gedragen en hen geestelijk te voeden. Soms moet dat met melk, een geestelijke les met een voorbeeld, dan weer met vast voedsel tijdens het groothuisbezoek in de eredienst: Woorduitleg in een leerdienst.

Zielen delen

Een voedster deelt zichzelf ook met haar kind. Denk aan borstvoeding. Dat delen komt ook volop terug in het volgende vers, vers 8. Er staat: ‘Wij waren zo vol verlangen naar u dat wij graag met u niet alleen het Evangelie van God wilden delen, maar ook onszelf.’ Dan staat erachter ‘onszelf’ in de HSV een sterretje. Onderaan wordt bij dat sterretje uitgelegd: onze eigen zielen. Wij deelden onze zielen. Dat is zo mooi! Paulus heeft in zijn ziel laten kijken. Hij liet zien wat daarin leeft aan:

– verlangen naar redding voor zondaren,

– ernst van de eeuwigheid,

– eerbied voor de ontzagwekkende God van Israël,

– heimwee naar Gods toekomst.

Zo mogen ook wij heel kwetsbaar en gerust persoonlijk onze zielen delen in de gemeente met anderen. Ook staat in vers 8 de liefdesband heel intens beschreven. Aan het einde vers 8 staat: ‘omdat u ons lief geworden was’. Wat een aanhankelijkheid en een affectie leren wij daarvan voor het pastoraat. Laten we zo liefdevol met een en al oog en oor om ons heen kijken in de gemeente.

Vader

Naast het beeld van een moeder/voedster ontvangen we voor het pastoraat ook het beeld van de vader uit 1 Thessalonicenzen 2:11: ‘Zoals een vader zijn kinderen elk afzonderlijk opwekt en aanmoedigt, zo was ik bij u.’ Opwekken en aanmoedigen zegt Paulus. Het opwekken is positief-kritisch bedoeld, het andere is louter bemoedigend bedoeld. Zo wek je elkaar op in de gemeente.

Dat is ook mensen erbij roepen, terug proberen te halen van een schadelijke weg, een verstrikkende weg, een verslaving, een ruzie, pornografie, hebzucht, machtsstreven. Altijd in gesprek. Maar ook met die aanmoediging, bemoediging in tijden van tragedie, ongeluk, ziekte, rouw, dood, tijd van een dal, burn-out, depressie, stemmen of dwangen.

Niet achteroverleunen

Wij mogen zijn als een zorgzame voedster en een zachtmoedige, opgewekte vader, om vanuit die liefdevolle relatie levensadviezen tevoorschijn te luisteren of te geven. Altijd met als diepste verlangen wat er staat in vers 12: ‘Wij riepen u ertoe op waardig te wandelen voor God, Die u roept tot Zijn Koninkrijk en heerlijkheid.’

Wat een voorrecht om elkaar zo op te wekken, liefdevol, gunnend, vriendelijk. Wandel Gode waardig, broeder, zuster! Niet achteroverleunen, niet stilstaan, want stilstand is achteruitgang. Laten we de Bijbel opendoen, bidden, zingen, spreken over God en wandelen met God. Wie stilstaat en niet voor God en met God wandelt, geen verdieping kent in het geloof, is een verloren mens. Zonder Jezus Christus te kennen en lief te hebben moet je omkomen. God is zo’n goede God om gediend te worden. Zijn liefdedienst is jaloersmakend. Daarom: wij roepen ieder ertoe op waardig te wandelen voor God, Die ons roept.


Vragen voor verdere bezinning

1 ‘Pastoraat is luisteren, luisteren en nog een keer luisteren.’ Wat is nodig om goed te luisteren?

2 Reageer op de stelling: ‘In het pastorale gesprek gaat het er niet alleen om dat we elkaar ontmoeten, maar is het van belang dat wij met elkaar God ontmoeten.’

3 Kun je een pastoraal bezoek beginnen met gebed of bijbellezen? Zou dat een ander gesprek geven?

ds. J.W. Verboom
ds. J.W. Verboom