Voor Jood en heiden
Omdat het heil beslissend is doorgebroken, maakt Jezus’ komst bekering alleen maar actueler. Ook omdat de mens nog steeds niet is veranderd. Om die reden hebben Jood en heiden bekering nodig.
In het Nieuwe Testament stuit je direct op de prediking van Jezus’ voorloper, Johannes de Doper. Hij plaatst de opwekking tot bekering in het middelpunt. Deze heeft bij hem profetische ernst, want hij confronteert zijn hoorders op een directe manier met Gods komende oordeel. Het beeld van een boom die binnenkort wordt omgehakt, is zonder meer indringend (Matt.3:10; Luk.3:9). Op deze manier wil hij Israël voorbereiden op de komst van de Messias. In dezelfde lijn staat Jezus’ boodschap: ‘De tijd is vervuld en het Koninkrijk van God is nabijgekomen; bekeer u en geloof het Evangelie.’ (Mark.1:15) Hoewel Johannes en Jezus dezelfde boodschap verkondigen, legt Johannes meer nadruk op het oordeel en Jezus op het heil. Daaruit blijkt de verschillende invalshoek van hun optreden. Voor Johannes staat de grote dag van het gericht voor de deur, terwijl Jezus het oordeel naar de toekomst verplaatst. Hij verkondigt de heilstijd die met Zijn komst is aangebroken.
Verrassende samenstelling
De evangelist Lukas verkondigt bekering op een eigen manier door het profiel van bekeerden en onbekeerden te tekenen. De uitkomst hiervan blijkt verrassend en indringend te zijn, want de bekeerden bevinden zich juist onder tollenaars en zondaars die de oproep van Johannes ter harte nemen en zich rond Jezus verzamelen (Luk.5:27-29). Dat is ook het geval bij de zondige vrouw die Jezus’ voeten zalft en op die manier haar grote liefde voor Hem laat zien (7:36-50). Deze ‘tollenaars en zondaars’ zijn tot inkeer gekomen en vinden daarom de vreugde van het Evangelie. In de bekende gelijkenis schildert Jezus de verloren zoon die berouw krijgt over zijn levenskeuze, terugkeert, en met open armen in het huis van zijn vader wordt binnengehaald (15:20-24). De onbekeerde groep heeft eveneens een verrassende samenstelling, want hiervan maken ook de Farizeeën deel uit. Het ernstige probleem is dat zij aan geestelijk zelfbedrog lijden door de veronderstelling dat ze geestelijk gezond zijn en daarom geen dokter nodig hebben. Maar volgens Jezus zijn ze ziek (5:31). Ze lijken in hun levenspraktijk immers op onbekeerde tollenaars, omdat ze even sterk zijn gericht op geld, macht en eer, terwijl ze geen echte liefde tot God en hun naaste kennen. Dit laatste blijkt in hun trotse en jaloerse houding naar berouwvolle medemensen, zoals de oudste zoon uit de gelijkenis laat zien (15:25-30).
Een hemels routeplan
In Handelingen klinkt de boodschap van bekering volgens een hemels routeplan. Dit plan had Jezus aan het slot van het Lukasevangelie onthuld voor Zijn discipelen: ‘En in Zijn Naam moet onder alle volken bekering en vergeving van zonden gepredikt worden, te beginnen bij Jeruzalem.’ (Luk.24:47). Terwijl Petrus en de andere apostelen bekering in Jeruzalem verkondigen (Hand.2:38; 3:19), is het met name Paulus die deze boodschap bij de heidenvolken brengt.
Hierin herken je verschillende noties uit het Oude Testament. Bekering draait om het herstel van de verbroken relatie met God, waarbij een innerlijke en uiterlijke kant samengaan. Berouw en een innerlijke afkeer van het kwaad worden namelijk zichtbaar in het loslaten van de afgoden en een nieuw leven door het geloof in Christus. In lijn met het Oude Testament is ook de verkondiging dat bekering van levensbelang is vanwege een dubbel motief: Gods oordeel en liefde. Omdat Christus terugkomt om levenden en doden te oordelen, klinkt het Evangelie met bevel van bekering (3:12; 17:30). Geestelijke verandering is óók nodig als antwoord op de heilsboodschap van de gekruisigde en opgestane Christus.
De apostolische prediking van bekering roept alle hoorders tot God en stelt hen dus volledig verantwoordelijk. Toch is geloof in deze prediking niet te danken aan een beter afgestelde geestelijke antenne van sommigen. Nee, het werk van de Heilige Geest geeft de doorslag. Hij stuwt het Evangelie niet alleen van Jeruzalem naar Rome, maar zorgt ook voor de zegen onderweg. Dit is de vervulling van profetische beloften die erop wijzen dat de Heere Zelf voor geestelijke verandering zal zorgen (Jer.31; Ezech.36; Zach.12-14). Aan het einde van Handelingen stuit Paulus’ prediking in Rome opnieuw op het ongeloof van Joodse vertegenwoordigers. Ondanks deze afwijzing gaat Gods werk onder Jood en heiden door (Hand.28:30-31).
Nieuw licht
Er zijn veel overeenkomsten met het Oude Testament, maar toch valt in Handelingen nieuw licht op de boodschap van bekering. In de eerste plaats is bekering voor Israël nodig vanwege de schuld aan Jezus’ dood, zoals Petrus op de pinksterdag indringend verkondigt (2:36). Gelukkig is die ruimte er, want het Evangelie wordt na Goede Vrijdag en Pasen als eerste in Jeruzalem verkondigd. Ten tweede blijft de opwekking tot verandering niet beperkt tot Israël. Bekering krijgt een wereldwijde betekenis en raakt ook de heidenvolken. In de derde plaats komt daarbij een treffend verschil met Israël aan het licht: heidenen kunnen niet tot God worden geroepen op grond van een verbond.
Paulus neemt in Athene dan ook een ander uitgangspunt als hij aansluit bij het beeld van de onbekende god (17:15-34). Hij verkondigt God als de Schepper van hemel en aarde, Die de eeuwen door voor alle schepselen heeft gezorgd. Deze Schepper heeft recht op alle mensen en roept hen dan ook tot bekering. Paulus wijst daarbij op het komende oordeel dat in handen ligt van de opgestane Christus. Een ander verschil met Israël is dat heidenen geen bekering nodig hebben, omdat ze in directe zin schuldig staan aan Christus’ dood. Ten diepste is de hele wereld verantwoordelijk voor deze misdaad, maar in de oproep tot bekering aan de heidenvolken staat deze reden niet centraal. Dé reden is afgoderij. Paulus zegt dat indirect in zijn verdediging voor koning Agrippa. Hij verkondigt daar dat zijn missie onder de heidenen als
doel heeft om hen ‘te bekeren van de duisternis tot het licht en van de macht van satan tot God’ (26:18). Daarmee verwijst hij naar de macht van hun afgoden.
Poort tot de vrijheid
In de apostolische brieven wordt bekering helder gemaakt aan de hand van allerlei beelden. In Romeinen 6 is dat het beeld van bevrijding uit de slavernij van de zonde. Paulus stelt dat het leven in de zonde uitloopt op de eeuwige ondergang. Bekering is echter de poort tot de evangelische vrijheid en tot een leven in gerechtigheid (Rom.6:17-18). In Romeinen 8 verschijnen de beelden van vlees en geest als twee radicaal tegenovergestelde wegen: terwijl ‘vlees’ het leven in de zonde voorstelt, wijst ‘Geest’ op het nieuwe bestaan door de Heilige Geest. Als Paulus aangeeft dat de gelovige lezers niet in het vlees zijn maar in de Geest, verkondigt hij dus dat ze zijn verlost van hun leven in de zonde en via geloof en bekering verbonden zijn met God.
Dagelijkse bekering
De apostolische brieven vallen op, doordat bekering daarin als een voortgaand proces wordt beschreven. Je kunt dit ook ‘dagelijkse bekering’ noemen. Deze woorden komen niet uitdrukkelijk in het Nieuwe Testament voor, maar je kunt ze gebruiken om aan te geven dat bekering ook een levenslang gebeuren is. Om dit proces te beschrijven gebruikt Paulus in Efeze 4 en Kolossenzen 3 de beelden van ‘afleggen’, ‘uittrekken’ en ‘aandoen’ van kleding. Hij bedoelt dat elke gelovige is geroepen om de oude mens af te leggen of uit te doen en de nieuwe mens aan te doen of aan te trekken. Concreet wijst hij daarmee op het breken met zondige levenspraktijken als liegen, woede en laster, en op het streven naar zaken als liefde, nederigheid, geduld en vrede.
Een ander beeld voor bekering als proces – dat van het doden – wijst vooral op de negatieve kant ervan: ‘Dood dan uw leden die op de aarde zijn: ontucht, onreinheid, hartstocht, kwade begeerte, en de hebzucht die afgoderij is.’ (Kol.3:5) De noodzaak van dit radicale werk kom je ook in Romeinen 8:13 tegen: ‘Want als u naar het vlees leeft, zult u sterven. Als u echter door de Geest de daden van het lichaam doodt, zult u leven.’ Deze laatste tekst laat zien dat je als gelovige actief bent betrokken bij de radicale bestrijding van het kwaad. Daarmee word je niet op eigen kracht teruggeworpen, want je staat onder leiding van de Heilige Geest en daarom zul je uiteindelijk overwinnen.
De uitdrukking ‘dagelijkse bekering’ laat dus licht vallen op de dubbele werkelijkheid van het christenleven. De macht van de zonde is in het nieuwe leven door de Geest beslissend gebroken. Toch is het kwaad nog wel aanwezig en kan onder duivelse invloed een greep naar de macht doen. Daarom heeft bekering als een levenslang proces het element van strijd.
Alle mensen
Sinds de dood en opstanding van Christus is bekering een geestelijke zaak die alle mensen raakt, dus zowel Jood als heiden. Ze wordt in het Nieuwe Testament als een klemmende oproep verkondigd én is het werk van de Heilige Geest. Alleen zo groeit het Evangelie door. Bekering is een eenmalig gebeuren, maar ook een dagelijkse werkelijkheid. Ben je bekeerd? Als het goed is, zeg je daarop: Ja! En zeg je tegelijk: Ik ben er elke dag mee bezig.
Gespreksvragen
1. Welk aspect van bekering spreekt je vooral aan in dit overzicht van het Nieuwe Testament? Waarom?
2. Alle mensen worden tot bekering geroepen. Tegelijk is geloof in deze boodschap te danken aan het werk van de Heilige Geest. Hoe komt deze dubbelheid op je over?