Waar bent u naar op zoek?

blog

Dankbaar voor 33-jarige regering van koningin Beatrix

Vorstin met gezag

22-04-2013

In 1997 zei kroonprins Willem-Alexander in een interview met Paul Witteman: ‘Je bent nooit helemaal klaar voor de troonswisseling, het is een constante opleiding en hoe later je erin kan stappen, hoe beter het is.' Nu is het zover. We nemen afscheid van een geliefde vorstin, die een zegen voor Nederland was.

Wie in zijn leven een taak neerlegt, zeker als het om een zware verantwoordelijkheid gaat, zal dankbaar zijn voor geschonken wijsheid en gezondheid. Een christen erkent daarin de gaven van God – en dat geldt ook koningin Beatrix. In een van haar kersttoespraken zei ze ooit: ‘Mensen mogen God aanroepen voor leiding en bemoediging in het leven.’ Daarom is haar terugtreden allereerst een reden om Hem te danken voor wat ons land gedurende 33 jaar in deze vorstin ontving. In de verwoording van die dank mogen de kerken voorop gaan, met name aanstaande zondag.

 

Jezus’ offer

Wie als christen een taak neerlegt, weet tegelijk dat zelfs onze beste werken in dit leven onvolkomen zijn en met zonden bevlekt. Ook een koningin is aangewezen op de gerechtigheid die voor Gods gericht bestaan kan, zoals onze catechismus dat verwoordt, en die alleen in de Heere Jezus te vinden is.

Ik moet daarbij denken aan wat ds. J.H. Sillevis Smitt in maart 1966 in de trouwpreek van prinses Beatrix en prins Claus zei, namelijk dat hun bruidstijd in de lijdenstijd viel: ‘U weet waar Hij heengaat. Hij gaat naar de heuvel. Liefde tot het einde. Voor de losprijs, voor het offer. En uit de diepte van dat offer stroomt U toe om Jezus’ wil: leven en overvloed.’ Dat offer betekent ook verzoening en vergeving. Wachten op Gods inspraak, luisteren naar de wijsheid uit de mond van Christus, dat is de roeping van alle volken, ‘hetzij laag van staat, of hoog met eer bekroond, ’t zij rijk of arm’, zingt Psalm 49. Beter dan te leven uit dat offer kunnen we onze vorstin in deze bijzondere periode in haar leven niet toewensen.

 

Rustige tijd

Waarom danken we voor de 33-jarige regering van koningin Beatrix? Als we het geheel van de wereld bezien, blijkt het niet vanzelfsprekend dat een staatshoofd zijn of haar volk dient. Nog maar twee jaar geleden toonde de Arabische lente hoe een volk onderdrukt werd in onder meer Libië, Jemen, Tunesië, Egypte – om over Syrië maar te zwijgen.

Waar koningshuizen blijkens de praktijk in Zweden, Engeland en momenteel vooral Spanje – de vermeende corruptie van een prinses en de olifantensafari met een Duitse prinses door de koning – gevoelig zijn voor schandalen, heeft ons Oranjehuis de afgelopen decennia in dit opzicht een rustige tijd gehad. Natuurlijk was er discussie als de kroonprins een ‘droomvilla’ in Mozambique kocht, als de koningin een ‘blaaskaak’ als Edwin de Roy van Zuydewijn niet in de familie wil hebben of als zij tot ongenoegen van ministers militaire kapellen verbiedt het Wilhelmus te spelen in haar afwezigheid. Laten we ons dan herinneren wat ds. H.J. Kater in de doopdienst van prins Willem-Alexander zei: ‘Niemand is zo onvrij als iemand die in een paleis of koninklijk kasteel geboren wordt.’ Je zult maar 24 uur per dagen leven voor het oog van de camera.

 

Republikeins

We danken koningin Beatrix daarom voor de manier waarop zij invulling aan haar ambt gegeven heeft. Zij was met wijsheid bekleed, de gave waarom Salomo als koning bad. De dag van haar inhuldiging, 30 april 1980, ging de geschiedenis in als een van de grootste ordeverstoringen in ons land in vredestijd. Krakersrellen leidden tot grimmige gevechten in de Amsterdamse binnenstad. Tegen deze achtergrond is het mooi om te zien dat juist koningin Beatrix als weinig anderen heeft laten zien op welke wijze gezag gedragen moet worden.

We beseffen dat het vormgeven van het koningschap binnen de grenzen van de grondwet geen sinecure is, zeker in een kantelende cultuur. In 1996 richtten vooraanstaande Nederlanders het Republikeinse genootschap op, vier jaar later pleitte D66 voor een ceremonieel koningschap. Daarna moesten we uit de mond van Geert Wilders aanhoren dat de kersttoespraken van koningin Beatrix vooral ‘multi-culti onzin’ waren. In 2012 mag de Vorstin voor het eerst geen rol meer spelen bij de formatie van het kabinet. Terwijl zij een kwetsbaar instituut als onze monarchie in 33 jaar geen moment in gevaar gebracht heeft, is de voortdurende discussie over het terugdringen van haar bevoegdheden door diverse politici geen teken van waardering. Liever dan deze politici te citeren, wijs ik op het beginselprogramma van de SGP, waarin sinds haar oprichting in 1918 staat: ‘Welke regeringsvorm overigens ook goed moge zijn, aan ons land is het constitutioneel koningschap, opgedragen aan het Huis van Oranje, door God gegeven.’

 

Plichtsgetrouw

Het aftreden van koningin Beatrix laat ons niet onberoerd. Haar terugtreden doet de 33 jaar van haar regering als een film voor ons oog voorbijgaan. Het verdriet dat de laatste tien jaar haar leven stempelde, heeft ons temeer aan haar verbonden. Dan denken we het meest aan het overlijden van prins Claus, over wie oud-premier Van Agt ooit zei: ‘Als hij sprak, luisterden allen intens. Beatrix het allermeest. Wat Claus te zeggen had, was altijd raak en wijs.’

Als weduwe – die haar ouders verloor, terwijl haar zoon al veertien maanden in coma ligt – bleef ze plichtsgetrouw en professioneel haar taak verrichten. In dit opzicht was zij een identificatiefiguur: goed en toegewijd je werk willen doen ten dienste van mensen.

Als we afscheid nemen van koningin Beatrix als vorstin, doen we dat met het slot van haar trouwpreek, waar ds. Sillevis Smitt benoemt dat het antwoord op het ‘Volg Mij’ van de prins en prinses is: ‘Ich will dir mein Herze schenken’. Daarop zegt de predikant: ‘En weet U wat Zijn wederwoord is – want Jezus heeft het laatste woord – dat is: ‘Zie, Ik ben met U, al de dagen.’ Wie Mij volgt, zal nimmer in duisternis wandelen, maar hij blijft in het licht des levens.’

 

***

 

En toen was er weer een koning, na 123 jaar. Willem-Alexander Claus George Ferdinand, prins van Oranje, prins der Nederlanden, prins van Oranje-Nassau, jonkheer van Amsberg wordt koning Willem-Alexander. Zijn vrouw zal als echtgenote van het staatshoofd koningin Máxima genoemd gaan worden, met als eigen titel prinses der Nederlanden.

 

Culturen verbinden

De nieuwe koning zal op de imagolijstjes met zijn moeder en vrouw moeten concurreren. Prof. Jan Vis, oud-hoogleraar staatsrecht, zei ooit dat ‘de glans van het koningschap optisch veel geringer is dan van het vorstinnendom’. Waarom? Omdat een mooie jurk op het bordes beter oogt dan een uniform van een onderdeel van de krijgsmacht.

Voor de continuïteit van een instituut als het koningschap is een persoonlijke invulling ervan van betekenis. Om die reden is de voorbereiding van Willem-Alexander op zijn taak al jarenlang sterk gerelateerd aan de maatschappelijke werkelijkheid. Net als zijn beide ouders wil onze nieuwe koning welingelicht zijn, maar tegelijk iemand die zonder moeite hoogcultuur en populaire cultuur met elkaar verbindt.

 

Ds. Ter Linden

Belangrijker vinden we uiteraard de manier waarop de toekomstige koning Willem-Alexander in het leven staat. Daarin is de invloed van ds. C.A. ter Linden niet te onderschatten. Deze zei waar te nemen ‘dat hij gelooft in een God die een kracht in je leven is en achter je staat. Niet een God die alles bestuurt en bedisselt’. Bij deze predikant was de kroonprins helaas niet in goede handen, toen hij leerde dat het ‘in vele verhalen van de Bijbel niet zozeer gaat om history, maar om story’. In 1997 deed de prins belijdenis, waarna hij zichzelf wel als gelovig, niet als kerkelijk typeert.

Waar onze nieuwe koning en koningin aantreden in een tijd waarin het christelijk geloof meer en meer onzichtbaar wordt in het publieke leven, mag de kerk beoefenen ‘wat goed en welgevallig is in de ogen van God’, namelijk gebeden, voorbeden en dankzeggingen voor koningen en allen die hooggeplaatst zijn. Om dat gebed ‘bij het opgroeien van het kind’ vroeg ds. H.J. Kater al in de doopdienst van Willem-Alexander. Daarbij sprak hij de hoop uit dat de prins ‘zijn positie en privileges zou hanteren als wapens der gerechtigheid en erin zou slagen deze te stellen in dienst van God en de naaste’.

Ja, ook een koning heeft de hele wapenrusting van God nodig.

P.J. Vergunst