Vreugde der wet
Gods weg met Zijn volk Israël is een geheimenis, een verborgenheid. Paulus noemt in Efeze 3 de roeping van de heidenen, van ons, echter evenzeer een geheimenis, door de Heilige Geest geopenbaard. Heidenen worden mede-erfgenamen, mogen tot hetzelfde lichaam behoren. De Israëlzondag herinnert ons eraan.
Er zijn dingen waarvan je – al is het niet ernstig – altijd spijt houdt. Die ervaring had ik 32 jaar geleden in Tiberias. Het was niet lang voordat de zogenoemde ‘Golfoorlog’ uitbrak. Vrijwel aan het einde van een twaalfdaagse reis door Israël streden vermoeidheid vanwege de oorlogsdreiging en zin om weer naar huis te gaan om de voorrang. Het was donderdagavond, de laatste dag van het Loofhuttenfeest, die zeven dagen waarop de Joden zich hun reis naar het beloofde land, Kanaän, in herinnering brengen én waarop ze danken voor de oogst. Van de drie grote feesten wordt dit het meest uitbundig gevierd. Als eeuwen eerder tijdens de woestijnreis wonen ze tijdens dat feest in hutten en tenten. Die laatste dag mag er (Lev.23:36) geen enkel dienstwerk gedaan worden.
De achtste dag
Vreugde der wet, dat is de benaming voor de laatste dag, de achtste. Zeven dagen feest zou voldoende moeten zijn, maar, zegt een overlevering, ‘God kan geen afscheid van Zijn volk nemen en daarom is er een achtste dag’. Veelal wordt die achtste dag gebruikt om extra te bidden om regen én wordt in de synagoge de vreugde der wet gevierd.
Wel, die donderdagavond in Tiberias was het Vreugde der wet. Verzadigd van indrukken in het land van de Bijbel liet ik die avond een bezoek aan de synagoge voor wat het was, het zicht op Joden die letterlijk dansen vanwege de vreugde die de Torah, de wet van God, biedt. Nog altijd spijt me dat. Het komt weer boven nu de vreugde der wet thema van de Israëlzondag is.
Messiaanse heerlijkheid
In Johannes 7 vinden we de broers van Jezus op het Loofhuttenfeest, terwijl de Heiland in het verborgen volgt, omdat Zijn tijd nog niet gekomen is. Halverwege gaat Hij in de tempel toch onderwijs geven én op de laatste, die grote dag van het feest (Joh.7:37), licht er iets op van Zijn messiaanse heerlijkheid, klinkt er een ontroerende uitnodiging. Juist als Israëls reis door de woestijn herdacht wordt, de tocht waarin altijd gebrek aan water was, roept Hij: ‘Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken. Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien.’
Jezus Zelf herinnert zo aan het woord uit Jesaja 55: ‘O, alle dorstigen, kom tot de wateren… Luister aandachtig naar Mij, eet het goede, en laat uw ziel vreugde scheppen in overvloed.’ Hier toont Hij Zich de Messias naar Wie het volk eeuwen uitzag. Aangrijpend is in Johannes 7 dat er over Hem verdeeldheid ontstaat, dat de geestelijke leiders spraken over misleiding door Hem. Tot het Zijne gekomen, door de Zijnen niet aangenomen. Ook dat is Israëlzondag, het gebed met Paulus vanwege het ongeloof, terwijl (Rom.9:5) ‘uit hen wat het vlees betreft de Christus voortgekomen is, Die God is, boven alles, te prijzen tot in eeuwigheid’.
Israëlzondag
Komende zondag hebben we Israël als volk van Gods verkiezing extra in het vizier. Liefde tot dit volk mag tot het DNA van elke christen behoren. Dat is geen wet die je de ander oplegt. Het heeft te maken met ‘zicht op Israël’, zoals ooit een serie boekjes heette. Voor wie die liefde niet ervaart, kan Israël zomaar gelijk worden aan elk willekeurig land. Treffend is in dit verband dat de Joods-Amerikaanse Nobelprijswinnaar voor de vrede Elie Wiesel ons leerde dat liefde zich niet verhoudt tot haat, maar tot onverschilligheid (‘ik heb gewoon niets met Israël’), een onverschilligheid waarvan de Joden in de Tweede Wereld-oorlog het slachtoffer werden. Wiesel: ‘Onverschilligheid tast alles aan, sust in slaap en doodt nog voordat het doodt.’
De vernietiging van zes miljoen Joden bracht in de Nederlandse Hervormde Kerk na de oorlog de bezinning op gang over de blijvende betekenis van Israël en leidde een jaar na het uitroepen van de staat Israël tot het jaarlijks houden van een Israëlzondag. Wat is het doel hiervan? Dat we ons extra bewust zijn dat toen de Heere Zijn hand naar de heidenen uitstrekte, Hij daarmee Zijn eigen volk niet uit Zijn handen vallen liet. Als de heidenvolken mogen délen in de erfenis, wordt de erfenis van Israël niet afgenomen. Die ene zondag herinnert ons eraan dat dit ook de rest van het jaar ons theologisch denken stempelt.
Zachtmoedig
In de opvoeding leren kinderen ‘hun plaats te kennen’, niet op de plaats van een ander te gaan zitten. Met bescheidenheid heeft dit te maken. Zo kan de kerk niet óp of zelfs ín de plaats van Israël komen. In Paulus’ beeld van de olijfboom komen de wilde takken niet op de plaats van de natuurlijke takken, maar worden ze ertussen geënt.
Ten dienste van de eredienst biedt het Centrum voor Israëlstudies (CIS), waarin onder andere de GZB participeert, een preekschets over de laatste verzen van Mattheüs 11 aan, waarbij de ‘vreugde van de wet’ het thema is. Mattheüs 11 verhaalt van Jezus’ oproep aan vermoeiden en belasten om te komen tot Hem. Het zijn de bijbelverzen die ons het karakter van de Heiland tonen, Zijn diepste wezen: zachtmoedig en nederig. ‘Volgens Zijn eigen getuigenis is dit het hart van Christus. Dit is wie Hij is. Teder. Open. Gastvrij. Behulpzaam. Begrijpend. Bereidwillig’, schrijft de hedendaagse puritein Dane Ortlund. Zó heeft Hij Zijn Joodse volksgenoten genodigd.
Het pad van Uw geboden
Het juk waarover Jezus spreekt, is zacht en Zijn last is licht. Het doet ons denken aan het onderwijs van de apostel Johannes: ‘Want dit is de liefde tot God dat wij Zijn geboden in acht nemen; en Zijn geboden zijn niet zwaar.’ (1 Joh.5:3) Niet dat het in Jezus’ oog niet veel is wat de Heere vraagt, maar omdat wat Hij vraagt bij Hemzelf te vinden is, valt het doen van de geboden niet zwaar. Dát kunnen we leren van Israël, dat het liefhebben van God zichtbaar wordt in het gehoorzamen van Zijn geboden.
In ons taalveld heeft ‘onder het juk van iemand doorgaan’ geen positieve betekenis. In Mattheüs 11 verwijst het juk van Christus echter naar verbinding met en navolging van Hem. Zijn volgeling erkent het gezag van Hem én vindt vreugde in het doen van de Torah. Ook de Psalmen, die we met Israël zingen, onderwijzen ons hierin. ‘Doe mij treden op het pad van Uw geboden, want daarin vind ik vreugde,’ leert ons Psalm 119.
Blijdschap en rust
De Joden dansen in de synagoge op de laatste dag van het Loofhuttenfeest. Met de Torah-rollen gaan ze zelfs naar buiten, om anderen in de vreugde te betrekken. Past het in onze cultuur dat wij ingetogener zijn? In 2 Korinthe 1 corrigeert Paulus ons dan, als hij naar de gemeente komen wil ‘om medewerker te zijn aan haar blijdschap’, dat is een diepe blijdschap vanwege wat God doet! Het zijn de Joden die ons leren kunnen dat Gods geboden niets van doen hebben met ‘wettisch’, maar dat ze een bron van vreugde zijn. De profeet Jeremia al (6:16) sprak tot Israël: ‘Ga staan op de wegen, en zie, vraag naar de aloude paden, waar toch de goede weg is, en bewandel die. Dan zult u rust vinden voor uw ziel.’ Opnieuw: rust in het doen van de geboden! En op de grens van oude en nieuwe verbond zingt Zacharias ervan dat de Messias gekomen is om onze voeten te richten op de weg van de vrede.
Maaltijd
Parallel aan het door het Centrum voor Israëlstudies aangereikte thema heeft de Protestantse Kerk met het oog op komende zondag een eigen thema, ‘Aan tafel’, dat aansluit bij het jaarthema van de kerk. Met het oog op de gemeenten spreken we de wens uit dat kerk en CIS voortaan de handen ineenslaan en gezamenlijk een thema kiezen, al is tegelijk waar dat verbondenheid met het Joodse volk via véle bijbelgedeelten aangereikt kan worden. Bij de kerk ligt de focus op Lukas 14, de geschiedenis waarin Jezus de maaltijd gebruikt in het huis van een van de leiders van de Farizeeën en waar de Heiland deze woorden spreekt: ‘Zalig is hij die brood zal eten in het Koninkrijk van God.’
In feite gaat het vanuit dit gedeelte om dezelfde noties als in de bezinning op de vreugde van de wet. Het samen eten, dat we op veel plaatsen in de Bijbel tegenkomen, illustreert het verbond tussen God en het Joodse volk, en ook rond dit thema waait het perspectief breed. Denk aan Jesaja 25, dat feestmaal voor alle volken, dat net als de stromen van levend water overvloed betekent. Gods hart is ruim, Gods liefde reikt wijd, Gods geboden zijn een weg om te gaan en Gods huis moet én zal vol worden. In Jezus komt dit alles bijeen, door de oude Simeon bezongen: val en opstanding van velen in Israël en teken dat tegengesproken zal worden én tegelijk ‘een licht om de heidenen te verlichten en om Uw volk Israël te verheerlijken.’