Waar bent u naar op zoek?

blog

Openingswoord jaarvergadering Gereformeerde Bond

Vreugde over de kerk

02-06-2015

De verhouding tussen de kerk en de Gereformeerde Bond is altijd spanningsvol geweest, vanaf het ontstaan van de Gereformeerde Bond.

Hoe beoordeelt de Protestantse Kerk in Nederland de beweging van de Gereformeerde Bond? Die vraag laat ik nu rusten. Ik stel de vraag vandaag omgekeerd: hoe waardeert de Gereformeerde Bond de Protestantse Kerk? Hoe is onze innerlijke houding ten opzichte van de kerk? Hebben wij geloof voor de kerk? Hebben wij het gevoel dat de Gereformeerde Bond het geheel van de kerk nodig heeft? Leeft onder ons het besef dat wij een roeping hebben voor de kerk?

Soms wordt er laconiek gesproken over de kerk. Ik hoor soms badinerend spreken over de ambtelijke vergaderingen. Veel minder vaak hoor ik in erediensten gebed voor de ambtelijke vergaderingen. In de plaatselijke gemeente en ook bij kerkenraden ‘leeft’ de kerk niet. Waar komt dat vandaan? En: is dat erg?

Verbond

Ik probeer met drie steekwoorden verheldering te brengen. Allereerst het verbond. Visie op de kerk hangt altijd samen met de vraag of we de kracht van het verbond geestelijk verstaan. God gaat met ons om op de wijze van het verbond. Dat begint bij Abraham, dus bij de verkiezing van het volk Israël. Na de komst van Christus worden ook niet-besnedenen uit de volken toegevoegd bij het verbond. Pasen en Pinksteren bezegelen dat. De gereformeerde traditie houdt met dit theologische uitgangspunt het Oude en Nieuwe Testament bijeen. De Vader van Jezus Christus is de God van Israël.

Deze inzet bij het verbond brengt met zich mee dat de Reformatie vanuit God denkt, ook en juist als het over de kerk gaat. Hij is het namelijk Die Zijn verbond eenzijdig aangaat met Abraham. De HEERE informeert niet eerst bij Abraham of hij nut en noodzaak van het verbond inziet. Hij tast niet eerst af of Abraham er wel voor voelt.

De Heere verkiest Zijn kerk, roept die door Zijn woord en Geest bijeen, en bewaart haar tot in eeuwigheid. Net zo min als Abraham ooit gevraagd heeft om een verbond met God, net zo min zouden we ons ooit een kerk kunnen denken die door mensen opgezet wordt. Omdat God in Zijn onvoorstelbare trouw Zijn kerk bewaart, past ons niets anders dan dankbaar onze plaats in te nemen in de kerk. Als het geestelijk verstaan van het verbond wegslijt, raakt het zicht op de kerk in het slop. Dan raken we de katholiciteit kwijt en verstrikken we ons in provincialisme.

Andere kant

Ik haast te me om te zeggen, dat er ook een andere kant aan het verbond is: als de HEERE Zijn verbond met ons aangaat, zijn wij geroepen met geloof en in gehoorzaamheid te reageren. Het zal er om gaan dat wij werkelijk leven in de vreze des HEEREN. De kerk is ook geroepen om te weren alles wat onheilig is, alles wat afbreuk doet aan Gods eer. Het hoofdbestuur heeft daar in geschrift en gesprek onlangs nog op aangedrongen bij het moderamen van de kerk.

Rechtvaardiging

Een tweede facet noem ik. Paulus begint in elke brief met God te danken dat er een gemeente, een kerk is. Waarom verheugen wij ons weinig over de kerk? Dat hangt mijns inziens samen met het kernstuk van de Reformatie: de rechtvaardiging van de goddeloze. Dr. J. Koopmans zei: ‘De kerk is de plaats waar Christus met zondaren samenwoont.’ In die enkele woorden wordt diep gepeild. Om Zijn verbond te bezegelen heeft God uiteindelijk Zijn eigen Zoon gezonden, onze Heere Jezus Christus. In de evangeliën lezen we keer op keer dat Hij onreine mensen aanraakt. Hij neemt Zijn intrek bij tollenaren. Hij gebruikt de maaltijd met zondaren. Hij zoekt en redt wat verloren is. Tot grote ergernis van in eigen oog rechtvaardigen, die geen dokter nodig hebben. Maar de zondaars vinden bij Hem vrijspraak, vergeving, genezing, toekomst. Totaal onverdiend! Zij zijn verrast en huppelen van vreugde. Behouden worden is louter genade van Zijn kant. Dat is de kerk: mensen die in zichzelf gebroken zijn, en in Hem genezen. Die in zichzelf de dood vinden, maar in Christus het leven. Die zich beklagen over hun zonden en zich verblijden in de Heere.

Als we werkelijk doorleven hoezeer het geheel en al genade is, zullen we nooit meer op een ander neerkijken. Je wordt voorzichtig in het verschil maken tussen meelevende en randkerkelijke leden, waarbij je jezelf al had ingedeeld bij de eerste groep. Wij hebben niets te roemen dan alleen in het kruis. Als het waar is dat wij dicht bij het kruis van Christus leven, zouden we als vanzelf ook dicht bij elkaar komen: allen evenzeer aangewezen op dezelfde grondeloze barmhartigheid. Als wij neerbuigend spreken over andere broeders en zusters in de kerk, verraden we daarmee dat we de rechtvaardiging van de goddeloze niet diep genoeg verstaan en beleven. Dan vergeten we: ik breng het in de kerk nooit verder dan vrijgesproken zondaar zijn. Ik kan mij slechts bevoorrecht weten dat het God heeft goed gedacht dat ook ik mag behoren tot Zijn kerk.

Ook hier is een andere kant aan de medaille. De rechtvaardiging kan geen moment worden los gezien van de heiliging. Ze zijn niet los verkrijgbaar. Beide ontvangen we ineen, door de inlijving in Christus. Rechtvaardiging van de goddelozen betekent niet rechtvaardiging van goddeloosheid. De kerk heeft te waken over de zuiverheid van de leer. De kerk moet strijden voor het geloof dat eenmaal aan de heiligen is overgeleverd. Die strijd wil de Gereformeerde Bond niet ontlopen. Maar wel in verbondenheid aan de kerk, in het diepe besef dat wij zelf tot die kerk behoren.

Cultuur

Het derde aspect is van een andere orde. Het raakt minder de essentie van het geloof, maar speelt wel een rol van betekenis. Ik bedoel de culturele ontwikkelingen, de wind die wij opsnuiven, de omstandigheden waarin wij leven. Wij zijn mensen van onze tijd. Wij zelf ook, als gereformeerde belijders. Dat is geen verwijt, maar een constatering. (Ons zou hooguit verweten kunnen worden dat we dat niet voldoende verdisconteren.) God geeft ons een roeping in de 21e eeuw. Hij zal daar in Zijn voorzienigheid bedoelingen mee hebben. Gereformeerd belijden gebeurt altijd in rapport met de tijd. Kerkverlating komt niet alleen bij vrijzinnige en midden-orthodoxe gemeenten voor. Ook wij verliezen alle vanzelfsprekendheden, in hoog tempo. Of moet ik zeggen: wie leeft uit Gods genade voor zondaren heeft nooit enige vanzelfsprekendheid gekend?

Ego

Een kenmerk van onze tijd is het individualisme. Het eigen ego staat centraal. Mijn leven is mijn project. Dat verhoudt zich moeilijk met de bijbelse notie van het verbond. En dus ook met de kerk als collectief, als verzamelde kudde. ‘Ik geloof wel, dominee, maar op mijn eigen manier, daar heb ik de kerk niet bij nodig!’ Dat horen we bij als predikanten aan de deur bij mensen in onze gemeente. Maar je hoort het ook bij allerlei clubs en organisaties en kringen en conferenties en toogdagen: ‘Wij geloven op onze eigen manier. Daar hebben de we kerk niet bij nodig, het gaat prima zo!’

Mij dunkt, dat is eerder postmodern individualisme dan bijbels belijnd geloof. Zo raken we elkaar kwijt, laten elkaar los, verliezen we elkaar. We verliezen de liefde tot elkaar. Het gesprek van hart tot hart over wezenlijke dingen stokt. Het geloofsgesprek floreert niet. Elie Wiesel, de Joodse schrijver die de Holocaust overleefde, zei, in een ander verband overigens: het tegenovergestelde van liefde is niet de haat, maar de onverschilligheid.

Erg

Is het erg als we de kerk uit het zicht verliezen? Ja, dat is erg. Want dat verraadt dat we Christus uit het zicht verliezen. Wie kan onder het Hoofd zijn, maar niet in het lichaam? Wij hebben de kerk nodig, omdat we alleen samen met alle heiligen de hoogte en diepte, de lengte en de breedte van Gods liefde kunnen verstaan. Het is onmogelijk Christus te belijden als je grote Herder, en tegelijk geen interesse te hebben voor de andere schapen. De Heere metselt levende stenen in in Zijn tempel. Daarom zullen wij de kerk liefhebben. Voor alle duidelijkheid: niet vanwege de kerk − er is immers genoeg op haar aan te merken. Maar om Christus’ wil.

Ambtelijke volmacht

Het jaarthema van de Gereformeerde Bond wil ons aan het denken zetten over de betekenis van de ambtelijke volmacht voor de opbouw van de gemeente. Relativering van het ambt past goed bij de culturele ontwikkelingen. Er is vraag naar leiders, naar huisgemeenten, naar informele bijeenkomsten, naar kortlopende projecten. Toch willen wij die kant niet op. Bij kerk zijn past geen kortademigheid, maar trouw en volharding.

De kerk heeft alleen toekomst als zij met volmacht de Naam van Christus verkondigt. Hij is voor onze zonden gestorven, en op de derde dag opgewekt. Dat is het Evangelie! Een alternatief evangelie bestaat niet (Gal.1:6-9). Zo prediken wij en zo hebt u geloofd, schrijft Paulus aan de Korinthiërs. En niet tevergeefs (1 Kor.15:1-11). De levende Heere is onze enige hoop. Als u tenminste in het geloof blijft, gefundeerd en vast… (Kol.1:23).

Uitzicht

Hebben we de Protestantse Kerk lief? Dan zullen we voor haar bidden. Leeft het besef dat we elkaar nodig hebben? Dan zullen we als gemeenten naar elkaar omzien, ook als de bemensing voor de visitatie moeilijker wordt. Hoe moet het verder met de Protestantse Kerk, die in zichzelf zo verdeeld is? Hoe zal het ambt en de ambtelijke vergadering functioneren in 2025? Hoe zien onze gemeenten er dan uit? Wij weten het niet. Wat wij weten is dat Christus ons heeft beloofd: ‘Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijft tot in eeuwigheid’ (Joh.14:16).

Wat staat ons te doen? Christus aan Zijn Woord houden, roepen om Zijn Geest en uitzien naar Zijn komst.

J.A.W. Verhoeven

Ds. J.A.W. Verhoeven is predikant van de hervormde gemeente te Leerdam en tweede voorzitter van de Gereformeerde Bond. Tijdens de jaarvergadering van de Gereformeerde Bond, op 21 mei jl. in Putten, sprak hij het openingswoord.