blog
Vreugdeboden
Jesaja ziet Jeruzalem en de steden van Juda: verlaten ruïnes zijn het. De meeste bewoners ervan zijn gedeporteerd, naar Babel, het strafkamp. Is er nog troost voor Israël? Het voelt zich vergeten door God.
Het volk wordt geïmponeerd door de processies voor dé god van Babel, Marduk. Wat kan Israël beginnen tegen de god van deze politieke reus? Babel laat Israël niet gaan. Israël zelf verwereldlijkt grotendeels, schikt zich. Noodgedwongen? Velen bouwen aan hun aardse toekomst. De welvaart van Babel is zo slecht nog niet.
Roep!
Maar Israël hoort thuis in Jeruzalem, in Juda, want daar wil God wonen bij Zijn volk. In Jeruzalem was Zijn tempel, waar de dienst van de verzoening plaatsvond. Deze tempel is echter verwoest. De toorn van God over Israëls afgoderij drukt zwaar op Israël. Er zijn er slechts weinigen die dat beamen en beleven.
Niemand heeft uitzicht. Behalve Gods profeet, Jesaja. Hij hoort een stem uit de hemel: ‘Roep!’ (Jes.40:6) Hij reageert met: ‘Wát of hoe zou ik roepen?’ Jesaja kan geen enkel troostwoord bedenken.
Gods volk is immers schuldig en heeft geen kracht in zichzelf. Israël onderscheidt zich niet wezenlijk van de andere volken. De stem uit de hemel bevestigt dat: ‘Voorwaar, het volk is gras. Het gras verdort, de bloem valt af.’ Dat zegt onze God opdat Israël en wij volstrekt wanhopen aan onszelf. Dit is echter niet Zijn laatste woord.
Er volgt een verrassend goddelijk ‘maar’: ‘Maar het Woord van onze God bestaat voor eeuwig.’ Dat Woord uit Gods hart bewerkt Israëls verlossing uit Babel. Dat beloftewoord werkt krachtig. Er is nog niets van te zien. En toch zal het heerlijk vervuld worden. ‘Alle vlees zal het zien!’
Hoopvolle blijdschap
God wil dat Jesaja Jeruzalem oproept om Gods vreugde te worden voor de verwoeste steden van Juda. God wil wanhoop, droefheid, en zondige berusting veranderen in hoopvolle blijdschap.
Jeruzalem mag zich niet inhouden. Het moet zichtbaar, vanaf een hoge berg, en luid hoorbaar het ‘Adventsevangelie’ uitroepen. Zonder vrees. ‘Zie, uw God’. (vs.9)
Zo wijst de Geest van de profetie Israël en ons op onze God alleen. Ook op dit kerstfeest doet Hij dat, nu velen in Gods gemeente in de ban zijn van boze machten. Hoeveel jongeren en ouderen zijn niet eenzaam, onzeker en angstig? Verslaafd zijn we aan zichzelf en onzichtbare machten, van wie we van alles moeten. We worden soms doodmoe van het appèl dat de smartphone en ‘de prestatiegoden’ op ons en onze kinderen doen. Zij eisen het onmogelijke. De prijs voor welvaart, ‘het winnen van de wereld’, is hoog, zegt Jezus. ‘Want wat baat het een mens als hij heel de wereld wint en aan zijn ziel schade lijdt?’ (Matth.16:26)
Christus’ gemeente wordt, juist nu, geroepen om Gods vreugdebode te zijn. Grote blijdschap wordt niet alleen in de kerstnacht verkondigd, maar ook in onze tijd, zelfs door een krimpende kerk die vaak lijkt op een trieste ruïne. Opnieuw klinkt echter die vraag: wát of hoe zou ik roepen? Het antwoord is nog steeds: Zie, uw God. Kijk omhoog.
Gedachten van vrede
‘Zie de Heere, Heere! Hij komt. Zijn arm zal heersen.’ (Jes.40:10) Zo’n Evangelie hebben Israël en wij nodig. Ruïnes in Juda, in Nederland, luister. Gods oordeel over de afschuwelijke afgoderij van Zijn volk in Israël, in Babel en hier is rechtvaardig, volkomen verdiend.
Maar onze God is heilig, geheel anders dan Israël en wij. Aan Jeremia beloofde Hij: ‘Want zo zegt de Heere: Voorzeker, pas wanneer zeventig jaren in Babel voorbij zijn, zal Ik naar u omzien. (…) Ik immers, Ik ken de gedachten die Ik over u koester, spreekt de Heere. Het zijn gedachten van vrede en niet van kwaad, namelijk om u toekomst en hoop te geven.’ (Jer.29:10-12)
Gedachten van vrede leven in Gods Vaderhart. Hoe troostrijk! Want tegen Zijn kracht is geen ‘overheid of macht’ die ons knecht, opgewassen. Met die kracht bevrijdt Hij Zíjn volk en beschermt Hij het tijdens de woestijntocht. En Hij komt niet alleen tot de ruïnes van Juda. Zíjn bevrijde volk is bij Hem. Zijn arbeidsloon, Zijn duurgekochte kudde, gaat voor Hem uit.
Vervulling
Deze profetie is vervuld. De Geest zegt het bij de kribbe: Zie, de Heere is Heere ( Kurios!). Met kracht is Hij gekomen, terwijl Zijn arm zal heersen. Is dit arme Kindje de Verlosser? Zal dit Kind de machten, die Gods kudde uit Israël en de volken tiranniseren, ‘verpletteren met een ijzeren scepter’? (Psalm 2). Is die hoop reëel? Wie verwacht verlossing van ‘dit Kindeke, klein en teer’? Dat doen mensen die het profetische woord van de Vader over Hem geloven, zoals Simeon en Anna. Zij verwachtten in de tempel – in Gods oog een ‘bouwval’ – de Vertroosting van Israël. De Geest trekt hen onweerstaanbaar naar Gods beloofde Kind. Simeon neemt Het in zijn armen. Hij looft God hemelhoog en kan in vrede heengaan, want, zegt Simeon, ‘mijn ogen hebben Uw zaligheid (letterlijk: het reddende (Kind) van U) gezien’. Zo wordt ook Jesaja 40:5 vervuld. ‘Alle vlees’ mag in de voorhof immers Gods reddende Kind zien.
Anna komt erbij. Zij reageert op Simeons lofzang. Ook zij looft haar God met een onuitsprekelijke vreugde. Simeon en Anna, die ‘treurden’ op de ruïnes van Jeruzalem, bleven de Heere verwachten. Nu zijn ze ‘zalig’, vertroost, verblijd, Gods vreugdeboden.
Simeon getuigt: dit Kind is hét teken van Gods liefde. Hij is ook bestemd tot een teken dat in Israël tegengesproken zal worden. Tegelijk zal Hij een licht zijn om de heidenen te verlichten, en tenslotte ook tot ‘heerlijkheid’ van Israël zijn. Ook Anna getuigt van Hem tot allen die de verlossing in Jeruzalem verwachtten. Dus ook die ‘treurende wachters’ worden door dit Kind verblijd en vertroost.
Vreugdeboden
Worden ook wij op de ‘ruïnes’ van ónze kerk tot vreugdeboden van dit Kind geroepen? Stellig. Jesaja getuigt in hoofdstuk 53 van Hem dat Hij onze ziekten en zonden op Zich genomen heeft, want het behaagde de Heere om Hem, in plaats van de tegensprekers uit Israël en de volken, te verbrijzelen.
Deze Gekruiste lééft. Hij komt vandaag nog tot Zijn ‘geruïneerde’ kerk. Verhef daarom uw stem, wees niet bang. Zeg tegen de ‘ruïnes’ van Israël en Gods gemeenten: Zie uw God! Hij komt tot u in de prediking en straks op de wolken, met de kracht van Zijn opstanding, bloed en Geest, om te verlossen.
Waterbronnen
Dat is geen Evangelie voor gearriveerde christenen. Wie leeft van goedkope genade, treurt niet over zichzelf en verwacht Hem niet. Maar Hij zal komen met de engelen van Zijn kracht. En Hij straft hen, die Zijn Evangelie ongehoorzaam zijn. Daarom klinkt de oproep tot bekering. Het hardste hart maakt Hij nu nog zacht.
Bemoedigend is dit Woord voor allen die verdrukt worden vanwege Zijn Evangelie. Die treuren over zichzelf, over Israël en de kerk, en toch Zijn komst blijven verwachten. Zij zullen vertroost worden wanneer Hij komt. Met kracht zal Hij heerschappij oefenen.
Hij draagt Zijn verloste kudde op Zijn hart. Hij gaat ons voor door deze aardse woestijn naar het Jeruzalem dat boven is. Dat is hoopvol voor de kleintjes, de zwakken en vermoeiden onder ons. Als een Herder weidt Hij zijn kudde; Hij brengt de lammetjes bijeen en draagt ze in Zijn schoot. De zogende moederschapen jaagt Hij niet op. Hij zal hen zachtjes leiden totdat Hij hen volkomen verlost heeft. Hij leidt hen naar de levende waterbronnen van het nieuwe Jeruzalem. En dáár zal God alle tranen van hun ogen afwissen. Eeuwige vreugde geeft onze Verlosser aan allen die Hem verwachten. Haastig komt Hij, met kracht!
P.H. van Trigt