Waar bent u naar op zoek?

blog

Openingswoord predikantencontio Gereformeerde Bond

Vreze des HEEREN

14-01-2015

‘De Heere is nabij.’ Het is maar zo’n klein tussenzinnetje in de Filippenzenbrief. Een woord dat, dunkt me, in elk willekeurig Schriftgedeelte zou kunnen staan.

De gemeente wordt er tussen allerlei vertroostingen en vermaningen door aan herinnerd dat zij leeft in de tegenwoordigheid van God. Of ze dat nu beseft of niet: Hij is nabij.

Wat deze nabijheid betekent, werd Mozes duidelijk bij de brandende braamstruik. Daar openbaarde de God van Abraham, Izak en Jakob Zijn Naam: HEERE. Ik zal zijn Die Ik zijn zal. Een naam die niet alleen getuigt van betrouwbaarheid en waarachtigheid, de Naam van een God Die Zijn geloften gestand doet – maar een Naam die ook getuigt van nabijheid: IK ben erbij. En Ik kóm er dus ook bij: bij Israël, in haar ellende, haar zonde, haar hoop, haar verwachting.

Wonderlijk. De Verborgene openbaart Zich, de Verhevene komt nabij, de Geduchte is ook de Liefdevolle, de Toornende is ook de Vergevende. De Heere laat daarom altijd met twee woorden van Zich spreken. Zo is Hij nabij, geheimenisvol en spanningsvol. Omdat de Geopenbaarde evenzeer de Verborgene is, de Nabije de Verhevene, de Liefdevolle de Geduchte, de vergevende de toornende God.

Nabijheid en afstand

Wat de nabijheid van de Allerhoogste betekent, valt daarom nooit onder één noemer te brengen. Enerzijds roept deze nabijheid van God de heilige huiver van Mozes op: doe uw schoenen van uw voeten, want de plaats waarop u staat is heilig. Waar God nabij is en nabij komt, worden wij door heilig ontzag bevangen. Johannes valt later als dood aan Zijn voeten. Anderzijds is deze nabijheid van God zo genadig, dat noch Mozes noch de braamstruik in Zijn gloed verteert. Hij komt zo nabij, dat je wel weg wilt vluchten, en toch ook niet. Omdat Zijn nabijheid troost en licht betekent, rust, blijdschap en vrede. In de ontmoeting met de levende God ervaren wij afstand en nabijheid, nabijheid en afstand. Of, om het met woorden uit de hulpverlening te zeggen: een maximale distantie en een maximale nabijheid. Verheug u met huiver.

Voor deze geloofsomgang met de Heere reikt de Heilige Schrift ons het begrip ‘de vreze des Heeren’ aan. Zij is de reactie op de ontmoeting met Hem Die nabij is en nabij komt. Zij wordt opgeroepen door een God Die ons zo dicht op de huid komt, dat we als aan de grond genageld staan. En zij wordt geschonken door een God Die ons zo dicht op de huid komt, dat we er blij van worden: God is tegenwoordig, God is in ons midden!

Evenwicht

Het mooie van de bijbelse uitdrukking ‘vreze des Heeren’ is dat zij het evenwicht bewaart in het spreken over God, en dus ook in het leven met God. Voor ons eigen leven met de Heere, en ook voor dat van de gemeente, is ze dus onmisbaar. Leven met God is (om met Romeinen 8:15 te spreken) geen leven door een Geest van slavernij die opnieuw tot angst leidt. Hoevelen leven met God alsof Hij een permanente bewakingscamera is – zonder een oog dat mij in liefde gadeslaat? Dan is de vreze des Heeren versmald en verengd tot een leven in slaafse vrees, in een al dan niet bewuste geest van wetticisme. Wie zo leeft, doet in feite het beeld van God geweld aan, en spreekt niet recht van Hem. Is de Verhevene dan niet de Nabije? En is de Rechtvaardige dan ook niet de Barmhartige?

We spreken echter ook niet recht van Hem als wij leven alsof een God een Vriend is die vooral naast en achter ons staat – maar Die je nooit tegenspreekt. Hoe snel vervallen we dan tot nonchalance, gemakkelijkheid en oppervlakkigheid? Is de Nabije dan niet de Verhevene? Eén van de vragen die moslims aan christenen stellen, is de vraag naar de eerbied en het ontzag voor God. Veelzeggend.

Twintig jaar geleden schreef dr. Van Brummelen: ‘Vele gemeenten zakken naar de ene of de andere kant scheef. Zij verstarren of vervloeien. Ons Nederlandse volkskarakter heeft zeer sterk een neiging naar verdorring, maar niet minder ook een trek naar vervaging. Voor beide verschijnselen moeten we waken. De formule voor het evenwicht ligt alleen in een tere vreze des Heeren.’ Zoals wij dus over de Heere met twee woorden moeten spreken, zo spreken wij ook met twee woorden over het léven met de Heere. Een leven in ootmoed en blijdschap, een leven van sterven en opstaan, een leven van droefheid en blijdschap, een leven van schuldbesef en vrijmoedigheid – en die twee woorden zijn altijd aan elkaar verbonden door dat kenmerkende woordje ‘nochtans’. En wie ‘nochtans’ zegt, zegt: Christus. Omdat in Hem de Verhevene nabij is, in Hem is de Rechtvaardige genadig, in Hem is de Toornende lankmoedig. Er is dan ook geen vreze des Heeren mogelijk zonder Christus. Want de God van Sinaï is ook de God van Golgotha – en andersom.

Prediking

We merken wel dat het nadenken over deze dingen heel direct onze ambtelijke roeping raakt. Uiteraard kun en moet je lijnen trekken naar de prediking. Prediking in de vreze des Heeren is een prediking waarin de gemeente in de spanningsvolle tegenwoordigheid Gods wordt geplaatst. Trouwens, niet alleen in de prediking, maar in de gehele eredienst staat de gemeente voor het aangezicht van de levende God. Daar dienen we God met blijdschap en verheugen we ons met huiver. Als de Heere nabij is, dan gebéurt er wat. Daar worden we neergeslagen en opgericht, verwond en genezen, gedood en levend gemaakt, tegengesproken en toegesproken. En als deze nabijheid Zijn licht over ons leven werpt, werkt zij de vrucht van bekering, van geloof, van vertroosting en volharding. Laten wij preken als in de tegenwoordigheid van God.

En laten wij, ten tweede, ook wándelen in de tegenwoordigheid van God. Een man Gods is een man in Gods nabijheid, met een God in ’s mans nabijheid. Dit raakt de stijl waarmee wij ons geestelijk ambt vervullen. We moeten ons wachten voor de verzoeking om vooral een leuke dominee te zijn – en niet minder voor het gevaar om een ontoegankelijke dominee te zijn. Het geheim van het ambt is dat wij gedragen, geroepen en gezonden worden in en met een Naam Die ertoe doet. Om in alle omstandigheden van het leven te weten: de Heere is nabij. Trommius omschrijft in zijn concordantie de vreze des Heeren dan ook als ‘een heilige zorgvuldigheid en een zorgvuldige voorzichtigheid in leven en wandel, in doen en laten’.

Daarom moeten wij zo waken over de verborgen omgang met deze Heere. Ze is in gevaar. Opvallend is een toenemende behoefte aan retraites, ook onder predikanten. We hebben het niet op voorraad, deze vreze des Heeren. Wij hebben er de dagelijkse gemeenschap met onze God voor nodig, Zijn levenwekkende en vreze-wekkende Geest. En laat ons vanuit die verborgen, geschonken gemeenschap leven en dienen. Vanuit deze verborgen omgang ontvouwt zich het leven met de Heere als een praktijk van godzaligheid. En worden wij door Zijn genade voor de gemeente voorbeelden van godsvrucht. Laten we ons dagelijks laven bij de bron van Hem Die genadig nabij is, in Wiens kracht we mogen gaan. Zelfs wanneer we dat allerminst verwachten.

2015

Nu kent dat laatste ook weer zijn eigen spanningsveld. Hoe verbinden we de vreze des Heeren met het leven in 2015? Dat is de vraag die me de laatste maanden bezig houdt. Omdat ik ergens het gevoel heb dat er heel veel aan het verschuiven en het verdampen is. Klinkt in de gemeente, maar ook in prediking, pastoraat en catechese de gedachte van schuldbesef, verootmoediging, zondaar-zijn, of wordt dat allengs minder? Omdat je er bij sommigen helemaal niet meer mee aan moet komen? De verbrokkeling in onze hervormd-gereformeerde beweging neemt toe – en steeds vaker wordt de vraag gesteld: kunnen we elkaar nog vasthouden? Binnen de gemeenten die wij dienen mogen, neemt de diversiteit aan meningen toe, niet het minst op het gebied van levenspraktijk en ethiek. Als laatste symptoom noem ik de toenemende moeite voor onszelf en de gemeente om de vreze des Heeren in de eredienst gestalte te geven, namelijk dat wij in het heilig huis des HEEREN zijn.

Ik ben ervan overtuigd dat een nieuwe bezinning op en toe-eigening van het bijbelse spreken over het leven met God als vreze des Heeren, heilzaam en louterend voor ons zal zijn.

Op het eerste gehoor lijkt dat onmogelijk. De vreze des Heeren roept een beeld op van een stilleven, een tikkende staartklok in een oude boerderij – een gerimpelde man in een boerenkiel gebogen over een beduimelde Bijbel. Wat moet je ermee in een gillende en gierende Randstad, in hightech studeerkamers, in een smartphonecultuur? Wat is in deze tijd vreze des Heeren?

Contrast

Een enkele aanzet. Als vreze des Heeren ontspringt aan de nabijheid en de tegenwoordigheid van God, staat zij in schril contrast met een cultuur en klimaat waarin God per definitie de Áfwezige is – of beter gezegd: door velen afwezig verklaard, niet ter zake doende (want Hij is er terdege!). Dat is de reactie van het ongeloof, van het wegvluchten voor de openbaring van de levende God. Met als gevolg een totaal ontsporend leven. Verrassend is hoe dr. Ben Wentsel in zijn grote protestantse dogmatiek een verband legt tussen het ontbreken van de vreze des Heeren en de verloedering van de samenleving.

Overigens, spreken we hier ook niet over een binnenkerkelijk proces? Is God écht een realiteit voor christenen? Hoe kan het bestaan dat christenen keuzes maken, waarbij de Heere echt tussen haken is gezet? Of keuzes die God misschien niet goed vindt, maar die Hij wel begrijpt…?

De vrijgemaakte hoogleraar J. Kamphuis schreef in 1990 een handzaam boekje. Daarin benoemt hij de tendensen van secularisatie buiten en binnen de kerk, tendensen die zich 25 jaar later fors uitvergroot laten zien. Hij gaf zijn boekje de veelzeggende titel: Godsvrucht, een kracht. Antwoord aan de secularisatie

(1990). Sindsdien is er over de vreze des Heeren niet veel geschreven – wel impliciet, vooral na Graaflands Gereformeerden zonder God maar niet expliciet. Jongeren kennen het begrip niet meer, en veel van hun ouders ook niet – of ze associëren het met angst, en gooien met dat badwater een heel kind weg.

Medicijn

Kom kinderen, zegt David in Psalm 34, luister naar mij, ik zal jullie de vreze des HEEREN leren. Dáár zou ik in 2015 werk van willen maken, geloofswerk. Daar zou ik in 2015 de Heilige Geest expliciet om willen vragen: Leer mij Uw vreze, Heere, en leer mij het ánderen te leren. Want Godsvrucht is een kracht, een antwoord. Het leert ons de eigensoortigheid van de relatie met God als een spanningsvolle relatie – tegenover spanningsloos geestelijk leven. Het is een medicijn tegen vervlakking en tegen de antropologisering (die het mens in het centrum plaatst) en psychologisering van geloof en prediking. Want dit is het leven door de Heilige Geest, de Geest van Christus. Actueel tot en met. Omdat Hij erbij is. Nú, en straks.

Om de laatste punt dan maar op de i te zetten: als iets de gemeente missionair maakt, is dat de vreze des Heeren (Hand.9:31). Want als de Heere zo in de gemeente woont, en de gemeente in haar wandel de nabijheid van de Heere Christus verraadt, dan is er voor de wereld geen krachtiger getuigenis mogelijk dat de God van Israël, de Vader van onze Heere Jezus Christus, de Levende God is. De doodverklaarde verklaart Zich de Levende. Verheug u met huiver: de Heere is nabij.

A.J. Mensink

Ds. A.J. Mensink is voorzitter van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond en predikant van de hervormde gemeente (b.a.) te Krimpen aan den IJssel.