Waar het naartoe gaat
Wij allen nu, die met onbedekt gezicht de heerlijkheid van de Heere als in een spiegel aanschouwen, worden veranderd (...) van heerlijkheid tot heerlijkheid, zoals dit door de Geest van de Heere bewerkt wordt. 2 Korinthe 3:18
Paulus heeft hoog opgegeven van de heerlijkheid van het Nieuwe Verbond. Nog eenmaal geeft hij krachtig aan wat de Heere werkt door Zijn Geest. We worden veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid.
Het kan zijn dat dit wat vreemd in onze oren klinkt, van heerlijkheid tot heerlijkheid. Het gaat hier om een Hebreeuwse uitdrukking. Het betekent: hoe langer hoe heerlijker. Je gaat steeds meer het heerlijke beeld van Jezus Christus vertonen. Gaat het zo in het leven van een christen? Ervaren we heerlijkheid bij onszelf? Misschien raak je ontmoedigd, je ziet maar weinig van die heerlijkheid. Toch schrijft Paulus hierover om te laten zien wat de Heilige Geest werkt in ons en waar het uiteindelijk naartoe gaat.
Wij allen
Het gaat om gelovigen uit de heidenen en uit Israël. Zij zien met een onbedekt gezicht de heerlijkheid van de Heere als in een spiegel. Christus is de spiegel van de Heere. Als wij naar Hem kijken, zien we de Vader. Hij weerspiegelt Zijn heerlijkheid, genade, trouw, wijsheid en grootheid.
Toen Mozes voor het aangezicht van God stond, hoefde hij zijn gezicht niet te bedekken. Zo hebben wij geen bedekking nodig wanneer we naar Christus kijken en de heerlijkheid van God aanschouwen. Wij allen aanschouwen met onbedekt aangezicht door Christus de heerlijkheid van God, zegt Paulus. Het gaat om allen in wie de Geest van de Heere werkt. Dat aanschouwen is meer dan een vluchtig kijken. Het raakt je, wat je ziet, dringt tot je door, het heeft gevolgen voor je leven.
Verandering
Er komt verandering in het leven van de gelovigen. Het gaat om een verandering die door de Geest van de Heere gewerkt wordt. Die wijziging is volgens het grondwoord een metamorfose, een gedaanteverandering. In de natuur wordt een rups op een gegeven ogenblik een vlinder. Ongelooflijk dat zoiets moois als een vlinder uit zo’n rups kan komen. De rups wordt eerst een pop, die dor en grauw ergens naar beneden hangt. Van binnen is dan het proces van verandering bezig. Op een gegeven ogenblik kruipt de kleurige vlinder uit zijn cocon. Wat een metamorfose. Zo werkt de Geest van de Heere in mensen.
Daarin gaat het van heerlijkheid tot heerlijkheid. Het proces is gaande, hier en nu. Het begint van binnen, maar komt ook naar buiten. Volgens de apostel worden we veranderd ‘naar hetzelfde beeld’. We gaan allen trekken van Christus vertonen, in het zoeken van de eer van God, in zorg en aandacht voor de naaste, in opoffering en zelfverloochening.
De zonde verandert een mens ook. Die breekt hem af, maakt hem ellendig en ten slotte een wrak. Door de Geest van Christus worden gelovigen gerechtvaardigd, geheiligd en verheerlijkt. Genade geneest het leven. Met blijdschap vind je rust in het offer van Christus. Er komt vrede in je hart, ook al is er nog van alles aan de hand. Er is uitzicht. Paulus zegt: ‘Wij roemen in de hoop op de heerlijkheid van God’. (Rom.5:2)
Werkzame kracht
Eenmaal is daar de volle heerlijkheid. De Heilige Geest rondt het werk af en maakt ons volkomen gelijkvormig aan het beeld van Christus. Zonde en ziekte zullen voorbij zijn. Bij de herschepping zal de aarde vol zijn van de kennis van de heerlijkheid van de Heere. (Hab.2:14) De blijdschap zal dan ten hoogste toppunt stijgen.
Leven we vaak niet onder de maat? Paulus wordt niet moe om de schatten van het Nieuwe Verbond voor ons te openen. Hij wijst heel dit hoofdstuk door op de werkzame kracht van de Geest. Zeven keer noemt hij de Geest. Een vol getal, er is een volheid van kracht. We gaan van kracht tot kracht verder. Heerlijkheid die ontvangen wordt, doet verlangen naar meer heerlijkheid. Gemeenschap met Christus doet uitzien naar diepere verbondenheid. Het doden van zonden ga je ervaren als een rijke zegen.
De heerlijkheid van Christus is onuitputtelijk en mogen we ervaren. Laat moeite en verdriet ons niet zo in beslag nemen dat we de hoop op de heerlijkheid van God uit het oog verliezen.
Die hoop moet al ons leed verzachten.
Komt, reisgenoten, ’t hoofd omhoog.
Voor hen die ’t heil des Heren wachten,
zijn bergen vlak en zeeën droog.
O zaligheid niet af te meten,
o vreugd, die alle smart verbant.
Daar is de vreemd’lingschap vergeten.
En wij, wij zijn in ’t vaderland.