Wat de kerk kan doen
De kerk heeft altijd gezegd loyaal te willen zijn aan Israël. Als de kerk zich ergens van wil distantiëren, is het wel van discriminatie en vreemdelingenhaat en natuurlijk ook van antisemitisme. Daarbij rijst de vraag: Wat kunnen kerken nu concreet doen bij het bestrijden van antisemitisme?
Ik begin met een schets van de houding van de kerken ten aanzien van Israël na de oorlog. Door de gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben de kerken iets geleerd van de geschiedenis. Zij werden zich bewust van hun fatale rol in het verleden ten aanzien van de Joden. Er kwam opnieuw oog voor de notie van het verbond, dus dat God nog een plan heeft met Zijn volk Israël.
In de Hervormde Kerk ontstonden overal leerhuizen en werden classicale en provinciale commissies en een landelijke Raad voor de verhouding van kerk en Israël ingesteld. Die floreerden. De christelijke kibboets Nes-Ammim was een begrip. Er kwam een Israëlzondag, de eerste zondag van oktober. Het Bezinningscomité Israël (uitgaande van de Gereformeerde Bond) publiceerde verschillende boeken en organiseerde ontmoetingen met rabbijnen. De stichting Christenen voor Israël ontstond en ontplooit tot op de dag van vandaag veel activiteiten. Israëlreizen waren populair.
Intussen is de belangstelling voor Israël en het Jodendom grotendeels weggeëbd. Dat heeft vooral te maken met de toegenomen aandacht voor het Palestijnse probleem en dat het maar niet wil vlotten met een akkoord tussen Israël en de Palestijnen. Dat betreurt iedereen. En iedereen vraagt zich af hoeveel doden er nog moeten vallen, voordat er wel zo’n akkoord is. Maar juist deze omstandigheden worden aangegrepen om kritisch te zijn op Israël en zo ontstaat opnieuw een vacuüm waarin gerechtvaardigde kritiek op Israël en ordinair antisemitisme in elkaar overlopen.
Een deuk
Uiteraard wil de kerk geen ruimte geven aan antisemitisme. De kerk heeft altijd gezegd loyaal te willen zijn aan Israël. Wat de Protestantse Kerk betreft is er zelfs sprake van een onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël. Woorden van die strekking staan sinds de jaren vijftig in de kerkorde van de Hervormde en later in die van de Protestantse Kerk. Het lijkt erop dat die loyaliteit er was zo lang Israël zwak was. De feiten laten namelijk zien dat sinds de Zesdaagse Oorlog van 1967 – een overwinning van Israël – die loyaliteit al een deuk kreeg: zendingstheologen vonden de eenzijdige pro-Israëlhouding ongepast en daarom begon al in 1967 het beeld van Israël te kantelen.
Excuses
Wat moeten de kerken doen? Allereerst dit: er is iets gedaan, vorig jaar bij de herdenking van de Kristallnacht. De excuses die diverse protestantse kerken vorig jaar hebben gemaakt over hun houding voor, tijdens en na de oorlog met betrekking tot de Joden, was iets. We deden iets dat al veel eerder had moeten gebeuren. Toch kregen de kerken naast bijval ook kritiek. Dat hadden de opstellers van te voren niet zien aankomen en het heeft ook mij erg verbaasd. De kritiek was dat excuses eigenlijk niet nodig waren, omdat het verzet alles gedaan had wat mogelijk was om Joden in veiligheid te brengen.
Wat kunnen de kerken doen? Je kunt veel dingen doen uit schuldgevoel of uit emotie. Maar is dat voldoende? Gaat het uiteindelijk niet om de positieve motivatie? Want ook het doen moet voortkomen uit een innerlijke overtuiging die als leidraad dient voor ons handelen. Met andere woorden, het is nodig dat we iets begrijpen van het geheim van het Joodse volk.
Verliezers
De Duits-Joodse filosoof Walter Benjamin zei ooit dat de geschiedenis het domein is van de overwinnaars. Dat klopt. Alleen de overwinnaars schrijven geschiedenis, de verliezers verdwijnen uit beeld. De geschiedenis van het Joodse volk is echter anders. Zij waren de verliezers, keer op keer, en toch is dit volk niet uit de geschiedenis verdwenen. Dat valt moeilijk te verklaren. Het was vervolgd, werd geminacht, op z’n tijd ook bewonderd en in de moderne verlichte tijd werd het ertoe aangespoord om zich te assimileren.
Assimilatie is eigenlijk een lelijk woord, want het betekent dat aan de Joden gevraagd wordt om vrijwillig hun sporen in de geschiedenis uit te wissen. Toen dat niet lukte, of niet voldoende lukte, werd een bijna geslaagde poging gedaan om het Joodse volk op een brute manier te vernietigen. Wij leven nu 73 jaar na de uitroeping van de Joodse staat.
Eindelijk rust voor een vermoeid volk. Maar de jon-ge staat werd bij de geboorte al in haar bestaan bedreigd. En zo gaat het steeds. Tot op heden.
Dezelfde bron
Een positieve visie op het Joodse volk is vandaag de dag moeilijk. Dat heeft te maken met onze cultuur. Die vereist dat je gewenst gedrag vertoont en dus tolerant moet zijn. Israël is niet tolerant, want zij gunt de Palestijnen geen eigen staat. Zo is ongeveer de redenering. Tegen deze achtergrond wordt over de onopgeefbare verbondenheid met Israël alleen nog gefluisterd.
Dit is het kader waarbinnen de vraag gesteld wordt wat de kerk kan doen. Doen is in dit verband een lastig woord. Zou de kerk zich niet opnieuw bewust moet worden van wat in haar genen zit? Dat is toch haar verbondenheid met het Oude of Eerste Testament? Het Oude of Eerste Testament is het boek van Israël. Zonder dit Boek kan de kerk niet bestaan. Alles in het Nieuwe Testament verwijst naar dit Eerste Testament. De auteurs van het Nieuwe Testament leven uit dit Eerste Testament en ademen erdoor. Het Nieuwe Testament is onverstaanbaar zonder het Oude Testament.
Zowel het Joodse volk als de kerk drinkt uit dezelfde bron en eet hetzelfde brood. Daarom staan we als kerk in een heel bijzondere relatie tot het Joodse volk, een relatie die totaal anders is dan ten opzichte van welke andere godsdienst of welk ander volk ook. Er zijn grote verschillen tussen Israël en de kerk. Dat is duidelijk, maar laten wij niet over het hoofd zien wat wij gemeenschappelijk hebben.
Afkeer van het Oude Testament
Het is niet toevallig dat antisemitisme altijd gepaard gaat met een afkeer van het Oude Testament. En omgekeerd is het zo dat waar gêne is voor het Oude Testament, de kerk zich niet goed kan verweren tegen antisemitisme. Wie het opneemt voor het Oude Testament, krijgt al snel te horen dat het een bloedboek is, zoals de Vlaamse auteur Dimitri Verhulst het Oude Testament aanduidde. De plaats van het Oude Testament is de eeuwen door altijd weer een onderwerp van discussie geweest. Maar ook als het Oude Testament erkend wordt als Woord van God, laat de praktijk zien dat het moeilijk is om daaraan echt inhoud te geven. Want lezen we het Oude Testament niet erg selectief? Een voorbeeld is de landbelofte.
Ontjoodsen
De titel van een boek van de hand van de Palestijnse theoloog Yohanna Katanacho luidt: Het land van Christus. Zo’n titel zorgt voor een enorm misverstand. Jezus heeft geen enkele ambitie gehad om Zich ook maar één vierkante meter grond toe te eigenen, ook Zijn graf was niet van Hem. Wie spreekt over het land van Christus, tilt de christelijke theologie uit haar voegen. Kennelijk is het doel van de Palestijnse theologie om met deze christologische claim het Oude Testament te ontjoodsen. Dat is in het recente verleden helaas al vaak gebeurd. Als het gaat over de vraag: wat kan de kerk doen, dan zou zij juist op het punt van het ontjoodsen van de Bijbel waakzaam moeten zijn.