Wat staat in 1563 op het spel?
De opzet van de Heidelbergse Catechismus is drievoudig: het bieden van eenheid in de leer, toerusting voor kinderen, en een leidraad voor de prediking, schrijft dr. G. van den Brink. Maar waarom is er in 1563 eigenlijk behoefte aan zo´n geschrift?
Nadat Luther er al in 1518 indruk maakt met een optreden, vindt het reformatorisch gedachtegoed relatief snel ingang in de altijd al wat vooruitstrevend ingestelde Palts. Onder Frederiks voorganger Otto Hendrik wordt het gebied officieel luthers.
Vol overtuiging neemt Otto Hendrik de reformatie van zijn gebied ter hand. Hij voert een lutherse kerkorde in, laat de beelden uit de kerken verwijderen, tracht (tevergeefs) Melanchthon naar Heidelberg te halen en benoemt reformatorisch gezinde hoogleraren aan de Heidelbergse universiteit.
Bij dat laatste is hij niet eenkennig, want hij trekt zowel zwinglianen, gereformeerden als overtuigde lutheranen aan.
Die ruimhartigheid blijkt achteraf niet helemaal gelukkig. Otto Hendrik legt daarmee namelijk de kiemen voor theologische twisten, vooral over de juiste interpretatie van het heilig avondmaal: betekenden de instellingswoorden van Christus (‘dit is Mijn lichaam’) dat Hij lichamelijk in brood en wijn aanwezig is, of moeten ze meer geestelijk verstaan worden?