Waar bent u naar op zoek?

We zijn nalatig geweest

22-10-2020

Veel Nederlanders – en dat geldt ook de kerken – waren tijdens de Tweede Wereldoorlog nalatig in het opkomen voor de bedreigde Joodse gemeenschap. Zondag 15 november is er voor de kerken gelegenheid voor verootmoediging en schuldbelijdenis. Een handreiking voor de invulling hiervan.

Inleidende tekst

Gemeente,

We willen op deze zondag ons in een verklaring uitspreken over de nalatigheid van de kerken om op te komen voor de bedreigde Joodse gemeenschap in ons land tijdens de Holocaust.

In de afgelopen week werd herdacht dat in Duitsland in 1938 de Kristallnacht plaatsvond. Het was de nacht waarin het streven van de nazi’s om het Joodse volk in Europa te vernietigen levensgroot zichtbaar werd. Veertienhonderd synagogen werden in brand gestoken; duizenden winkels van Joodse eigenaren vernield. Ook ons land kreeg met die vernietiging te maken toen we in 1940 door de Duitse legers bezet werden en de anti-Joodse maatregelen ook hier van kracht werden.

Inmiddels ligt die periode van de Tweede Wereldoorlog ver achter ons. We vieren dit jaar dat we alweer 75 jaar in vrijheid leven. Dat we nu aandacht vragen voor die periode uit het verleden heeft te maken met de overwegend afstandelijke houding die de kerken in die tijd aannamen tegenover het grote lijden dat over de Joodse gemeenschap in ons land kwam.

In de afgelopen tijd klonken er verschillende stemmen in onze samenleving, onder andere van de regering en de Nederlandse Spoorwegen, die uiting gaven aan de verbintenis tussen heden en verleden. Stemmen die erkenden dat de Joodse gemeenschap aan haar lot is overgelaten toen de vervolging losbarstte en de vernietiging zich aandiende. Ook de koning erkende dat het hem niet loslaat dat zijn overgrootmoeder te weinig deed vanuit Londen om op te roepen tot hulp aan de Joden in Nederland. Deze stemmen uit de samenleving stellen ons een vraag: ‘Kerken, hebt u gedaan wat in uw vermogen lag om Joodse medeburgers te beschermen in het uur van het dodelijke gevaar?’ Deze ernstige vraag hebben de kerken zich al vaker gesteld. Maar nog nooit kwam het tot een gezamenlijk gedragen belijdenis van schuld uitgesproken voor het aangezicht van God.

We weten dat de kerken tijdens de Tweede Wereldoorlog op bepaalde momenten stelling hebben genomen tegenover de barbaarse maatregelen van de bezetter; en ook dat er christenen zijn opgestaan om bescherming te bieden aan Joodse medeburgers in nood. Maar in grote lijnen was er een neutrale houding. Er werd ook geen verband gelegd tussen de vernietiging van het Joodse volk en de plek die dit volk ontving in de geschiedenis van Gods heil (Romeinen 9:1-5). Dit is een duistere erfenis die de kerken met zich meedragen en die mede een verhindering is geworden voor het licht van het Evangelie om helder in onze samenleving te schijnen.

Het past de kerken om nu gezamenlijk tegenover God schuld te belijden voor haar passieve houding bij de deportatie van het Joodse volksdeel in onze samenleving. We mogen eraan denken dat bij een oprechte erkenning van schuld zich door Gods belofte van vergeving een nieuwe weg opent. In het gaan van een nieuwe weg moet duidelijk worden dat de kerken daadwerkelijk afstand hebben genomen van een schuldig verleden.

Belijdenis van schuld

Vanuit onze verbondenheid met de kerk van vroeger tijden en vanuit de erkenning dat wij al te lang onze stem niet hebben laten horen, belijden wij beschaamd onze nalatigheid ten aanzien van de Joodse gemeenschap en anderen aan wie door de kerken onrecht is aangedaan zowel voor, tijdens als ook in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog. We erkennen dat onze nalatigheid het volk betrof waaraan een blijvende bijzondere positie is toevertrouwd in de geschiedenis van Gods heil.

We zijn nalatig geweest toen het antisemitisme in het Europa van voor de oorlog toenam en wij onze stem daar niet tegen hebben verheven.

We zijn nalatig geweest toen ten tijde van de bezetting in steeds ernstiger mate anti-Joodse maatregelen werden genomen en wij bleven zwijgen.

We zijn nalatig geweest toen om ons heen Joodse medeburgers werden opgepakt en afgevoerd en wij dat hebben laten gebeuren.

We zijn nalatig geweest toen opgejaagde Joodse medeburgers bij ons een schuilplaats zochten en wij onze huizen voor hen gesloten hielden.

We zijn nalatig geweest toen wij ervoor kozen minder krachtig tegen de Jodenvervolging te protesteren ten einde de eigen gemeenteleden van Joodse komaf te beschermen.

We zijn nalatig geweest toen de realiteit van de vernietigingskampen bekend begon te worden en wij dat onrecht niet aan de kaak hebben gesteld.

We zijn nalatig geweest toen Joodse medeburgers terugkeerden uit de kampen en de onderduik en hun rechtmatige eigendommen weer opeisten en wij niet naar hen luisterden en hun rechten niet erkenden.

We zijn nalatig geweest toen Joodse families hun in de oorlog ondergedoken kinderen weer kwamen ophalen en wij hen hun kinderen niet meer wilden afstaan.

Het is met schaamte dat wij onze nalatigheid erkennen. Tegelijk erkennen we met dankbaarheid de moed van hen uit ons midden die wel hun stem verhieven en tegen het onrecht streden.

We gedenken hen die de moed hadden Joodse medeburgers bescherming te bieden en in die onderduik hun Jood-zijn te respecteren. Hun moed brengen wij respectvol in herinnering.

We noemen met dankbaarheid hen die na de oorlog de Joodse kinderen in de onderduik weer toevertrouwden aan hun Joodse families.

We erkennen dat velen die moed en dat respect niet opbrachten. Het belijden van nalatigheid houdt het voornemen in dat wij, die niet anders en beter zijn dan de generaties die ons voorgingen, verplicht zijn lering te trekken uit wat wij nu als schuld benoemen.

Het is ons gebed dat God ons onze tekortkomingen vergeeft, onze schuld verzoent en onze harten vernieuwt. Moge Gods Geest ons verlichten om in onze dagen moedig het kwade te weerstaan waar het zich manifesteert in antisemitisme en vreemdelingenhaat, opdat wij niet opnieuw nalatig zullen zijn.

Wij verootmoedigen ons tegenover de Joodse ge meenschap van onze dagen. We nemen de verplichting op ons, ons naar vermogen in te zetten voor de veiligheid van de Joodse gemeenschap in ons land.

Gebed

God van Abraham, Izak, Jakob en Israël,

Die wij omwille van Jezus, de Messias, onze Vader

mogen noemen,

met eerbied en ontzag roepen wij U aan

en doen een beroep op Uw ontferming.

Gedenkend dat we 75 jaar in vrijheid leven,

zien we met afschuw terug op de tijd

dat hier een geest uit de afgrond heerste,

angst wekkend, dood en verderf zaaiend,

zinnend op de uitroeiing van Israël, het Joodse volk.

Als deelgenoot van de kerk der eeuwen en haar

geschiedenis

belijden wij met schaamte

dat we in veel opzichten nalatig zijn geweest

tegenover U

en tegenover het volk dat U in Uw Woord Uw oogappel

noemt.

Wat hebben wij U en het Joodse volk aangedaan

door niet onze stem te verheffen

toen antisemitisme toenam in Europa

en ook onze samenleving vergiftigde?

Wat hebben wij U en het Joodse volk aangedaan

door niet te spreken

toen de bezetter met anti-Joodse maatregelen

de vernietiging van Uw volk voorbereidde?

Wat hebben wij U en het Joodse volk aangedaan

toen we het stilzwijgend lieten gebeuren

dat Joodse medeburgers werden opgepakt en

afgevoerd?

Wat hebben wij U en het Joodse volk aangedaan

toen wij nalieten om een schuilplaats te bieden

aan Joodse medeburgers die werden opgejaagd en

vervolgd?

Wat hebben wij U en het Joodse volk aangedaan

toen wij nalieten om op te komen

voor gemeenteleden van Joodse herkomst

toen zij maatschappelijk en kerkelijk in het nauw wer

den gedreven?

Wat hebben wij U en het Joodse volk aangedaan

door te weigeren bij ons ondergedoken Joodse kinderen

terug te geven aan hun ouders of hun families

die waren ontkomen uit de grote verschrikking?

Zie ons aan zoals wij zijn,

met de last van het verleden op onze schouders.

Ontferm U over ons en neem die last van ons af,

vergeef ons onze zonden.

MOMENT VAN STILTE

God van Abraham, Izak, Jakob en Israël,

Die wij omwille van Jezus, de Messias, onze Vader

mogen noemen,

met respect gedenken we hen

die wel de moed hadden

hun stem te verheffen;

het onrecht te bestrijden;

een schuilplaats te bieden aan Joodse medeburgers.

Met dankbaarheid gedenken we hen die na de bevrij

ding als vanzelfsprekend ondergedoken Joodse kinde

ren weer toevertrouwden aan hun ouders of hun

Joodse families.

Laat hun gedachtenis ons tot zegen zijn.

Met eerbied en ontzag roepen wij U aan

en doen een beroep op Uw ontferming

over de Joden die deze verschrikking hebben overleefd

en over de generaties na hen die voort moeten leven met

de erfenis van deze donkere nacht in de geschiedenis.

Zegen hen en bescherm hen,

laat het licht van Uw gelaat over hen schijnen,

wees hun genadig en geef hun vrede.

Laat ook ons delen in die zegen.

Vernieuw ons en verlicht ons door de Heilige Geest

om in onze dagen niet nalatig te zijn,

maar moedig het kwaad van antisemitisme en

vreemdelingenhaat te weerstaan.

God van Israël, verhoor ons gebed omwille van Jezus,

de Messias,

in Wie wij U mogen kennen.

In Zijn Naam bidden wij:

Onze Vader, Die in de hemelen zijt.

Uw Naam worde geheiligd.

Uw Koninkrijk kome.

Uw wil geschiede,

zoals in de hemel zo ook op de aarde.

Geef ons heden ons dagelijks brood.

En vergeef ons onze schulden,

zoals ook wij onze schuldenaren vergeven.

En leid ons niet in verzoeking,

maar verlos ons van de boze.

Want van U is het Koninkrijk

en de kracht en de heerlijkheid,

tot in eeuwigheid.

Amen.


Handreiking voor zondag van schuldbelijdenis

Ondergetekenden hebben voor kerken en gemeenten een handreiking opgesteld voor een zondag van verootmoediging en schuldbelijdenis, waarin de gemeenten uitspreken nalatig te zijn geweest in het opkomen voor de bedreigde Joodse gemeenschap in ons land tijdens de Holocaust.

De handreiking bevat een inleidende tekst, de schuldbelijdenis en een gebed. Ondergetekenden vragen de plaatselijke kerken deze teksten met de gemeente te delen in de kerkdienst op zondag 15 november 2020. Het staat in de vrijheid van de kerken en gemeenten om van de bewoordingen in de inleidende tekst en het gebed af te wijken. Wij vragen wel dringend de tekst van de schuldbelijdenis niet te wijzigen, want we willen hierin met één mond spreken.

Ds. R. ter Beek (GKV)

Dr. C.P. de Boer (CGK)

Ds. L. van Dalen (CGK)

Ds. D.J. Diepenbroek (HHK)

Ds. R. van de Kamp (HHK)

Dr. A.A.A. Prosman (Geref. Bond)

Dr. ir H.J. Schouten (CGK)

Ds. J.H. Soepenberg (GKV)

Drs. P.J. Vergunst (Geref. Bond)

Ds. M.W. Vrijhof (CGK)