Waar bent u naar op zoek?

‘Welkom! Welkom!’

ds. J. Noltes
Door: ds. J. Noltes
11-03-2021

Tip van een ouderling: zijn overbuurman, K., is ernstig ziek. Het gezin is niet kerkelijk meelevend, maar misschien zou het goed zijn dat ik er toch eens heen ging. Mevrouw K. doet open.

Ik stel mij voor en zeg dat ik heb gehoord dat haar man ziek is. Misschien zou hij een bezoek op prijs stellen? ‘Nou, dat denk ik niet!’ Maar na een korte aarzeling: ‘Ik zal het hem toch even vragen.’ Ja, ik mag wel even boven komen. Daar zie ik een doodzieke man in de kussens zitten, die bij mijn binnenkomst zijn armen uitspreidt en mij begroet met: ‘Welkom! Welkom! Welkom!’ Het is meteen duidelijk: hier sta ik bij een mens die het geestelijk moeilijk heeft en om een goed woord verlegen is.

Kentering

Opgegroeid in een Zeeuws dorp heeft hij een orthodoxe opvoeding gehad en altijd trouw kerkelijk meegeleefd. De kentering in zijn leven kwam tijdens zijn studie. Daardoor was hij aan het twijfelen geraakt. Zo was hij met kerkgang, bijbellezen en bidden van lieverlee gestopt.

Tijdens zijn ziekte was zijn christelijke opvoeding echter weer onstuitbaar naar boven gekomen. Langzaam was het tot hem doorgedrongen dat het God was Die hem daardoor tot inkeer riep. ‘Hij was van ’t heilsspoor afgegaan.’ Jaren had hij geleefd alsof hij het ook zonder God wel af kon. Tegenover zijn gezin was hij zo ook schromelijk tekortgeschoten. Geestelijk gesproken had hij zijn leven totaal verknoeid. Wat een schuld had hij op zich geladen. Hij had ‘God op ’t hoogst misdaan’. En wat nu?

Psalm 130

Ik denk: hier moet ik Psalm 130 lezen. De dichter is op pelgrimsreis naar Jeruzalem. Maar kan hij God wel ontmoeten? Op zichzelf ziende kan hij niet anders dan uitroepen: ‘Als U, Heere, op de ongerechtigheden let, Heere, wie zal bestaan?’ Hij bedoelde: ik in elk geval niet. En dat is, denk ik, zeg ik tegen de zieke, waar u ook mee worstelt. De dichter laat echter na het ‘Wie zal bestaan?’ in één adem nog iets volgen: ‘Maar bij U is vergeving.’

Hoe hij dat wist en zo stellig durfde te zeggen? Omdat dat in de Schriften staat en de offers in de tempel daar een teken en zegel van waren.

Die offers wijzen op Christus: ‘God heeft ons zo liefgehad dat Hij Zijn Zoon zond als verzoening voor onze zonden’ en daarbij garandeert de apostel Johannes ‘Als wij onze zonden belijden: Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en te reinigen van alle ongerechtigheid.’ (1 Joh.1:9) ‘Hij noodt de zondaar, Hij vergeeft die Hem het hart gebroken heeft’ (Gez.440:2, Liedboek voor de kerken).

Met liefde omringen

Kerkverlating door jongeren komt in onze gemeenten helaas ook voor, tot groot verdriet en knagende zorg van de ouders. Ter bemoediging wijs ik die ouders op bovenstaand verhaal. Dat bewijst dat de Heilige Geest bij machte is het Evangelie, dat jarenlang afgewezen werd, zelfs bij het naderen van de dood nog vrucht te laten dragen.

Daarbij het advies: blijf uw kind met liefde omringen en ontvangen. Eindeloze twistgesprekken leiden eerder tot afkeer dan tot inkeer. Laten we liever dagelijks onze zorg en verdriet in gebed aan de Heere voorleggen. Lied 290 in de bundel Weerklank geeft daar een ontroerend voorbeeld van:

Mensen spreken tegen,

gaan op eigen wegen

onverstoorbaar voort,

dienen andere goden,

volgen hún geboden.

Woord, kom aan het woord!

Spreek met kracht, met Uw gezag,

ga in hen Uw werk beginnen,

breek hun leven binnen.

Leer hen in een vast vertrouwen

weer de handen vouwen.

En vergeet niet: de doop is er een teken en zegel van dat wij ‘een eeuwig verbond der genade met God hebben’. De deur van de genade is bij de Heere nooit op slot. Zo lang wij leven, geldt: wie die genade nodig heeft, zal – zelfs na jaren van afkerigheid – niet tevergeefs bij Hem aankloppen.

Zouden we in onze voorbeden niet meer aan deze (ónze) jongeren en aan hun ouders moeten denken?

ds. J. Noltes
ds. J. Noltes