Waar bent u naar op zoek?

Wonderlijk geleid

Esther Visser
Door: Esther Visser
03-02-2022

Je zult maar 94 zijn en dan ineens de vraag krijgen of je ervoor voelt om een boekje te schrijven. Het overkwam ds. J. Noltes. Hij had een tiental herinneringen aan pastorale bezoeken geschreven, zomaar voor tijdverdrijf en eigen genoegen.

Op aandringen van vrienden nam hij na een lange tijd aarzelen contact op met De Waarheidsvriend met de vraag of het iets was om te publiceren. Dat gebeurde en het bleek dat de praktijkverhalen veel lezers aanspraken en raakten. Toen kwam er opeens een telefoontje van RoyalJongbloed of hij ervoor voelde om er een mooi boekje van te maken. Daarvoor was wel nodig dat hij er nog een stuk of tien meer zou schrijven. In de hoop dat zijn stukjes tot zegen zouden mogen zijn, nam ds. Noltes de uitdaging aan.

‘Ik heb er nog veertien bijgeschreven’, vertelt de bejaarde emeritus predikant in zijn zonnige appartement in Ermelo. ‘Dat kostte veel tijd en energie. Door hartklachten was ik vaak te moe om iets te doen. Ik dacht wel eens: “Jan, waar ben je aan begonnen?” Steeds kreeg ik echter weer de kracht om na zo’n inzinking verder te gaan.’

Verwondering

In totaal 24 verhalen zijn opgenomen in het boek Omzien. Ontmoetingen die je doen stilstaan en verwonderen. De verwondering over hoe God werkt, is beslist iets wat de lezer ervaart bij het lezen van dit werk, dat een must read is voor dominees en ambtsdragers. Het gaat echter niet alleen om het verhaal, ‘er moet ook wel wat van te leren zijn’, in de woorden van de auteur. De verhalen fungeren als een spiegel om de lezer aan het denken te zetten en verder te helpen. Zo is het nadrukkelijk niet alleen een boek voor ambtsdragers, maar ook voor ‘gewone’ gemeenteleden. Het eerste verhaal, ‘De spoorloos verdwenen Bijbel’, roept bijvoorbeeld meteen de vraag op: hoe trouw lees ik uit de Bijbel?

Welk verhaal springt er voor uzelf uit?

‘Het verhaal van het ernstig zieke jochie van acht jaar. Zijn moeder vroeg: “Waarom gebeuren er nu geen wonderen meer?” Toen klonk ineens het heldere stemmetje van Basje: “Maar mama, dat ik geen pijn heb is toch ook een wonder van de Heere Jezus?” Dat heeft mij over het thema ‘wonderen’ aan het denken gezet. Ik ontdekte: Het is vol wonderen om ons heen, ja we zijn er zelf zelfs één. Ik wijdde er twee hoofdstukjes aan. Een ander verhaal dat onvergetelijk is voor mij, is dat van de eerste kankerpatiënt die ik begeleid heb. Hij maakte een intense geestelijke worsteling door: hij zou sterven, maar kon hij ook sterven, in vrede met God? Toen ik hem op een morgen bezocht, riep hij mij echter toe: “Dominee, ik ben er uit!”’

Advies voor predikanten

Tussen de regels door valt er in dit boekje veel advies voor predikanten en ouderlingen te lezen. Maar ds. Noltes wil het ook wel expliciet maken: ‘Stel je altijd bescheiden op. Niet binnenkomen met een houding van “Ik ben de dominee en ik zal jullie wel eens even vertellen hoe alles zit en moet.” Dat roept eerder tegenzin op dan dat het een openhartig gesprek bevordert. Probeer zoveel mogelijk op één golflengte te komen met degenen die je bezoekt. Vertel (zeker bij een eerste bezoek) ook wat over jezelf, je afkomst, studie, gezinssituatie. Dat wekt vertrouwelijkheid en ontvankelijkheid.

Wees één en al gehoor! Als je bij een huwelijksjubileum hoort: “We hebben drie kinderen, maar we hebben er vier gehad”, haak daar dan op in. Mensen dragen zo’n verlies levenslang met zich mee en het legt een schaduw over de jubileumviering. Denk er daarom ook aan in het gebed.

Praat over het kenmerkende van een christelijk gezin: een christelijk gezin is een kerkje in de kerk, waar de Schrift wordt gelezen en gehoord en waar het leven wordt geheiligd door het gemeenschappelijk gebed.’ (Huwelijksformulier IV)

Herder

Ds. Noltes vervolgt: ‘Wat het belangrijkste is aan het pastoraat? Het woord pastor betekent herder. Een herder ziet om naar zijn schapen; hij gaat hun voor, zorgt voor voedsel, houdt ze bij elkaar, verzorgt schapen die zorg nodig hebben en draagt een lam dat achterblijft, in zijn armen om het met de kudde veilig in de kooi te brengen. Zo moet een ambtsdrager, maar in het bijzonder een predikant, zorg dragen voor de gemeente. De gemeente moet gevoed, geleid en opgebouwd worden door de prediking, maar ook door bezoekwerk, waarbij het Evangelie van Gods genade in Christus centraal moet staan. Laten we echter niet vergeten dat niet alleen ambtsdragers, maar ook gemeenteleden voor elkaar verantwoordelijkheid dragen. Zie erop toe dat niemand achterop raakt wat betreft de genade van God.’ (Hebr.12:15)

Waarom bent u destijds dominee geworden? Wat was uw verlangen?

‘Mijn vader was boer en in die tijd was het iets uitzonderlijks als een boerenzoon verder ging leren. Ik mocht echter naar de ulo. Toen ik het overgangsrapport van de tweede naar de derde klas had gekregen, liet mijn moeder dat (ze was er blijkbaar trots op) aan de hulppredikant zien, die juist op bezoek kwam. Zijn reactie: “Wat een prachtig rapport! Die jongen moet u naar het lyceum sturen.” Dat gebeurde. Tijdens mijn gymnasiumtijd kwam toen van lieverlee het verlangen bij mij op om predikant te worden en dus theologie te gaan studeren. Ook dat gebeurde. Mijn leven is wonderlijk geleid.

Mijn eerste gemeente werd Emst. Emst was al drie jaar vacant en had inmiddels 22 predikanten beroepen. Een van hen was ds. H.A. van Slooten, de predikant van mijn geboorteplaats. Nadat hij bedankt had, zei hij tegen me: “Dat zou nou net een mooie gemeente voor jou zijn om te beginnen.” Dat bleef bij mij haken. Toen ik later beroepbaar was, kreeg ik al gauw vier beroepen, maar Emst was er niet bij. Dat was overigens niet verwonderlijk: ik was er nooit geweest en kende er niemand. En toch! Ik was op een zondag in Nieuwpoort en net voor het begin van de avonddienst kwam de koster mij nog even influisteren: “Er is een hoorcommissie; maar ze wilden niet zeggen waar ze vandaan komen.” Na de dienst bleek het de kerkenraad van Emst te zijn. Op mijn logeeradres hebben we nader kennisgemaakt en vertelden ze me dat ze inmiddels al unaniem hadden besloten een beroep op mij uit te brengen. Zo was ineens duidelijk waarheen mijn weg moest gaan. Weer: mijn leven is wonderlijk geleid.’

Voor de klas

‘Van 1974 tot 1979 ben ik leraar godsdienst geweest aan de christelijke mavo in Elburg. Ook dat is op een bijzondere wijze verlopen. Toen ik predikant was in Oldebroek, gaf ik er eerst twee uur les, om de school uit de nood te helpen. Na drie jaar benoemde het bestuur mij echter, zonder dat er iets met mij was overlegd, tot voltijds docent, met daarbij de aantekening: “Deze benoeming moet u beschouwen alsof het een beroep is uit een gemeente, want zo is het bedoeld.” Na veel denken en gebed meende ik dit ‘beroep’ aan te moeten nemen.

Met veel plezier heb ik er les gegeven. Toch ging ik na zo’n jaar of vier weer aan een gemeente denken. Het werk in een gemeente is veel gevarieerder én persoonlijker. Voordat ik een definitief besluit had genomen wat te doen, kwam er een brief van de centrale kerkenraad van Utrecht met de mededeling dat ik op een dubbeltal was geplaatst, wat uitliep op een beroep. Nog ruim elf jaar heb ik in de Domstad als wijkpredikant niet zonder zegen mogen werken. Mijn leven is wonderlijk geleid.’

De predikant kijkt peinzend. ‘Waarom werd ik predikant? Ten diepste omdat de opdracht van Christus aan de discipelen “Verkondig het Evangelie” mijn levensdevies was geworden en altijd is gebleven.’


Esther Visser-den Hertog
uit Wezep is assistent-redacteur bij De Waarheidsvriend.

Esther Visser
Esther Visser