Betrokkenheid op de zending is een graadmeter voor het geestelijke leven van de gemeente. Leden van de zendingscommissie en ambtsdragers mogen daarom voortdurend aandacht vragen voor Gods wereldwijde werk.
Bij de dingen die in de loop van veel jaren in de christelijke gemeente verdampt zijn, hoort de klassieke zendingsavond. Wie inmiddels royaal boven de vijftig jaar is, zal zich de betrokkenheid van vrijwel heel de gemeente op de zendingswerker met verlof nog herinneren. Als kind ging je mee, mocht je doordeweeks opblijven – om op woensdagavond met velen in de kerk te zijn. Dia’s brachten Gods werk in Kenia of Indonesië dichtbij en een predikant-bestuurslid van de GZB legde in zijn meditatie de vinger bij een gedeelte als Psalm 67: ‘Opdat men op de aarde Uw weg kenne, onder alle heidenvolken Uw heil.’ Dat we in Nederland zelf tot die heidenen behoorden, was je nog minder duidelijk. Heidenen, die woonden immers in Afrika. En, aan het einde van de avond ging je naar huis, met een jeugdboek over de zending als cadeau onder je arm.
Blijvende roeping
De vórm om onze zendingsliefde mee te tonen kan gedateerd raken – en dat zij zo. De roeping om uit te gaan en alle volken te onderwijzen, hen te dopen in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, de roeping om daarbij betrokken te zijn blijft. Immers, toen Jezus op de Olijfberg afscheid nam van Zijn discipelen en hun opdroeg de volken te leren wat Hij geboden had, wist de kerk dat het testament van de Heiland geldingskracht houdt.
Uit alle volken moeten mensen verzameld worden onder Zijn koninklijke heerschappij. Het gaat Christus immers om meer dan om de verloren schapen van het huis van Israël, het gaat Hem om de gehele wereld. Als profeet had Jesaja reeds voorzegd dat alle volken toe zullen stromen naar het huis van de HEERE (Jes.2:2-4), een teken dat het informatieblad van de GZB (Alle volken) een naam heeft die tegelijk een program is.
In het heilsplan van God zijn niet alleen kruis en opstanding opgenomen, maar dus ook de prediking van het Evangelie onder alle volken. Troostend en bemoedigend is het dat Jezus aan die zendingsroeping de rijke belofte verbindt: ‘En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld.’ (Matt.28:20) De Duitse nieuwtestamenticus prof. Peter Stuhlmacher schrijft hierbij dat ‘de kerk die de zending van de gelovigen als boden van het heil in een bedreigde wereld vergeet, haar grond en daarmee zichzelf prijsgeeft’.
Krimp en vergrijzing
Kortom, als je deze gedachten overdenkt, moet elk belijdend gemeentelid deel willen uitmaken van de zendingscommissie van zijn of haar gemeente. Beter, er is geen zendingscommissie nodig, omdat heel de gemeente in Gods missie delen wil. Echter, leer en leven, droom en daad, ze stroken in veel situaties niet.
We leren dat opnieuw uit het recent gepubliceerde Beleidsplan 2022-2026 van de GZB, ‘Groeien in verbinding’. Wat zegt het dat de GZB, vanouds dé zendingsorganisatie in de gemeenten die zich tot de Gereformeerde Bond rekenen, op grond van zijn blik op de Nederlandse gemeenten schrijft te merken dat de trouwe achterban geleidelijk ‘krimpt en vergrijst’? Een schokkende constatering is dat, alarmerend ook.
Nodiging en ernst
Een eenduidig antwoord hierop is niet te geven. Meer dan ooit lijkt de Protestantse Kerk zichzelf te verstaan als een missionaire kerk. En tegelijk, in 2019 zei prof. Gert Noort als directeur van de Nederlandse Zendingsraad op onze synode dat ‘zending in het buitenland redelijk ver uit beeld geraakt is bij een deel van de plaatselijke gemeenten, terwijl de aandacht voor missionair werk in Nederland groeide’. Over het geestelijke klimaat in de breedte van de kerk heb ik het nu niet als eerste, wel over de prediking in de gemeente waartoe je als lezer van deze bijdrage behoort, over de inhoud van de verkondiging in de gemeente waarin ik ambtsdrager ben, over míjn prediking als ik zondags op de kansel mag staan, niet minder over de liederen die in mijn woning gezongen worden.
Dan denk ik aan de royale nodiging om te komen tot Christus én aan de ernst van het Evangelie. Johannes is in zijn Evangelie (Joh.3:36) volstrekt eerlijk: ‘Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven, maar wie de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn van God blijft op hem.’ Eerder in dit hoofdstuk citeerde deze apostel zijn Meester, Die sprak over geloof en eeuwig leven, over ongeloof en verloren gaan. Liefde voor de zending wordt het meest gevoed als we in Jezus de Zaligmaker en de Rechter zien. Bij Paulus lezen we het niet anders dan bij Johannes: ‘Nu wij dus vrees voor de Heere kennen, bewegen wij mensen tot het geloof (…) want de liefde van Christus dringt ons.’ (2 Kor.5)
Qua taalkleed is dit lied gedateerd, maar qua strekking is het bijbels:
Heer, wat zou Gij mij toch geven?
Geef mij Jezus of ik sterf.
Zonder Jezus is geen leven,
maar een eeuwig zielsverderf.
Mét Hem kunnen we zingen over een toekomst vol van hoop. Daaraan blijft de zending dienstbaar.
Gebed voor de zendeling
Het is zonder meer de moeite waard ‘Groeien in verbinding’ door te lezen, daar een goed uur voor te nemen. Dan ontdek dat je dat het grootste deel van de wereldbevolking geen christen is én geen christen kent. Hoewel het aantal bevolkingsgroepen zonder christenen daalt, kent maar ongeveer twintig procent van de niet-christenen een christen in zijn of haar omgeving.
Het is nodig te weten in welke gebieden in de wereld het Evangelie nog niet gekomen is en welke nieuwe keuzen en prioriteiten de GZB in zijn werk legt, om gericht, inhoudelijk en concreet voor het werk van de zending te kunnen bidden. James O. Fraser was in 1908 nog maar 22 jaar, toen hij een carrière opgaf om zijn leven in dienst van de China Inland Mission te stellen. Veelzeggend heet het boek over zijn leven Als het regent in de bergen, een titel die verklaard wordt door dit citaat: ‘Als de rivieren plotseling toenemen in kracht en in de verschroeide laaglanden een overvloed van water brengen, duidt dat op het smelten van de sneeuw op grote hoogte. Het kan geregend hebben in de bergen.’ Zo wist Fraser dat de gebeden van Gods kinderen de oogst hadden gebracht, zo maakte een biddend thuisfront dat hij staande kon blijven in ontbering en tegenslag.
Uitgedund Nieuwe Testament
In dit kader is het treffend dat ‘Groeien in verbinding’ opent met het hoofdstukje ‘Gebed als grondtoon’: ‘Zending zonder gebed is ondenkbaar. Als we uit de zendingsverslagen van Paulus alle verwijzingen naar voorbede en dankzegging zouden weghalen, houden we een uitgedund Nieuwe Testament over.’ Meestrijden in de gebeden, het is de hoge roeping van de gemeente, die in betekenis toeneemt naarmate de dag van Christus nadert.
Zending is niet alleen voor de zaligheid van mijn naaste cruciaal, maar leert mijzelf tegelijk veel over het gelijkvormig moeten worden aan Christus. Aan karaktereigenschappen die geen christen mag missen, denk ik dan: zelfverloochening, trouw, nederigheid. Zelfverloochening omdat het ontvankelijk luisteren naar Gods stem ons brengt op plekken die wijzelf niet kiezen zouden, die ons doet leven met gemarginaliseerde en lijdende mensen. De werkelijkheid van de zending haalt een streep door de romantiek die zendingsverhalen wellicht ooit kenmerkte, de witte man die in Afrika direct een groot gehoor vindt. Die zelfverloochening kan ook nodig zijn als bij de uitvoering van het werk verschil van mening ontstaat, in Handelingen 15 tussen Barnabas en Paulus zelfs verbittering.
Lange adem
Nederig blijf je in de zending, omdat je weet dat je van de zegen van God afhankelijk bent, dat vrucht voortkomt uit het werk van de Heilige Geest. ‘Succes’ is geen begrip uit het zendingswoordenboek. James I. Packer schreef al in 1961: ‘De manier om duidelijk te maken dat jij Jezus Christus verkondigt is niet om te vragen of er bekeringen zijn die voortgekomen zijn uit jouw getuigenis. Het is om te vragen of je eerlijk en trouw de Evangelieboodschap gebracht hebt.’
Zendingswerk leert ons trouw te zijn. Want zending is een zaak van lange adem, van investeren in de naaste, van je verbinden met zijn leven. Het geldt voor kerkelijke contacten in ons land evenzeer als in relaties met partners overzee dat betrouwbaarheid in de relatie nodig is.
Wederkerigheid
In onze bezinning op de zending mag wederkerigheid niet ontbreken. De kerk in Nederland kan en moet leren van de volharding en toewijding van gelovigen die onder veel moeilijkere omstandigheden dan wij leven. Hierbij kunnen we ook denken aan de op wereldschaal groeiende kloof tussen rijken en armen, aan uitbuiting van kwetsbaren of vervolging van gelovigen, waardoor grote migratiestromen op gang komen. Denk alleen aan het Midden-Oosten, aan Libanon, Irak en Syrië, waar de toekomst van de kerk op het spel staat.
Inzake veel thema’s houdt de wereldwijde kerk ons een spiegel voor: verzoening met degenen die jou slecht behandelen, oog voor de moslim- of de hindoe-naaste, inzet voor mensen die het aan alles ontbreekt, omgaan met de schepping die lijdt onder economische groei. Zonder oog voor de zending, voor het wereldwijde en veelkleurige van Gods werk, sluit de christelijke gemeente zich op in haar eigen leefwereld. In die weg gaat het Nieuwe Testament ons niet voor.
Geïnteresseerd in meer lezenswaardige artikelen? Neem een jaarabonnement. Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!