column
Zingend gedenken
We kijken naar beneden, ik wijs naar de grond en licht toe: Hier in het plaveisel van de Dam zie je de gedenkstenen van de slachtoffers van 7 mei 1945.
Het is zaterdag. Met zo’n twintig mannen en vrouwen sta ik op de Dam in Amsterdam. Een Urker mannenkoor heeft Krijn de Jong, Geert en mij gevraagd om hen – samen met hun vrouwen – iets van Amsterdam te laten zien. Elk van ons is met een groep op stap.
‘Veel mensen hadden zich hier verzameld om de bevrijding te vieren,’ vervolg ik. ‘Plotseling werden ze beschoten. Kijk daar, vanuit het kantoor boven de huidige Rabobank. Daar bleken nog Duitsers te zitten. 31 mensen worden doodgeschoten en tientallen raken gewond. Ter nagedachtenis zijn hier gedenkstenen geplaatst met de namen van de slachtoffers.’ Stil lopen we verder.
’s Middags bezoeken we de Hollandse Schouwburg, de plaats waar de Joden verzameld werden om gedeporteerd te worden. ‘Zien jullie dat gebouw aan de overkant?’ vraag ik. ‘Daar was de kindercrèche. Het lukte Walter Süskind – een Joodse Duitser – om samen met de directrice van de crèche en de directeur van de kweekschool ernaast, 600 joodse kinderen weg te smokkelen.’
Binnen zien we een foto van een kleine baby. Deze was door zijn ouders te vondeling gelegd en kwam ook in de crèche terecht. Ze noemden hem Remi (van ‘alleen op de wereld’) van Duinwijck (de straat waar hij gevonden was). Remi was een knap, donker jongetje met mooie, blauwe ogen. Iedereen was gek op hem, ook de Duitse soldaten. Dit maakte dat hij niet weggesmokkeld kon worden. Later werd hij afgevoerd en vergast.
We lopen naar de buitenplaats. Ook de andere twee groepen hebben zich hier verzameld. Dan hoor ik naast me: ‘Laten we zingen.’ Even later vult de ruimte zich met het diepe gezang van mannenstemmen:
’k Denk aan U, o God, in ’t klagen
Uit de landstreek der Jordaan (..)
Iets hoger:
Maar de HEER’ zal uitkomst geven (…),
’k Zal Zijn lof zelfs in den nacht
Zingen, daar ik Hem verwacht
En mijn hart, wat mij moog’ treffen,
Tot den God mijns levens heffen.