Waar bent u naar op zoek?

Zo werkt verkiezing

dr. G. van den Brink
Door: dr. G. van den Brink
26-01-2023

Toen vijf vrienden dr. J. van Eck benaderden met het voorstel om ter gelegenheid van diens zeventigste verjaardag een boekpublicatie te verzorgen, hoefde deze niet lang na te denken over het thema daarvan: Gods verkiezing. Dat onderwerp was zijn leven lang met hem meegegaan,

Door de jaren heen was hij er ook telkens vanuit een zekere fascinatie over blijven schrijven. Daar moest dus een bloemlezing van samen te stellen zijn. Enkele dagen na zijn verjaardag werd deze hem overhandigd, tijdens een drukbezocht symposium in de hervormde kerk in zijn geboorte- en woonplaats Lexmond, dat nog is terug te zien via het YouTube-kanaal van de kerk.

Gemengd boeket

Dobberen op de genade brengt in chronologische volgorde teksten bijeen die Van Eck schreef tussen 1980 en 2022. De bundel bevat een groot deel van een niet eerder uitgegeven scriptie dogmatiek (1980), diverse artikelen uit tijdschriften en hoofdstukjes uit eerder gepubliceerde boeken, maar ook een viertal preken en enkele nieuw geschreven tekstjes. Een gemengd boeket dus, dat voorafgegaan wordt door een informatief interview dat redacteuren Wim Dekker en Koos van Noppen met de auteur hadden.

Evangelievertolking

Centraal in het boek staan de Dordtse Leerregels. Van Eck is een uitstekende gids in het lezen daarvan. Hij weet precies waarop je moet letten om de honing van het Evangelie te slaan uit deze op het oog zo ongenaakbare rots. Dat is bijvoorbeeld op het woordje ‘ons’ dat talloze malen voorkomt: God heeft óns verkoren, staat er dan. Dat wordt ons aangezegd in de verkondiging, de prediking. De Leerregels bieden dus geen afstandelijke wereldbeschouwing, maar evangelievertolking. Hun op geloof en verkondiging gerichte taal heeft Van Eck willen honoreren, omdat dat zijns inziens tot dusver te weinig gedaan is. Daar kon hij weleens gelijk in hebben.

Bron van berusting

Traditioneel geldt de verkiezingsleer zoals die in de Leerregels aan de orde is, immers vaak als een bron van berusting en moedeloosheid. Alsof je maar angstig moet afwachten of je bij de verkorenen hoort, soms levenslang tevergeefs… Ook waar dat niet meer zo gezien wordt, kan toch deze atmosfeer blijven doorwerken. Van Eck ziet dat gebeuren in een type prediking waarin voortdurend ‘vraagjes’ gesteld worden in de trant van ‘kent u dat?’ en ‘mag u daar al van weten?’ Die belemmeren volgens hem het spontane geloven dat het Evangelie in ons wakker wil roepen. Tegelijk laat Van Eck zien dat Dordt toch wel enige aanleiding biedt voor de ontstane misverstanden. Dat doet hij het duidelijkst in zijn scriptie, waarin hij naast de ‘enkele lijn’ (God heeft óns verkoren) een meer beschouwelijke ‘dubbele lijn’ (God heeft sommigen verkoren maar anderen verworpen) ontwaart. Die twee lijnen, zo laat hij zien, wisselen elkaar steeds af. Doorbreekt dat niet de ‘weldadige een-voud’ (p.126) van de verkiezing? Van Eck breekt er echter de staf niet over. Dat doet hij wel over de na- Dordtse schoolse theologie, waarin hij alleen de dubbele lijn ziet doorwerken. Die ontwikkeling staat natuurlijk niet los van Dordt zelf. En omgekeerd is er de laatste decennia een beweging op gang gekomen die enig eerherstel bepleit voor die latere theologie (denk aan het werk van R.A. Muller in de Verenigde Staten en in ons land onder anderen aan dat van W.J. van Asselt). Deze kan niet zomaar als een ontsporing worden weggezet, maar gaat serieus in op allerlei denkproblemen die zich niet lieten wegduwen. Van Eck blijft echter bij wat hij in 1980 al zo zag.

Gods liefde

Dat laatste geldt intussen niet over de hele linie. Wie het boek van begin tot eind doorneemt, merkt dat er bij de schrijver wel degelijk van een zekere ontwikkeling sprake is. In de loop van het boek raakt de ‘dubbele lijn’ eigenlijk steeds verder op de achtergrond en blijft vooral de enkele over. In 1997 typeert Van Eck het onderwerp van de Leerregels als ‘de grote beweging van Gods liefde’ (123). En in 2022 werkt hij dat verder uit aan de hand van 1 Johannes 4:8 (‘God is liefde’) – een tekst die ‘in de gereformeerde theologie niet de centrale rol gespeeld heeft die je van zo’n alles samenvattende uitspraak zou verwachten’ (170). De liefde van God die in het Evangelie naar ons toekomt, is zo overweldigend dat we letterlijk geen keus hebben (181): we gaan erdoor voor de bijl. Zo werkt verkiezing. Ze is een zaak van vreugde (zie de ondertitel), want ze laat ons weten dat ons heil vastligt in God.

Is er dan geen verwerping meer? Jawel, maar als uiterste, raadselachtige mogelijkheid. De Bijbel spreekt er slechts over om ons onder Gods vleugels te brengen. Zo gaat de spanning er dus niet af, maar vindt wel een heilzame correctie plaats op de vele ontsporingen die zich op dit terrein hebben voorgedaan, en nog voordoen. Het is daarom te hopen dat dit leerzame boek binnen en buiten de gereformeerde gezindte veel lezers zal vinden.

dr. G. van den Brink
dr. G. van den Brink