blog
Wijziging liturgie vaak omdat gemeente dat wil
Zuinig zijn op zingen
De Gereformeerde Bond concludeert dat kerkenraden zelden op basis van bijbels-theologische, kerkelijke of historische argumenten tot aanpassing van de liturgie komen. Dat gebeurt vaak omdat de gemeente erom vraagt.
De eredienst vormt het hart van het gemeente zijn. Daarom is het bepaald niet om het even hoe de eredienst is ingericht. De bekende reformator Calvijn was zich daar goed van bewust. Bij zijn inspanningen om – met vele collega’s – geestelijk leiding te geven aan de kerk van de Reformatie, nam het werken aan een gereformeerde liturgie geen geringe plaats in. De gemeentezang speelde daarbij een belangrijke rol.
Het besef dat er in de eredienst iets geweldigs gebeurt, namelijk dat een schuldig volk voor een heilig God mag verschijnen en tegelijk dat een heilig God Zich wendt tot een schuldig volk, betekende voor Calvijn dat het beste nog niet genoeg was als het gaat om de eredienst.
Klein onderzoek
Hoe nemen wij in onze tijd beslissingen over de gemeentezang? Is er nog steeds dezelfde ernst als bij Calvijn? Er vinden vele veranderingen plaats in hervormd-gereformeerde gemeenten als het gaat om wat er in de dienst gezongen wordt. Wat zijn de motieven om te veranderen en welke criteria worden aangelegd? Het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond voerde een klein onderzoek uit om daar zicht op te krijgen. Ik geef een impressie van de resultaten, met als doel kerkenraden inzicht te geven in de gehanteerde motieven rond keuzen in de eredienst.
Enige gezangen
Lange tijd werden in gemeente van Gereformeerde Bondssignatuur alleen de psalmen en de ‘Enige gezangen’ in de eredienst gezongen. Die laatste groep was aanvankelijk eigenlijk bedoeld voor gebruik in de huisgodsdienst. Vandaar dat we er ook gebeden voor voor en na het eten in aantreffen. De drie lofzangen (van Maria, Zacharias en Simeon) zijn net als de psalmberijmingen schriftberijmingen. Andere gezangen hebben wel een relatie met een Schriftgedeelte, maar zijn zeker geen schriftberijming te noemen (Wet des Heeren, Gebed des Heeren). Nog andere liederen zijn geheel vrije liederen (de Avondzang bijvoorbeeld).
Om de een of andere reden zijn die gezangen ontsnapt aan de felle discussies over het zingen van niet-psalmen in de gereformeerde eredienst. Ook het feit dat de psalmberijming van 1773 goeddeels uit remonstrantse koker afkomstig is, heeft om onduidelijke redenen niet als bezwaar tegen de invoering gewogen, terwijl bij het tot stand komen van de Statenbijbel met nadruk de eis gesteld was dat ze door gelovige gereformeerde theologen gemaakt moest worden. Het is zeer de vraag of de invoering van een remonstrantse psalmbundel bij Calvijn door de beugel gekund had.
Blijkbaar zijn de beslissingen over het zingen in de eredienst na Calvijn wat minder consequent genomen. Maar toen het besluit om ‘1773′ in te voeren eenmaal genomen was, is dit lange tijd bijna een herkenningsteken van orthodoxe gemeenten binnen de Hervormde Kerk geweest.
Verandering
Daarin is in de laatste tien jaar verandering gekomen. Veel gemeenten zijn naast de psalmen ook andere liederen gaan zingen. Vaak eerst alleen in bijzondere diensten (op christelijke feestdagen), maar later ook in reguliere erediensten.
De een zal deze beweging betreuren; de ander juicht ze daarentegen toe. Het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond wil graag leiding aan de gemeenten blijven geven ten aanzien van de vragen van de liturgie, al erkennen we daarbij de eigen verantwoordelijkheid van de kerkenraad in het nemen van concrete besluiten. Cruciaal is voor ons wel dat de besluitvorming op goede, schriftuurlijke gronden plaatsvindt. De wegen kunnen uiteengaan ten aanzien van de vraag wat schriftuurlijk hier concreet inhoudt, maar het gesprek is pas goed te voeren als helder is op welke gronden besloten wordt óf om het te houden bij de Psalmen alleen, óf om ook ruimte te creëren voor het zingen van enkele andere liederen.
Niet helemaal positief
In het najaar van 2011 is aan zo’n vijftig Gereformeerde Bondsgemeenten een korte vragenlijst verstuurd met enkele vragen over de besluitvorming inzake het zingen in de eredienst. Ongeveer 35 enquêtes kwamen ingevuld terug. Het gaat dus om een betrekkelijk kleine (zij het wel representatieve) steekproef en we moeten voorzichtig zijn om er al te verstrekkende conclusies uit te trekken. Toch laat de relatief hoge respons zien dat dit voor veel gemeenten een aangelegen punt is. Een zeker beeld van de huidige situatie is er dus wel aan te ontlenen.
Dat beeld is niet in alle opzichten positief. Weten we nog wel goed waarom we de dingen doen zoals we ze doen en zijn eventuele veranderingen gebaseerd op het geven van geestelijke leiding door de kerkenraad? Dat zijn reële en spannende vragen in het licht van de resultaten van de enquête.
Verbonden met Israël
Bijna de helft van de ingevulde enquêtes komt van gemeenten waar alleen psalmen in de erediensten gezongen worden. In veel gevallen wordt als enige motief hiervoor aangegeven dat de psalmen onderdeel van de Schrift zijn. Wanneer we dat vergelijken met het aantal argumenten dat genoemd wordt in de brochure Zingen naar de Schriften, die in het jaar 2000 door de Gereformeerde Bond als een handreiking voor besluitvorming werd uitgegeven, is dat mager.
Het is zeker de kern van wat Zingen naar de Schriften aanreikte. Maar een essentieel argument dat we in het zingen van de psalmen gestalte geven aan de verbondenheid met Israël komt geen enkele keer in de antwoorden voor. Wat zal er in deze gemeenten gebeuren als er iemand opstaat en beargumenteert dat de psalmen niet het enige deel van de Schrift zijn en er op grond daarvan veel meer gezongen zou kunnen worden? Weet een kerkenraad dan nog goed beargumenteerde leiding te geven of zal er verwarring ontstaan?
Op Toonhoogte
Ongeveer de andere helft van de enquêtes komt uit gemeenten die in bijzondere diensten ook andere liederen dan psalmen zingen. Het overgrote merendeel van deze gemeenten heeft hiertoe besloten, omdat ‘de gemeente daar naar vroeg’. De kerkenraad heeft dus min of meer de wens van de gemeente gevolgd.
Dat zou op zichzelf nog niet zo verontrustend zijn, ware het niet dat de keuze voor wat dan naast de psalmen gezongen wordt nauwelijks op inhoudelijke gronden berust. De meeste gemeenten kiezen voor de HGJB-bundel Op Toonhoogte, louter en alleen omdat deze bekend is. Dat deze bundel niet voor liturgisch gebruik gedacht was (in tegenstelling tot bijvoorbeeld het <i>Liedboek voor de Kerken<p>, dat door de kerk vrijgegeven is voor gebruik in de eredienst) heeft in de overwegingen blijkbaar geen rol gespeeld.
Veel liederen in de bundel Op Toonhoogte kunnen bijna onmogelijk met orgelbegeleiding als gemeentezang gezongen worden. Dat is een ernstige beperking, omdat het orgel nog altijd het gangbare begeleidingsinstrument in de meeste gemeenten is. Het wordt dan aan de liturg overgelaten om te bepalen wat haalbaar is en wat niet, en in sommige gevallen zijn het de organisten die dat bepalen.
Vormoverwegingen spelen hier blijkbaar geen rol. Calvijn stelde nog als eis dat de melodieën van de psalmen poids et majesté (gewichtigheid en majesteitelijkheid) moesten hebben, overeenkomstig het heilige karakter van de eredienst. Diverse liederen in Op Toonhoogte voldoen daar volgens muziekdeskundigen niet aan.
Nieuwe Testament
Het tweede argument dat genoemd wordt, is dat liederen ook de mogelijkheid geven om vanuit het Nieuwe Testament te zingen en de naam van Christus en van de Heilige Geest daarbij te noemen. De bundel Op Toonhoogte bevat echter heel wat liederen waarin dat niet gebeurt. Het blijkt uit de antwoorden nergens dat men dan speciaal die liederen kiest waarin expliciet nieuwtestamentische verwoordingen staan.
Weinig studie
Opvallend is het geringe aantal publicaties waarvan kerkenraden bij de besluitvorming gebruikmaken. Zingen naar de Schriften is het enige concrete materiaal dat genoemd wordt. Een boekje als Gods lof op de lippen van Jan Smelik, dat veel over Calvijns opvattingen ver de liturgie bevat, is blijkbaar geheel onbekend. Ook de door een deputaatschap van de Christelijke Gereformeerde Kerken uitgegeven brochure Zuiver Zingen, met schriftuurlijke criteria voor de keuze van gezangen, wordt niet genoemd. De stem van (een zekere stroming binnen) de gemeente is blijkbaar meer bepalend bij de besluitvorming dan een goede studie met gereformeerde overwegingen.
Leiding geven
In 2011 stond het thema ‘Geestelijk leiding geven’ centraal tijdens de toerustingsvergaderingen voor ambtsdragers die de Gereformeerde Bond organiseerde. Zelf heb ik bij het leiden van twee avonden ervaren voor hoeveel ambtsdragers dit onderwerp een zaak is waar ze mee worstelen – waarbij je tegelijk het verlangen proeft dat men ze wel willen. De uitslagen van de enquête lijken deze waarneming te bevestigen. Bij gebrek aan inzicht bij de kerkenraad in de argumenten vanuit Schrift en belijdenis en vanuit de gereformeerde traditie moet de gemeente het maar zeggen. Ik realiseer me dat dit erg kort door de bocht geformuleerd is en dat er zeker gemeenten zijn waar een zorgvuldige en inhoudelijk gedegen besluitvorming heeft plaatsgevonden. Ook moeten we niet de conclusie trekken dat een verandering die niet volgens een gedegen besluitvorming heeft plaatsgevonden, alleen om die reden al moet worden veroordeeld. Het ware echter te wensen dat de kwaliteit van die besluitvorming beter zou worden.
Kerkenraden zouden op dit punt moeten doen wat in het algemeen hun kerntaak is, namelijk geestelijke leiding geven. Dat daarbij de stem van de gemeente meegewogen wordt, is goed, maar in de christelijke gemeente geldt niet als wet hoe wij het graag willen hebben, maar hoe de Heere het wil hebben. Wij hebben niet de vrije beschikking over de eredienst. Het is immers Zijn eredienst. Hij nodigt ons om tot Hem te komen. Hij is de gastheer en daarom is Hij het die bepaalt hoe het in de ontmoeting van Hem met Zijn gemeente zal toegaan.
Materiaal
Veel gemeenten geven in de enquête aan dat binnen afzienbare tijd de zang in de eredienst (opnieuw) op de kerkenraadsagenda zal staan. Het betreft dan vooral gemeenten die nu nog alleen in bijzondere diensten andere liederen dan alleen psalmen zingen en die waarschijnlijk zullen overwegen dit ook in reguliere diensten te gaan doen. De meeste van die gemeenten geven de wens aan om hiervoor materiaal ter overweging en bezinning te ontvangen van de Gereformeerde Bond. Soms klinkt het verwijt van die en andere gemeenten dat dit al eerder gebeurd had moeten zijn, voordat gemeenten de overstap maakten van alleen psalmen naar ook andere liederen. Het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond zal zich bezinnen over de vraag op welke wijze aan deze wens in verbondenheid met het beleid van de afgelopen jaren gehoor gegeven kan worden.
Gezien de complexiteit van de materie zal dit niet eenvoudig zijn. Er komt immers een toenemende druk op de eredienst te liggen, waarin mensen die doordeweeks zeer bezet zijn iets willen beleven. Juist in deze context is het geboden helder te hebben en te houden waar het in de gereformeerde liturgie om gaat. Veel gebed is nodig om hierin een weg te vinden. Als het lezen van dit artikel zou mogen uitmonden in het vouwen van de handen en het afsmeken van Gods genade, heeft het aan zijn bedoeling beantwoord.
Heilig
Ik ben begonnen met de opmerking dat de eredienst iets wonderbaar moois is. Daarom hebben we er zuinig op te zijn. De eredienst is niet iets om mee te experimenteren. Daarvoor is ze te heilig. Daarvoor is de God, die wij er in ontmoeten te heilig. Bezinning over de eredienst, ook waar het gaat om andere onderdelen daarvan, is in onze hervormd-gereformeerde traditie wellicht een zwakke plek. De veranderingen van de afgelopen tien jaar vragen van ons dat we dit manco goedmaken. De zaak is het waard. De Heere is het waard.
Eredienst is ere-dienst, dienst van eer aan Hem. Is dat niet de oorsprong van Gods bedoeling met ons? Is het ook niet de ultieme bestemming van allen die Hem door het bloed van Christus mogen toebehoren? Ons zingen in de eredienst hier en nu mag een ‘repetitie’ zijn voor de eeuwigheid, op de nieuwe aarde onder de nieuwe hemel. Wie zingt in een koor, weet bij ervaring hoe belangrijk het is om de repetities serieus te nemen met het oog op de uitvoering. Laten we als kerkenraden en gemeenten dan ook zo omgaan met de zang in onze erediensten. Zuinig zijn op wat we zingen, dat is de boodschap. Dan kunnen pas goed uitbundig zingen wat verantwoord is.
M.J. de Vries
Dr. M.J. de Vries uit Papendrecht is bijzonder hoogleraar christelijke filosofie aan de Technische Universiteit Delft en lid van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond.
Leestips
- M.J.G. van der Velden e.a., ‘Als wij samenkomen. Liturgie in de gereformeerde traditie’, uitg. Boekencentrum, Zoetermeer.
- ‘Zingen naar de Schriften’, uitg. Gereformeerde Bond, Apeldoorn.
- Jan Smelik, ‘Gods lof op de lippen. Aspecten van liturgie en kerkmuziek’, uitg. Boekencentrum, Zoetermeer.
- ‘Zuiver zingen. Handreiking bij het toetsen van liederen voor de eredienst’, uitg. Buijten & Schipperheijn, Amsterdam.