Waar bent u naar op zoek?

Globaal bekeken

J. van der Graaf
Door: J. van der Graaf
07-10-2021

Ds. B.H. Weegink, emeritus predikant te Katwijk aan Zee, schreef een lezenswaardige dissertatie over ‘leven en spiritualiteit van Aart Jan Theodorus Jonker’, Nochtans mijn God, met veel uitvoerige citaten van Jonker. Over theologie schrijft hij:

In Jonkers optiek is de theologie de meest centrale van alle wetenschappen omdat zij met ‘de kennisse Gods’ als object de allerdiepste diepte van het menselijk leven raakt. Ze is geen godsdienstwetenschap (…) maar Godgeleerdheid, met erkenning van en overgave aan de hogere, geestelijke werkelijkheid. Met Kierkegaard stond een theoloog voor de paradoxale geloofssprong. ‘Het leven buiten God hebben wij naar zijn groote ontferming leeren kennen als absurditeit. En toen hebben wij het in onze eigen absurditeit niet langer kunnen uithouden. En toen hebben wij den geloofssprong gedaan, den geweldigen benauwdheidssprong, den geweldigen reddingssprong uit onze absurditeit in … ja waarin? Kierkegaard zou zeggen: ‘in het absurde’. Toch is er een oneindige tegenstelling. Wij zijn uit de absurditeit van de leugen overgaan in de absurditeit van de waarheid, uit de absurditeit van het verloren-gaan in de absurditeit van het zalig-worden. En dit staat voor ons bewustzijn onwrikbaar vast, dat de ongerijmdheid, waaraan wij ons mogen wagen – is en straks zal blijken te zijn de hoogste redelijkheid. Daarom heeft de theologie voor ons zoo groote beteekenis. Met ons christelijk geloof staan wij niet alleen. Wij deelen het met de gemeente. Uit haar geloof, dat in historisch geschonken openbaring wortelt en reeds als zoodanig in verband treedt met de sfeer van wetenschappelijk onderzoek, is de theologie opgekomen. Er kan een gemeente zijn zonder theologie. Er kan geen theologie zijn zonder gemeente. Aangenomen voor een oogenblik, dat wij een keuze moesten doen tusschen onze godgeleerdheid en ons geloof, dan zouden wij geen oogenblik aarzelen heel die heerlijke theologie, welke wij innig liefhebben, schade en drek te achten om de uitnemendheid der kennis van onzen Heer Jezus Christus.’


Een Luthercitaat, aangereikt door H.C. van Woerden, ‘Er is geen aanneming van persoon bij God’:

Die recht verschaft aan de wezen en weduwen, en de vreemdelingen liefheeft, dat Hij hun voedsel en kleding geeft. (Deuteronomium 10:18)

‘Deze allerliefste beloften van God die we in deze tekst vinden, moeten wij in alle ernst opmerken, namelijk dat er geen aanneming van persoon bij Hem is; dat Hij geen geschenken aanneemt; dat Hij een Rechter van weduwen en wezen is; dat Hij de vreemdelingen liefheeft en hun voedsel en kleding geeft.

Met deze woorden troost God in één keer alle arme, verlaten, ellendige en verachte mensen in de hele wereld, en trekt hun harten vol liefde tot Zich. Zodat zij nu hun vertrouwen op Hem stellen, en zich op Hem verlaten, zoals men verplicht is aan de ware, enige en drie-enige God.

Want als Hij de personen niet aanziet, dan kan ik mij beroemen en met een vrijmoedig hart alle koningen, vorsten, rijken, sterken en machtigen van de wereld trotseren; Hij is immers vreselijk en verschrikkelijk voor allen die mij verachten en versmaden.

Wanneer ik nu als arme weduwe, als arme wees, als onbekende vreemdeling, door hen allen versmaad, verlaten en verstoten word – dan word ik door Hem, Die de God is van alle goden, en de Heere van alle heren toch aangezien, ontvangen en onder Zijn bescherming genomen. Daarvan ben ik verzekerd! Wat kan mij nu nog ontbreken, wanneer een heer over een paar knechten mij veracht, terwijl de Heere van alle heren, en de God boven alle goden voor mij zorgt?’

J. van der Graaf
J. van der Graaf