Waar bent u naar op zoek?

blog

Ambtsgewaad werd ingevoerd om predikant waardigheid en gezag te verlenen

De toga uit?

P.J. Vergunst
Door: P.J. Vergunst
Kerk
04-07-2023

‘Jammer dat de dominee vanavond geen toga droeg’, hoorde ik na een dienst met een gastpredikant. Nu – los van hoogzomerse temperaturen – onder ons de toga minder gedragen lijkt te worden, kun je nadenken over de relevantie van die opmerking.

Over middelmatige zaken kan in de kerk met een vuur gesproken worden alsof het over de verzoening gaat. Kerkgeschiedenis is daarom soms de wenkbrauwen fronsen, of glimlachen. Wat de dominee in de eredienst draagt, behoort tot die middelmatige thema’s. Tegelijk is waar dat middelmatige thema’s geen onzinnige of onbenullige thema’s zijn – en daarom als eerste een citaat van prof. Gerrit de Kruijf uit de bundel Een goed woord, mij aangereikt door een van onze predikanten.

De interpretatie van prof. De Kruijf lijkt me belangrijk voor vandaag, al waren zijn overwegingen niet beslissend bij de invoering van dit ambtsgewaad voor hervormde predikanten. Dat moet eerlijk gezegd. De geschiedenis van de toga is een periode van sociale of intellectuele profilering geweest, soms van zich afzetten tegen anderen. Ook een vorm van profilering kan meedoen als we vandaag besluiten tot het niet (meer) dragen van de toga.

Heilige kleding

In Het gereformeerde geheugen schrijft dr. M.J. Aalders dat hervormden wel leervrijheid kenden maar geen kleervrijheid, terwijl voor gereformeerden dit andersom gold. Deze vroeger bekende uitdrukking moest het onderscheid benoemen tussen de Nederlandse Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken. De hervormde predikant werd geacht een toga te dragen en mocht op de kansel zéggen wat hij wilde; de gereformeerde dominee diende zich te houden aan de drie Formulieren van enigheid en mocht op de preekstoel drágen wat hij wilde.

Over het ambtsgewaad lezen we in het Oude Testament dat priesters en levieten meestal een wit linnen opperkleed droegen. Wanneer Aäron als hogepriester in de dienst van de verzoening staat, moet hij zich als een gewone priester kleden. Leviticus 16 benoemt niet alleen de voorschriften over zijn kleding, maar er staat ook: ‘Dit is heilige kleding. Hij mag die pas aantrekken, nadat hij zijn lichaam met het water gewassen heeft.’ Om reinheid ging het, en de witte kleding symboliseert dit. Hier gaan twee dingen samen: de godsdienstige cultus (wij zouden zeggen: de eredienst) vroeg om speciale kleding én het volk ontving hiermee een geestelijke les.

Blinkend wit

Over de grote Hogepriester (Hebr.4:14), Jezus, vertelt de evangelist Markus dat tijdens de verheerlijking op de berg Zijn kleren blinkend werden, ‘zeer wit, zo wit als geen wolbewerker op aarde maken kan’. Ook hierin ontdekken we een prediking, onderwijs voor de gemeente vandaag.

Kijken we naar de ‘ambtsdragers’ in het Nieuwe Testament, dan maken we uit Handelingen 23:5 op dat Paulus voor de Joodse raad de hogepriester niet (her)kent, een man die zich blijkbaar niet onderscheidde in zijn kleding. ‘Scheldt u de hogepriester van God uit? Toen zei Paulus: Ik wist niet, broeders, dat hij hogepriester is.’

Waardigheid

Maken we een grote stap, dan zien we dat de hervormde synode in 1854 de toga invoerde. Het motief hiertoe was het verlenen van gezag en waardigheid aan predikanten. Met dit kledingstuk kwamen ze in het rijtje van professoren en rechters. Het was kort nadat de liberale Thorbecke ervoor zorgde dat in een nieuwe grondwet de verhouding tussen kerk en staat anders werd en kort nadat de predikant zijn positie als ambtenaar in dienst van koning Willem I verloren had. In deze periode kwam in de Hervormde Kerk sterker naar voren dat het ambt van predikant door God ingesteld was om Zijn genade te verkondigen én werd sterker belicht dat hij aan de universiteit zijn opleiding kreeg. Hier hoorde een passend ambtsgewaad bij – en dat werd de toga.

Het betekent dat de toga niet van doen heeft met het priesterkleed, maar symbool werd van de academische opleiding van de predikant en het gezag uitdrukte waarmee iemand in de kerk spreekt. Vrije kleding zou tekortdoen aan het ‘ernstig en plegtig karakter der openbare godsdienst’, aldus de synode. Het was de wet op de kerkgenootschappen die de predikanten verbood in het openbaar dit ambtsgewaad te dragen.

Abraham Kuyper, de voorman van de Gereformeerde Kerken, was niet voor de toga, omdat dit kledingstuk binnen de gemeente scheiding zou maken. De gereformeerden dachten inderdaad meer ‘van onderop’, vanuit de gemeente. In zijn Biografie van de dominee schrijft prof. Gerben Heitink: ‘Hervormde predikanten lijken hun werk ambtelijker in te vullen, gereformeerde predikanten gemeentelijker.’

Zelfverstaan

Toen de hervormde synode in 1854 het togabesluit nam, volgde ze de lutherse synode, na elf jaar. En ook de Remonstrantse Broederschap was eerder. Het is het eerlijke verhaal op te merken dat met de toga zij zich ook wilden profileren ten opzichte van de afgescheiden traditie, van de predikanten uit de Afscheiding en hun gereformeerde orthodoxie. Naast een sociale en intellectuele markering was de toga dus ook geestelijk een item.

Trekken we alle overwegingen door naar vandaag, dan constateren we dat er een relatie is tussen de tijd waarin we leven en de ambtskleding die gedragen wordt. Tijdens het recente bezoek van Nederlandse predikanten aan hun Hongaarse collega’s hebben we gezien dat de Hongaren in de eredienst een ander soort toga dragen, een soort cape. Tegelijk viel het ons op dat zij bij elke meditatie een zwart pak en zwarte stropdas dragen, terwijl ze erna hun kleding direct verwisselen.

De ambtskleding zegt iets over het zelfverstaan van de predikant, ze communiceert op welke wijze hij zijn ambt ziet en wil dragen. Zowel de vorige als de huidige scriba van de Protestantse Kerk (A.J. Plaisier en R. de Reuver) zagen/zien we af en toe met een priesterboordje om, waarmee ze vanuit hun positie de eenheid van de kerk willen uitstralen.

Opvatting van het ambt

En nu leven we in een fase in de geschiedenis van de kerk waarin (jonge) predikanten vaker hun toga niet dragen. Uiteraard communiceert in onze dagen dit ambtsgewaad niet meer wat de synode in 1850 dacht, toen de sociale en academische positie gemarkeerd moest worden. Ik denk dat nu de opvatting van het ambt een bepalende factor is, de gedachte dat je als predikant tussen de mensen staat en leeft, dat voor velen het accent meer valt op ‘beroep’ dan op ‘ambt’.

De toga – los van de financiën die gemoeid zijn met aanschaf en onderhoud – staat voor deze en gene voor afstand naar de gemeente, voor distantie vanwege gezag. Is dat echter terecht? Er is veel voor te zeggen om de toga te blijven dragen, niet uit misplaatste deftigheid, maar wel om het ‘tegenover’ van het ambt te bewaren, om te beseffen dat we niet ‘zomaar’ voor Gods aangezicht bijeenzijn. De dominee is niet in dienst van de gemeente, maar mag zichzelf allermeest blijven zien als geroepen dienstknecht van God, om Zijn boodschap tot de gemeente te brengen.

Geen voetstuk

In onze samenleving heeft een predikant een geringe sociale status en staat hij in de gemeente niet op een voetstuk. Dat laatste is geheel niet nodig ook. Tegelijk mogen we het gezag van het ambt niet kwijtraken, het eigene van de roeping van de dienaar van het Woord. Zijn positie is uniek en ja, zijn positie kan iets eenzaams met zich meebrengen. Roeping betekent ook concentratie en het (voortreffelijke) ambt is ook een last. Het profetische aan zijn bediening houdt in dat hij de gemeente bij tijden een schurende of lastige boodschap brengen moet, dat het ‘Zo spreekt de Heere’ het ontmaskerende van het Evangelie inhoudt.

De toga symboliseert dan dat de predikant een hogere macht vertegenwoordigt, dat hij spreekt met de volmacht van Christus, over Wie Mattheüs 7 zegt: ‘Want Hij onderwees hen als gezaghebbende’. Leren we de gemeente zo dat de persoon van de predikant schuilgaat achter zijn roeping, achter zijn ambtelijke positie? Voor de dienaar in toga zelf, die zowel het Woord aan het hart legt als pastoraal nabijkomt, lijkt me enige afstand tegelijk belangrijk, om het in zijn positie in een gemeenschap vol te houden.

De toga, een middelmatige zaak? Ja, maar geen onbetekenend thema. ‘Hij staat daar wat vreemd, in een toga,’ zei prof. De Kruijf.

Geïnteresseerd in meer lezenswaardige artikelen? Neem een jaarabonnement (€ 52,50). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!

P.J. Vergunst
P.J. Vergunst

is hoofdredacteur van De Waarheidsvriend.