Als geslacht niet meer telt
Twee theologen van orthodoxen huize schreven een boek over seksualiteit. Zij wilden over deze materie een compleet boek schrijven, maar het gevolg is dat de ene gedachte over de andere buitelt. Menige lezer zich zal afvragen wat de auteurs met Vuur dat nooit dooft beogen.
In het boek van René Erwich en Almatine Leene komt het hele spectrum van seksualiteit aan de orde. Wie dit boek leest, beseft dat de hele kijk op seksualiteit in de loop van nauwelijks twee decennia ingrijpend veranderd is. Dat heeft uiteraard fundamentele gevolgen voor onze visie op het huwelijk. De auteurs van Vuur dat nooit dooft. Gender, seksualiteit & theologie in gesprek geven een flinke impuls aan wat zij ‘omdenken’ noemen (p.37). Erwich was docent aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) en is nu als hoogleraar verbonden aan een theologische universiteit in Melbourne. Leene is predikant te Hattem (GKv) en daarnaast docent Theologie in Zwolle. Zij kreeg bekendheid als theoloog des Vaderlands (2020/21).
Omdenken
Om een indruk te geven van de inhoud van het boek geef ik hier een summiere opsomming. Het boek bestaat uit zeven hoofdstukken die de verschillende facetten van gender en seksualiteit bespreken. Aan de orde komen: de geschiedenis van gender en seksualiteit (hoofdstuk 2), wat de moderne wetenschap erover te zeggen heeft (3), hoe deze begrippen functioneren in de Bijbel (4), hoe het concept van ‘verlangen’ ons in deze vragen verder helpt (5), met welke hedendaagse vormen van gender en seksualiteit we te maken hebben (6), plus inleiding en nabeschouwing. Wat bedoelen de auteurs met omdenken? De kern is dat we afscheid moeten van het zogenaamde binaire denken en dat kerk en theologie plaats moeten inruimen voor het genderspectrum. Het binaire denken gaat ervan uit dat er twee geslachten zijn: man en vrouw. Wie in de lijn van een genderspectrum denkt, vindt dit achterhaald en ook veel te simpel. Want het is niet zo, betogen Erwich en Leene, dat wie biologisch man is, ook denkt, leeft en voelt als man en omgekeerd geldt ditzelfde voor een vrouw. Een man kan zich vrouwelijk voelen en een vrouw mannelijk.
Het kan gaan wringen tussen geslacht en gender. We zijn eraan gewend geraakt dat relatiepatronen bepaald werden door het biologisch geslacht en niet door gender (hoe men zich ‘voelt’). Dit is het zogenaamde genderessentialisme: je gedraagt je zoals je geslacht is en niet zoals je je voelt (p.74). Genderessentialisme is onrecht, zelfs onderdrukking. Voor een vrouw komt daar nog een extra vorm van onderdrukking bij, omdat zij steevast een lagere plaats inneemt dan de man. In de Hebreeuwse Bijbel zijn vrouwen meestal ‘in seksueel opzicht bezit van mannen’ (p.136). Dus is de Bijbel verantwoordelijk voor allerlei onderdrukkingsmechanismen.
Ruime opvattingen over seks
Het is toch wel verrassend dat Erwich en Leene in hoofdstuk 4 willen aantonen dat het Oude Testament in bepaalde opzichten behoorlijk liberale opvattingen huldigde. Dat geldt dan voor seksuele verhoudingen en niet zozeer wat man-vrouwverhoudingen betreft. Kort gezegd: in dit boek wordt betoogd dat het Oude Testament vrij omgaat met seks en dat het Nieuwe Testament de vrouw bevrijdt uit haar nederige positie. Dus als we Oude en Nieuwe Testament bij elkaar optellen, hebben we de emancipatie en bevrijding waar we in onze tijd behoefte aan hebben.
In het Oude Testament was seks buiten het huwelijk geoorloofd. Denk maar aan de aartsvaders, aan de koningen, aan het verschijnsel van bijvrouwen (bijvoorbeeld Hanna en Peninna). Ook homoseksualiteit werd volgens de auteurs niet veroordeeld. Zonder enig bewijs worden de liefde tussen David en Jonathan en tussen Naomi en Ruth als voorbeelden van homoseksualiteit genoemd (p.167, noot 146). Uit dit alles moet blijken dat het huwelijk tussen één man en één vrouw bijna een randverschijnsel was en dat men in Israël ruime opvattingen had over seks.
Tweepoligheid
Fundamenteler is hoe de auteurs Genesis 1:27 lezen, namelijk heel anders dan de kerk de eeuwen door gedaan heeft (p.158). In dit vers staat dat God de mens mannelijk en vrouwelijk schiep. Dat betekent, zo schrijven zij, dat God een spectrum van gendermogelijkheden schiep waarvan het man-zijn en vrouw-zijn de twee polen zijn waarbinnen een grote variatie mogelijk is. Daarbij zullen we moeten denken aan homoseksualiteit en de meest uiteenlopende vormen van heteroseksualiteit. Zie de opsomming in hoofdstuk 3.
Erwich en Leene willen in de man-vrouwverhouding veel meer dynamiek aanbrengen. Het binaire denken (de tweepoligheid, bijvoorbeeld God-mens, man-vrouw, hemel-aarde, lichaam-geest) noemen zij dualistisch (p.192) en zonder omwegen of verdere uitleg wordt de kerkelijke uitleg van Genesis 1:27 als afgedaan beschouwd. Het gebrek aan verantwoording van keuzes is trouwens typerend voor dit boek. Maar het punt dualiteit (het binaire denken) verdient nu juist wel aandacht. Dualisme brengt scheiding, dualiteit verenigt. Daar gaat het om. Genesis is niet dualistisch, maar benoemt dualiteiten die juist de compleetheid van Gods schepping benadrukken. Hemel en aarde: dat is de compleetheid van de schepping. Lichaam en geest: dat is compleetheid van de mens. Man en vrouw is de compleetheid van het huwelijk. Dualiteit is geen simplificering. Het wil alleen zeggen dat alle complexe systemen uiteindelijk hierop teruggaan. Het wil ook zeggen dat wie deze fundamentele tweeheid ontkent, uitkomt bij een holisme waarin alles tot één beginsel te herleiden is, zodat ook God en mens tot elkaar te herleiden zijn. De consequentie is uiteindelijk dat de mens de plaats van God inneemt.
Totaal nieuwe orde
Het binaire man-vrouwdenken is door Christus opgeheven, lees ik. Met instemming wordt Sarah Coakley aangehaald, die schrijft dat Christus elke tweeheid heeft tenietgedaan en tot eenheid heeft gemaakt (p.194). Christus heeft dus ook de tweeheid van man en vrouw tenietgedaan. Man en vrouw zijn in Christus met elkaar verzoend. In Christus is een nieuwe mens tot stand gekomen. Geslachtelijke verschillen zijn niet meer van belang. Daarom moet ieder mens, wie ‘hij’ of ‘zij’ ook is – tussen aanhalingstekens omdat dit verschil eigenlijk niet meer van toepassing is – zichzelf verstaan vanuit Christus, dus als een mens voor wie geslacht niet meer telt. Dr. A.A. van Ruler zou uit zijn vel gesprongen zijn als hij dit had gelezen. Alsof de geschapen werkelijkheid als zodanig niet goed is! Het komt er dus op neer dat het man-zijn en vrouw-zijn tot de gebrokenheid van de schepping behoren, want anders zou Christus die tweeheid niet hoeven te verzoenen. Christus maakt heel, geneest, brengt de mens tot zijn doel door het man- of vrouw-zijn op te heffen, zodat dit onderscheid geen rol meer hoeft te spelen in de vragen rond seksualiteit. Omdat in Christus geen man of vrouw is (Gal.3:28), moeten we voortaan spreken over het ‘continuüm mens, mensheid, menselijke werkelijkheid, personen’ (p.197, cursief van AP). Dit is een ‘totaal nieuwe orde’.
Afgezien van het feit dat dit betoog de theologische grenspalen fundamenteel verzet, wordt ons hier ook heel duidelijk gemaakt dat de diversiteit die zo sterk bepleit wordt (genderspectrum), tot een dwingende en verstikkende eenvormigheid leidt, namelijk tot de mens-in-het-algemeen, wiens biologische geslacht geen rol meer speelt.
Verlangen
In het boek is de focus op de Anglicaanse theologie gericht. Dat betekent dat de nadruk niet op verzoening ligt maar op de menswording van Christus. In Christus ontmoeten God en mens elkaar. Ze ontmoeten elkaar in een wederzijds verlangen: zoals God verlangt naar de mens, zo verlangt de mens naar God. Dit noemen de auteurs de narratief van het verlangen, dat zij ontlenen aan Rowan Williams, voormalig aartsbisschop van de Anglicaanse Kerk (p.41, 115, 199 en hoofdstuk 5). Williams zegt dat in het verlangen naar God de mens het initiatief bij God moet laten. Zo is het ook in de seksuele liefde, want dan heb ik niet langer de leiding over wie ik ben. In het (seksuele) verlangen ervaar ik de ‘enorme hulpeloosheid van mijn eigen ik’ (p.41). Met andere woorden, in het seksuele verlangen is de mens pas echt aangewezen op de ander. Alleen de ander kan geven wat ik mis.
Deze gedachte is bepaald niet nieuw, want ieder mens is in alle facetten van zijn bestaan aangewezen op de ander, van wieg tot graf. Toch hebben de auteurs met het woord ‘verlangen’ wel degelijk iets fundamenteels op het oog, namelijk dat daar waar mensen echt naar elkaar verlangen, elke seksuele verhouding aanvaardbaar is. Want wie verlangen als criterium en leidraad kiest, baant de weg voor homoseksualiteit, maar evengoed voor alle andere vormen van seksualiteit. ‘Verlangen heeft voorrang op geslacht, gender en seksualiteit.’ (p.191, cursief van mij) Duidelijker kan het niet gezegd worden. Een echt verlangen naar de ander bepaalt of een relatie goed is of niet. Een zuiver (seksueel) verlangen is zelfs een teken van het nieuwe leven in het Koninkrijk van God: dan zijn we een nieuwe schepping, hebben we een nieuw lichaam, vertonen we het beeld van God en hebben we de nieuwe mens aangetrokken (p.197).
Zo wordt in dit boek het leven in Gods goede schepping op een fatale wijze vermengd met het leven in het Koninkrijk van God. Bovendien wordt het leven in het Koninkrijk op een onbijbelse wijze ingevuld.