Waar bent u naar op zoek?

Eenheid en verscheidenheid

dr. A.J. van den Herik
Door: dr. A.J. van den Herik
10-11-2022

Er is genoeg reden om de aanduiding Oude en Nieuwe Testament dankbaar te aanvaarden, indien we maar beseffen dat ‘testament’ vooral verbond betekent. Het verbond is een belangrijk thema in de Bijbel, namelijk Gods relatie met Israël, waarin ook de kerk mag delen.

Dit verbond kreeg een voorlopige gestalte in de offerwetgeving van Mozes en ontving zijn voltooiing in het offer van de Heere Jezus. We mogen deze twee verbonden niet tegen elkaar uitspelen. Het oude verbond is niet zozeer afgeschaft, maar door de Heere Jezus vervuld en daarmee tot zijn bestemming en bedoeling gebracht. De tegenstelling wet-evangelie en belofte-vervulling is in dit verband niet absoluut. Ook het Oude Testament bevat evangelie en ook het Nieuwe bevat vermaningen en opdrachten. In het Nieuwe worden Gods beloften vervuld, maar er worden ook nieuwe beloften gegeven en de oude beloften zijn nog lang niet allemaal vervuld.

Stemmen uit de geschiedenis

De eenheid van het oude en nieuwe verbond ligt in Gods heilswil, die zich in beide testamenten openbaart. Dit benadrukt ook de grote tweede-eeuwse theoloog Irenaeus van Lyon. Uiteindelijk is er, zo zegt hij, een groot heilsplan (oikonomia). God realiseert dat in de volheid van de tijd als Hij mens wordt. Gods verlossing bestaat in de samenvatting (recapitulatio) van Zijn bedoelingen in Christus (zie Ef.1:10). Hij realiseert Gods bedoeling met de mens en herstelt wat door de zonde kapotging.

Calvijn heeft de relatie tussen Oude en Nieuwe Testament in de Institutie II.10-11 als volgt samengevat: er is uiteindelijk één verbond, maar er zijn wel verschillende bedelingen (administrationes). De inhoud (substantia) van Gods verbond is echter hetzelfde (Inst.II.10.2). De symbolen, schaduwen en ceremoniën in het Oude Testament zagen uiteindelijk op Christus’ werk. Christus’ werk vormt de ‘waarheid’ en ‘volmaking’ van de beloften.

Irenaeus en Calvijn helpen ons om de christelijke Bijbel (bestaande uit het Oude en Nieuwe Testament) als een eenheid te zien. Het gaat om het ene plan van God. De Schepper van hemel en aarde, de God van Israël, is de Vader van onze Heere Jezus. In Christus vinden de beide testamenten hun eenheid. Gaandeweg openbaart God meer van Zichzelf en Zijn heilsplan.

Dit fundamentele uitgangspunt mag de kerk nooit verloochenen. Het Oude en Nieuwe Testament zijn nauw op elkaar betrokken; ze veronderstellen elkaar en vullen elkaar aan. De kerkvader Augustinus heeft dat mooi onder woorden gebracht: ‘Wat in het Oude Testament verborgen is, wordt in het Nieuwe duidelijk gemaakt.’ In de christelijke theologie pendelen we van het Oude naar het Nieuwe en terug. Vanuit het Oude Testament leren we wat Gods heil inhoudt, wie Christus is en wat Hij op deze aarde komt doen. En vanuit de kennis van het Nieuwe Testament lezen we vervolgens weer in het Oude Testament. Deze dubbele beweging is essentieel. We willen haar daarom nader bezien.

Bron en norm

De eerste beweging is vanuit het Oude naar het Nieuwe Testament. In dit verband noem ik het bekende boekje van dr. H.F. Kohlbrugge Waartoe het Oude Testament? Kohlbrugge neemt zijn uitgangs-punt in Handelingen 17:11: ‘En dezen [= de mensen uit Berea] waren edeler van gezindheid dan die in Thessalonica, want zij ontvingen het Woord met grote bereidwilligheid en onderzochten dagelijks de Schriften om te zien of die dingen zo waren.’ Uit deze tekst blijkt, aldus Kohlbrugge, dat voor de eerste christenen het Oude Testament de enige bron en de norm van het geloof was. De mensen uit Berea beoordeelden wat Paulus te zeggen had op basis van hun Bijbel: het Oude Testament (het Nieuwe was er nog niet). Het Oude Testament was de grond waarop ze stonden. Niet het getuigenis van de apostelen op zich, maar de vraag of hun boodschap overeenkwam met het Oude Testament, was het beoordelingscriterium. Meer eer kan aan het Oude Testament niet gegeven worden.

Ook de Heere Jezus ziet het Oude Testament als bron en norm. Hij zegt tegen de Joodse leiders die Hem verwerpen: ‘U onderzoekt de Schriften, want u denkt daardoor eeuwig leven te hebben, en die zijn het die van Mij getuigen.’ (Joh.5:39) Vanuit het Oude Testament onderwijst Christus de Emmaüsgangers wie Hij is. ‘En Hij begon bij Mozes en al de profeten en legde hun uit wat in al de Schriften over Hem geschreven was.’ (Luk.24:27) De Schriften verwijzen naar Hem. De opgestane Christus opent het verstand van de discipelen, zodat zij de Schriften begrepen (Luk.24:44-47).

Vervullingscitaten

In de evangeliën wordt dit duidelijk gemaakt door zogenoemde vervullingscitaten. Hierin wordt aangegeven dat een bepaalde gebeurtenis in het leven van de Heere Jezus al in het Oude Testament voorzegd was. Als een redactioneel commentaar van de evangelist wordt na een gebeurtenis toegevoegd dat het beschrevene gebeurde, opdat (of zodat) vervuld zou worden wat gesproken is door de Heere of de profeet (vaak met naam genoemd). Daarna volgt het citaat uit het Oude Testament. Zie bijvoorbeeld Mattheüs 1:22,23; 2:14,15 etc. Ook Christus’ lijden was al in de Schriften voorzegd (zie onder andere Matt.26:54,56 etc.).

De meeste van deze ‘vervullingscitaten’ vinden we bij Mattheüs, maar ook de andere evangelisten getuigen hoe Jezus al in het Oude Testament is aangekondigd en hoe dit tijdens Zijn werk op aarde in vervulling gaat. Lukas beschrijft bijvoorbeeld hoe Jezus in de synagoge van Nazareth vertelt dat Gods woorden uit Jesaja 61:1,2 in vervulling gaan (Luk.4:21). Johannes wijst eveneens op vervulde profetieën: onder andere in Johannes 19:36. De Schrift vormt de achtergrond waartegen Jezus’ weg verstaanbaar wordt.

dr. A.J. van den Herik
dr. A.J. van den Herik