Waar bent u naar op zoek?

Gevoelde zekerheid

dr. A.A.A. Prosman
Door: dr. A.A.A. Prosman
15-12-2022

Recent werd oud-legerpredikant dr. John van Eck 70 jaar. Bij die gelegenheid verscheen zijn nieuwe pennenvrucht Dobberen op de genade, dat over de Dordtse Leerregels gaat. Ook was er 24 november een studiemiddag in de kerk van Lexmond, die via het YouTube-kanaal van de kerk nog is te zien. Destijds heeft John mij bevestigd als legerpredikant en dat is voor mij een extra reden om aan dit feit aandacht te besteden.

Areopagus Magazine

In 2017 hadden Paul Visser en Koos van Noppen voor de IZB een mooi en zeer uitvoerig interview met hem (zie: www.cutt.ly/JvEck). Enkele fragmenten hieruit.

U bent ook als hoorder ‘ervaringsdeskundig’. Welke ‘trends’ neemt u waar? Waar schort het wat u betreft aan?’

‘“Het gaat tegenwoordig vaak over ‘gemeente-zijn’”, zei laatst een ervaren preekluisteraar. “Meestal gaat het dan niet over mijn Here en Heiland”. Gelijk had ze. In principe kunnen alle thema’s aan de orde komen, maar enkel ‘uit Hem, door Hem en tot Hem’. Daar moet, voor je over wat dan ook gaat preken, in de studeerkamer diep over worden nagedacht en dat nadenken kan nooit stoppen. Ik constateer bij predikanten een toenemende zorg om ‘over te komen’, wat kan leiden tot een overmaat aan voorbeelden en verhaaltjes. Soms met de haren erbij gesleept, kennelijk omdat dominees menen met een verhaaltje te moeten beginnen. Het verhaaltje of voorbeeld lijkt er soms eerst te zijn en ook de uitleg van de tekst te beïnvloeden. Soms voel ik er een angst onder die de verkondiging van een vertrouwenwekkende boodschap al bij voorbaat in de weg staat. En dat terwijl de Schrift zelf al zoveel boeiends en schokkends heeft te bieden. Wat is er mis mee om gewoon te beginnen met de tekst en even te laten zien hoe mooi, vreemd, schokkend, indrukwekkend enz. die is? (…)’

Een van de zaken die u in uw theologisch leven veel heeft beziggehouden is de vraag hoe de hoorder met huid en haar betrokken kan raken bij de Bijbel. Hoe maak je de boodschap persoonlijk? Hoe kom je tot een gezonde vorm van ‘bevindelijkheid’?

‘Ik kom niet uit een typisch bevindelijk milieu, maar vanaf het moment dat ik bewust preken begon te beluisteren, merkte ik dat er steeds verwezen werd naar iets wat je meegemaakt moest hebben. In mijn jeugd was het heel gewoon dat vanaf de kansel gevraagd werd of je iets al ‘kende’, verslagenheid over je zonden bijvoorbeeld, of dat je een ontmoeting met Christus had gehad, of dat de Heilige Geest je was komen troosten. In het slotgebed werd dan soms nog gevraagd of de Here ons dat wilde geven. De predikant ging er dus niet vanuit dat we in het gelezen Bijbelgedeelte of in de prediking God of Christus ontmoetten. Er werd over die ontmoeting gepreekt, maar die ontmoeting zelf leek zich ergens anders af te spelen. In de ziel – wat dat dan ook was – of in het hart. (…)’

Waar is het dan ergens ontspoord, waardoor het accent is verlegd naar de ziel of het hart van de hoorder?

‘Toen ik theologie ging studeren, werd me duidelijk dat dat iets van het einde van de zeventiende, en met name in de achttiende eeuw was geweest, een periode dat men, niet alleen in de prediking, maar in de hele cultuur, naar authenticiteit zocht. Alles wat men deed of dacht, ook wat men geloofde, moest innerlijk worden gevoeld, en wat men voelde moest ook honderd procent echt zijn. Dat gold niet alleen voor het geloof, het ging ook meer en meer in liefde en relaties gelden. Zekerheid kon men zich alleen nog als gevoelde zekerheid voorstellen. Een zekerheid die gebaseerd werd op iets wat tegen je werd gezegd, kon aan dat criterium niet voldoen en begon, zowel in de kerk als in de maatschappij, in waarde te dalen. Tussen twee haakjes: het lijkt erop dat deze ontwikkeling nog niet ten einde is. In de liefde geldt bijna enkel wat men voelt. Afspraken en beloften worden als iets uiterlijks gezien. Wat men voor elkaar voelt geeft de doorslag. Ook in de politiek moeten argumenten steeds meer wijken voor het gevoel.’

We kunnen authenticiteit ook positiever waarderen. Ten aanzien van de heilsaanzegging in de preek kun je zeggen: de hoorder is er ook nog. Het moet een keer persoonlijk worden.

‘Je kunt inderdaad niet naar Calvijn teruggaan alsof er na hem niets is gebeurd. Je kunt evenmin buiten je tijd gaan staan. De vragen van het gevoel en de behoefte aan authenticiteit zijn er en je kunt ze niet negeren. Daarom is het ook goed om naast Calvijn ook de preken van iemand als Bernardus Smijtegelt te lezen en je af te vragen wat het probleem was dat hij wilde tackelen, welke methoden hij daarbij gebruikte, en of hij het doel dat hij wilde bereiken ook werkelijk bereikt heeft. Zijn preken bevatten schitterende beschrijvingen van wat God aan een ziel komt doen, als Hij iemand overtuigt dat hij zondaar is, als Hij hem de ogen opent voor Christus, als Hij hem in zijn verdriet komt troosten met de Heilige Geest, als Hij hem zo met zijn vreugde vervult dat hij wel in de lucht kan springen – al komt dat laatste niet zo vaak voor. Als je Smijtegelt leest, voel je dat het om iets wezenlijks gaat, namelijk om de ontmoeting met de Levende God, die zich ook als Levende in ons leven laat gelden. Ook het gemis aan gevoel en de hunkering die dit teweegbrengt komen aan de orde. Ook dat gemis en verlangen vormen een band met God. Het eerste wat je van God ‘bevindt’, gewaarwordt, is dat je Hem mist, maar daarin ligt ook meteen het eerste verlangen dat je met Hem verbindt. Deze gewaarwordingen probeert Smijtegelt zo goed mogelijk in woorden te vatten, zodat de hoorders van zijn preken zich daaraan kunnen spiegelen en kijken of ze ook zoiets hebben meegemaakt. Als ze zich er (enigszins) in herkennen, mogen ze moed vatten en op grond daarvan besluiten dat God, of Christus, ze heeft aangeraakt en mogen ze zich van hun heil in Hem verzekeren. Al blijft dat vaak aarzelend, want Smijtegelt weet goed dat het menselijk innerlijk een onrustig ding is en dat het moeilijk is daar zekerheid te vinden. Toch blijft hij het proberen, preek na preek, zonder dat de twijfel bij de hoorders ooit helemaal tot rust komt. Dat kan volgens Smijtegelt alleen als God rechtstreeks tot de ziel spreekt en zegt ‘Ik ben uw heil’. (…)’

Schieten we eigenlijk wel zoveel op met Smijtegelt?

‘Los van de zekerheidsvraag kunnen de beschrijvingen van het innerlijk leven ons ook de ‘troost van de herkenning’ geven. Je herkent er je eigen twijfels en vreugden in en weet dan: ik ben niet de enige die dit meemaakt. We zouden de erfenis van Smijtegelt – als degene die zich het diepste met de vragen van het gevoel heeft beziggehouden – eigentijds moeten verwerken. Een belangrijke voorwaarde vind ik wel dat die erfenis wordt ingekaderd in de grondstructuur zoals we die aantreffen in de preken van Calvijn. Zodat je voor je laatste zekerheid niet bent aangewezen op je onstandvastige innerlijk, maar op het Woord. (…)’

Tot slot wil ik de lezers een mooie opmerking van dr. Van Eck over prediking niet onthouden:

‘(…) heel veel verschil tussen mijn preken voor de krijgsmacht en voor een gewone dorpsgemeente in Nederland is er niet. Professor H. Jonker omschreef de doelgroep van het evangelie altijd met een beroep op het slot van het Marcus-evangelie: “Alle creaturen”. En hij voegde er aan toe: “Dus daar zitten er een paar van in de kerk. En verder zijn er nog een heleboel engelen die luisteren.”’

dr. A.A.A. Prosman
dr. A.A.A. Prosman