Waar bent u naar op zoek?

Anders ik

Ds. W.J. Westland
Door: Ds. W.J. Westland
06-04-2023

Hoe kijken we, zeker op Goede Vrijdag, naar het kruis? Misschien vinden we het iets treurigs of zijn we juist onder de indruk van Gods grote liefde die ervan afstraalt. Huiver past er eveneens bij. Gebeurtenissen in het Oude Testament versterken dat gevoel.

Dat komt doordat deze gebeurtenissen als voorbode de betekenis van het lijden en sterven van de Heiland op scherp zetten. Neem nu de tiende plaag in Egypte. God heeft Zijn zuchtende en kermende volk in Egypte gezien en gehoord. Mozes wordt geroepen om naar de farao te gaan met het verzoek om het volk te laten gaan. Steeds weer weigert hij. Negen zware plagen zijn over Egypte gekomen als er opnieuw één komt.

Bitter

Als God de laatste plaag aankondigt, belooft Hij dat het volk daarna zal vertrekken. In Naam van God moet Mozes tegen de farao zeggen dat God midden in de nacht door Egypte zal trekken en alle eerstgeborenen zal doden. Groot zal het verdriet in Egypte zijn. Met een beeldende opmerking wordt duidelijk gemaakt dat het aan de kant van Israël anders is. ‘Geen hond zal zijn tong roeren tegen mens en dier.’ (Ex.11:7)

Voor Israël heeft de Heere ook een opdracht. Ieder gezin moet vier dagen lang een lammetje bij zich nemen. Ze geven het beestje eten, zorgen ervoor en sommige kinderen zullen er ongetwijfeld mee gespeeld hebben, er zelfs een beetje verknocht aan zijn geraakt. Maar op de vierde dag, tegen het vallen van de avond, moet het geslacht worden. Het vlees dient als één geheel gebraden te worden om het daarna te eten in combinatie met de bittere kruiden en ongezuurde koeken. Het is een maaltijd waarbij de bitterheid van Egypte te proeven is. Het bloed van het lammetje moet opgevangen worden en met een hysopkwastje op de deurposten van de hoofdingang worden gestreken, links, rechts en bovenaan. Een aangrijpend gezicht: die huizen in Gosen met bloed om de deur, bloed dat vertelt van leven. Wie naar het rood kijkt, die weet: er heeft hier bloed gevloeid, dit heeft een leven gekost. Dit bloed is nodig, want de Heere komt met Zijn engel om te verderven. Als er geen bloed aan de deurposten zit, zal het oudste kind sterven. Alleen die gedachte al is huiveringwekkend.

Sterker

Waarom komt God met deze straf? Is dat om opnieuw te laten zien dat Hij sterker is dan de goden van Egypte, van wie farao zich een zoon wist? Hij zet inderdaad de goden van Egypte te kijk. Hij voltrekt het gericht aan de goden van de Egyptenaars (Ex.12:12). Hij laat evenzeer aan het volk zien wat de farao met zijn goddelijke pretenties precies voorstelt. Het verhaal gaat dat de nacht in Egypte gezien werd als moment van strijd tussen de god van het kwaad en de zonnegod, waarbij de zonnegod het dan toch uiteindelijk weer won, doordat het morgen werd. Deze nacht zal blijken dat de zonnegod het niet voor het zeggen heeft en de farao evenmin. De God van Israël heeft alle dingen in handen. Toch is daarmee lang niet alles gezegd.

Vergrepen aan Israël

Dit sterven van de eerstelingen onder mens en dier is niet los te denken van wat de Heere eerder heeft gezegd tegen Mozes. Als Mozes na zijn roeping terugreist naar Egypte, zegt de Heere tegen Hem: ‘U moet tegen de farao zeggen: Zo zegt de Heere: Mijn zoon, Mijn eerstgeborene, is Israël. Laat Mijn zoon gaan, zodat hij Mij kan dienen. Maar u hebt geweigerd hem te laten gaan, zie, Ik zal uw zoon, uw eerstgeborene, doden.’ (Ex.4:22,23) Dit teken komt dus niet zomaar uit de lucht vallen. De Heere heeft farao ervoor gewaarschuwd en hem erop gewezen dat Israël Zijn eerstgeborene is. Het hoort bij de eerste boodschap van Gods knecht Mozes aan farao. Met de slavenarbeid die farao in het leven heeft geroepen en de kinderen die in de Nijl geworpen moesten worden, heeft farao zich vergrepen aan Israël, de eerstgeborene en lieveling van God. God heeft gehoord en gezien wat er met Zijn eersteling is gebeurd (Ex.3:7,9) en komt daar nu op terug. Niet eens meteen en beslist niet zonder waarschuwing. Farao blijft echter weigeren en dan komt God met Zijn aangekondigde straf. Achter de tranen van Egypte gaat het verdriet van God schuil, over wat Hem is aangedaan. Daarmee is het niet minder een drama. Het legt wel open hoe de Heilige van Israël is getroffen.

Gehoorzaamheid en vertrouwen

Het blijft niet bij een oordeel over Egypte. Was het bij de negende plaag licht in Israël, terwijl het aan Egyptische zijde donker was (Ex.10:23), deze tiende plaag vraagt van Israël ook het nodige. Hoewel de Heere heeft beloofd dat Israël niet getroffen zal worden (Ex.11:7), vraagt het van hen gehoorzaamheid aan de opdrachten die God eraan verbindt en vertrouwen dat er veiligheid is achter het bloed. Vooral ook deelt Israël in het oordeel dat God over Egypte laat gaan. Er is onder het Joodse volk een lam dat de plaats inneemt van de oudste. Dat moet wat geweest zijn voor zo’n oudste jongen in een Joods gezin. Een lam te zien sterven, zodat hij niet hoefde te sterven. En dan later horen wat er in de Egyptische gezinnen gebeurd is. Het had hem ook kunnen overkomen, maar het lam nam zijn plaats in. Dat geslachte lam was voor Israël niet alleen nodig, zodat aan de buitenkant duidelijk zou zijn in welke huizen een Israëliet woonde en waar niet. Het lam nam de plaats in van Israël, omdat er op deze eersteling van God ook het nodige aan te merken was. Al was het alleen maar dat de goden van Egypte hun invloed eveneens op Israël uitoefenden en deze door het volk gediend werden (Joz.24:14). Het lam was voor Israël noodzakelijk. Al die lammeren die later geslacht werden in tabernakel en tempel, hebben steeds laten zien hoe nodig het was dat een ander de plaats innam voor Israël, opdat het volk niet zou sterven maar leven.

Het Paaslam

Na die nacht van de voorbijgang moest Israël er ieder jaar bij stil staan. De Heere Jezus heeft dat vanaf zijn twaalfde meer dan eens gedaan. Het was tijdens het Pascha dat Hij bij brood en wijn Zijn discipelen vertelde over Zijn lijden en sterven en de betekenis daarvan. Een bijzonder passend moment. Omdat Zijn doen in het verlengde ervan ligt, het zelfs tot vervulling brengt. Als Hij de beker wijn in Zijn handen heeft, vertelt Hij dat het Zijn bloed is waardoor het nieuwe verbond tot stand komt (Luk.22:20). De vernieuwing van het verbond is iets moois. God wordt gekend en gediend door Zijn volk dat Hij uitgekozen heeft als eersteling. Zijn geboden zullen worden onderhouden en de zonden worden verzoend (Jer.31: 31- 34). Maar dat gaat dus niet zonder Zijn bloed. Met het vloeien van Zijn bloed is Hij geen willekeurig slachtoffer. Hij neemt welbewust de plaats in van een ander, uit Israël én de volkeren. Hij is het Paaslam, zo laat de evangelist Johannes heel uitdrukkelijk zien. Het Lam wordt geslacht om mensen te bevrijden van oordeel en straf over de zonde, om de vloek te dragen en de breuk te helen. Hij neemt onze plaats in om recht te doen aan God, om God eerlijk te behandelen.

Achter het bloed

Wanneer je op Goede Vrijdag kijkt naar het kruis en let op Zijn bloed, dan is het raak als je beseft: ik had daar kunnen hangen. Niet zozeer, omdat het mij ook had kunnen overkomen. Het Lam neemt mijn plaats in, omdat ik met mijn zonde het oordeel van God oproep. Als Hij niet was gestorven, dan had ik moeten sterven. Als Hij voor mij het oordeel niet draagt, dan moet ik het zelf dragen. Precies zoals een jongen in Egypte kon denken, kijkend naar het bloed: anders ik! Wie huivert dan niet? Golgotha, bezien vanuit die nacht in Gosen, zet de zaak op scherp. Zijn zaak en onze zaak. Mediterend vanuit het Oude Testament merk je dat het er bij het kruis echt op aankomt. Wie zou dan niet gelovig wegkruipen achter het bloed van het Lam, zodat de engel van het verderf niet toeslaat? Om het met verwondering te belijden: Ons Paaslam is voor ons geslacht (1 Kor.5:7).

Laten we dan ook dit bedenken: Het Lam van God is ook Eersteling. In de lijn van Juda en David is Hij er Een van Gods oudste zoon, Israël. Hij is bij uitstek de Zoon van God. Gods Eerstgeborene en Eniggeborene. Uitgerekend Hem geeft God als Lam om de zonde weg te dragen. Hij gaat de dood in. Niet om er te blijven. Hij is de Eerstgeborene uit de doden (Openb.1:5). Hij is de Eersteling Die in Zijn opstanding voor ons de weg baant ten leven, eeuwig leven. De huivering op Goede Vrijdag verandert met Pasen werkelijk in verwondering.


Ik zal door ’s vijands zwaard niet sterven,

maar leven en des Heeren daân,

waardoor wij zoveel heil verwerven,

elk tot Zijn eer doen gadeslaan.

(Psalm 118:8 ber.)

Ds. W.J. Westland
Ds. W.J. Westland