Het verlies van een kind tijdens de zwangerschap of kort na de geboorte raakt ouders in de kern van hun bestaan. Daarmee is ook hun geloofsbeleving in het geding. In een korte handreiking richt ik me op mensen die ouders pastoraal willen bijstaan. Maar hoe doe je dat?
Rouwen om een kind aan wie je nauwelijks herinneringen hebt, is anders dan rouwen om iemand met een lang leven achter de rug. Rouw rond verlies van een ongeboren kind brengt daarom een eigen dynamiek met zich mee. Deze handreiking volgt het rouwtakenmodel van de Amerikaanse psycholoog William Worden. In plaats van rouw als opeenvolgende fasen te beschouwen, erkent dit model vier taken die overlappen, herhaald worden en in intensiteit kunnen variëren: de werkelijkheid van het verlies onder ogen zien, de pijn van het verlies ervaren, het leven aanpassen aan de nieuwe situatie, en blijvende verbondenheid met de gestorvene midden in het leven.
Het verlies onder ogen zien
De eerste rouwtaak gaat om het inzien dat het verlies werkelijkheid is. Wanneer iemand sterft, is er vaak een diep gevoel van onwerkelijkheid. Zeker als men zich niet goed kon voorbereiden, kan het lang duren voordat de werkelijkheid doordringt. Om dit te beseffen, helpt het om de overledene te zien. Vroeger werden stilgeboren kinderen direct weggehaald. Die praktijk heeft echter diepe sporen nagelaten. Een paar adviezen bij deze rouwtaak:
- Vertel wat je als ambtsdrager hebt gezien rond het verlies, maar kom niet met je eigen verhaal.
- Stimuleer de ouders – en eventuele andere kinderen – om het kind te zien.
- Zoek naar manieren om ouders te ondersteunen in het delen van hun pijn.
De pijn ervaren
De tweede taak gaat om het ervaren van pijn. Die is meer dan fysiek of emotioneel: het is existentiële pijn, waarbij verdriet, gemis en lichamelijke klachten samenkomen. Wandelen kan helpen; een gesprek onderweg is waardevol.
Pijn komt in golven. De eerste periode is intens, later komen hevige pijnscheuten onverwachts op. Rouw kan zich ook uiten in boosheid op zorgverleners, familie, zichzelf of God. Onder boosheid zit vaak diep verdriet. Veroordeel dit daarom niet.
Schuldgevoel is een metgezel van rouw. Mensen kunnen zichzelf verwijten iets verkeerds te hebben gedaan. Zelfverwijt komt voort uit liefde en verantwoordelijkheid, juist bij een ongeboren leven dat men zo graag had willen beschermen. Ook hier drie adviezen:
- Zeg niet dat er geen boosheid mag zijn; vraag wat hen boos maakt.
- Praten hoeft niet; liefdevol aanwezig zijn kan genoeg zijn.
- Vraag, als ouders dat willen, om iets te mogen zien, zoals kleertjes of de babykamer.
Verder zonder je kind
De derde taak draait om aanpassing aan een wereld zonder het kindje. Dit speelt zich af op drie domeinen: extern, intern en spiritueel. ‘Extern’ betreft omgaan met de lege plaats. Wat het kind voor gezinsleden betekent, kan verschillen. ‘Intern’ raakt het verlies, identiteit en zelfbeeld. Ouders zijn wel vader en moeder, maar niet zoals gedacht. Het leven is blijvend veranderd. Deze innerlijke veranderingen vragen erkenning.
Ook spiritueel roept het verlies fundamentele vragen op. Het geloof in God en het vertrouwen in het leven kan wankelen. Vragen als ‘waarom ons kindje?’ mogen er zijn. Ook Jezus stelde een waaromvraag. Leven in verbondenheid met God maakt het stellen van deze vragen mogelijk. In het niet-weten mogen hulpverleners wijzen op Gods nabijheid. Christus kent ons verdriet en lijdt mee. Vijf adviezen:
- Luister, telkens opnieuw.
- Maak vragen concreet en klein: ‘Hoe voel je je vandaag?’
- Noem regelmatig de naam van het kind.
- Wees ook beschikbaar in de weken en maanden erna.
- Bid en lees kort met de ouders uit de Bijbel.
Blijvende verbondenheid
De vierde taak richt zich op opnieuw investeren in het leven. Het kind wordt niet losgelaten, maar anders vastgehouden. Herdenken helpt: zoeken naar vormen om de band te behouden en tegelijk het eigen leven weer op te pakken. Dat evenwicht is kwetsbaar. Voorwerpen, foto’s of plekken kunnen verbondenheid uitdrukken. Omdat er weinig herinneringen zijn, worden symbolische momenten belangrijk: geboortedagen, sterfdata of uitgerekende data. Ook tastbare dingen, zoals kleding of een knuffel, krijgen betekenis. Twee tips:
- Luister naar de herinneringen, juist als het er zo weinig zijn, ook rond de zwangerschap.
- Onthoud geboortedagen. Dat zijn momenten van heimwee, verlangen en verdriet. Laat dan weten dat je aan iemand denkt.
Vanaf het allereerste begin is het leven gekend en geliefd door Hem
Troost uit de Schrift
De Bijbel is rijk aan teksten over troost, hoop op herstel en eeuwig leven. Rouwenden mogen weten: we kennen ten dele, maar zijn ten volle gekend. Christus lijdt mee. In Hem begint het herstel van alle dingen. Zijn nabijheid is onze hoop en verwachting.
Aandacht in de liturgie
Het hart van onze omgang met zwangerschapsverlies ligt in het belijden dat ook een ongeboren kind een beelddrager van God is. Vanaf het allereerste begin is het leven gekend en geliefd door Hem (Psalm 139). Johannes die opspringt in de moederschoot (Lukas 1:41) kan worden verstaan als een vroege liturgische lofprijzing op Gods aanwezigheid. Wat houdt ons tegen dit leven ook liturgisch te erkennen? (Zie kader ‘Adviezen voor de liturgie’.)
Het overlijden van een ongeboren kind verdient een plaats binnen het geloofsleven van de gemeente, niet slechts als een pastorale geste, maar als een belijdenis: God ziet dit leven, Hij kent het en blijft het kennen, ook al is het aan ons oog onttrokken. Ook ongeboren kinderen horen bij de christelijke kerk. Aandacht voor miskraam en stilgeboorte binnen de zondagse liturgie is ook een getuigenis tegenover de machten van dood en vernietiging: zij hebben níet het laatste woord.
"*" geeft vereiste velden aan