Wat betekent het om van de kerk te houden? Is dat hetzelfde als gehechtheid aan een gebouw of liefdevolle inzet voor een vereniging? Er is gelukkig meer te zeggen. Vooral omdat er veel te zeggen is over God.
In Petrus, het magazine van de Protestantse Kerk in Nederland, stond onlangs een interview met een mevrouw van 90 jaar uit het Zeeuwse Kerkwerve. De aanleiding voor dat vraaggesprek was dat zij op haar hoge leeftijd nog altijd het kerkblad bezorgt. Ze vertelt hoe ze vroeger ook leidinggaf aan de zondagschool, beheerder was van het kerkgebouw en dat ze vanuit de kerk betrokken was op mensen met dementie.
Luisteren
Ze merkt ten slotte op: ‘Ik vind het fijn dat ik nog steeds naar de kerk kan en dat we hier elke zondag dienst hebben. Ik wil graag luisteren naar de boodschap’. Je proeft hierin de liefde voor de kerk. Het is mooi dat iemand trouw is aan de kerk en toegewijd zijn of haar plaats inneemt.
Tegelijk roept het eveneens een vraag op. Want is liefde voor de kerk anders dan liefde voor een voetbalclub, een volkstuin of een muziekvereniging? Waarom zou je liefde hebben voor de kerk? Wat is de waarde van de kerk in Bijbels licht? Met die vragen luisteren wij naar Psalm 122.
Verrukking
Wie deze psalm leest, proeft onmiddellijk de vreugde. Blijdschap over het gaan naar Gods huis. Die blijdschap heeft iets van verrukking en opgetogenheid. Het brengt bij Psalm 9, waarvan zo trefzeker is berijmd: ‘Ik zal in U, mijn God, van vreugd, opspringen in den geest verheugd’.
Dat is de toon van Psalm 122. Dit lied wordt vaak verbonden met Jeruzalem. Vooral gaat het om Jeruzalem, omdat dit de stad is waar het huis van de Heere staat. De Levende heeft Zich geopenbaard, heeft Zich aan Zijn volk verbonden en Zich gevestigd tussen Zijn volk. Sion heeft God uitgekozen en aangewezen om daar aanbeden en verheerlijkt te worden.
Temperatuur
In dit lied neemt het huis van de Heere een belangrijke plaats in. Aan de manier waarop de dichter erover spreekt, merk je dat hij de Heere kent. Dat bepaalt zijn liefde voor Jeruzalem, voor het huis van de Heere. De liefde voor de Heere is de bron van de liefde voor Zijn huis.
Hoe is dat bij ons? Ons karakter en talent, een bepaalde voorliefde of sociale factoren kunnen ook de liefde tot het huis kleuren. Liefde tot het huis laat ons nadenken over de temperatuur van ons geestelijk leven. Als de liefde voor het huis van God gedragen wordt door een hartelijke liefde voor de Heere, me dunkt, dan is de liefde tot Zijn huis toch echt wat anders dan liefde voor een vereniging of een sport.
De kerk komt niet in plaats van Israël
David
Intussen is het wel belangrijk om na te gaan wat er in Psalm 122 bedoeld wordt met het huis van de Heere. Als we de naam David lezen, dan zijn onze gedachten onmiddellijk bij de tabernakel. Toch mogen we ook verder denken. Het psalmboek bestaat uit verschillende psalmbundels.
Deze 122e psalm is geplaatst in de vijfde psalmenbundel. Die bundel gaat over de periode na de ballingschap. De tempel is weer opgebouwd. Zo gaandeweg komen de pelgrims weer in Jeruzalem om de feesten te vieren. De psalmen 120-134 zijn bedoeld als liederen voor onderweg. Vanuit dat perspectief denken we bij Psalm 122 vooral aan de tempel. De tempel vertelt van Gods glorie en majesteit. In de tempel wordt duidelijk dat God de Heilige is, Die woont tussen onheilige mensen. De tempel ademt Gods grootheid en macht.
Maar dat tempelhuis is er zo niet meer. Het Nieuwe Testament vertelt over een andere tempel. Jezus wordt de tempel genoemd. In Hem tabernakelt (Joh. 1:14) God onder ons. Hij is de Zoon van God Die het Woord van Zijn Vader bracht. Hij vervult de dienst van de verzoening. Hij zorgt voor gemeenschap met de Vader. Juist daarom breekt Hij de tempel af en bouwt die weer op (Joh. 2:19-21). Hij is God-met-ons, Immanuel, en door de kracht van Zijn Geest woont Hij in ons.
Beloften
Vanwege de Heere Jezus wordt het beeld van de tempel gebruikt voor de kerk. Maar hoe zit het dan met het Joodse volk? Psalm 122 wordt nogal eens gezongen met het oog op Israël. Dat is niet onterecht. Want al is de tempel uit de Godsstad verdwenen, Jeruzalem blijft een speciale plaats. God blijft trouw aan Zijn keuze en aan Zijn verbond. Niet voor niets wordt het Pinksteren in Jeruzalem. De kerk komt niet in plaats van Israël. Christenen uit de volken komen bij Israël (Ef. 2:14-22). Voor het Joodse volk staan daarnaast nog grootse beloften uit.
Intussen wordt de kerk uit Jood en heiden dan toch maar vergeleken met een huis van God, een tempel. Als Paulus in 1 Timotheüs 3 aanwijzingen geeft voor ambtsdragers, schrijft hij ten slotte: ‘Maar voor het geval dat ik langer wegblijf, weet u nu hoe men zich moet gedragen in het huis van God, dat is de gemeente van de levende God, zuil en fundament van de waarheid’.
God woont hier
Het is bijzonder dat het huis van de Heere wordt verbonden met de plaatselijke gemeente. Hebt u weleens naar uw kerk gekeken als de plaats waar God woont en werkt? Wij leven in een tijd waarin mensen relatief makkelijk van kerk verwisselen. Wordt deze vraag bij het verlaten van een kerk ook gesteld: woont en werkt God hier?
De andere kant is dat we soms de neiging hebben om onze kerkelijke gemeente te isoleren. Alsof we niet te maken hebben met het kerkverband, andere kerken in onze woonplaats en de wereldkerk. De kerk is ook lichaam van Christus. We krijgen een te beperkte blik op dat lichaam als we alleen bezig zijn met ‘onze’ kerk. Met alle heiligen krijgen we zicht op de hoogte, de breedte, de lengte en de diepte van de liefde Gods! Juist die plaatselijke kerk mag deel uitmaken van het lichaam van de Heere Jezus. Daarmee is het niet nodig om de eigen kerk te relativeren. Juist die plaatselijke kerk wordt huis Gods genoemd, en is een tempel.
"*" geeft vereiste velden aan