Waar bent u naar op zoek?

Amos blijkt verrassend actueel

Aardbeving en sociale gerechtigheid

Dr. M.J. Paul
Door: Dr. M.J. Paul
20-11-2025

De profeet Amos was een veehouder in Tekoa, in Juda. Hij trad op tijdens de regering van Uzzia in Juda en Jerobeam II in Israël, in de achtste eeuw voor Christus. Met zijn pleidooi voor sociale gerechtigheid is zijn boodschap nog altijd verrassend actueel.

De verwijzing in Amos 1 naar de periode “twee jaar voor de aardbeving” suggereert dat Amos slechts korte tijd als profeet actief was, of dat het boek enkel de boodschap uit die specifieke periode weergeeft. De vermelding van de aardbeving wijst in elk geval op een uitzonderlijke gebeurtenis. Aardbevingen kwamen in Israël wel vaker voor, maar deze schok moet bijzonder krachtig zijn geweest. Archeologische opgravingen in Hazor, Jeruzalem en andere plaatsen tonen namelijk sporen van verwoesting rond 750 voor Christus, waarschijnlijk veroorzaakt door een grote aardbeving.

Ruim twee eeuwen later noemt de profeet Zacharia nog steeds “de aardbeving in de dagen van Uzzia” (Zach. 14:5). Het is waarschijnlijk dat de aardbeving in het opschrift van Amos bewust vermeld wordt als bevestiging van zijn boodschap over het komende oordeel van God. Denk aan 9:1, waar het beven van de drempels aangekondigd wordt, en aan het vervolg (9:5): “De Heere, de HEERE van de legermachten, Die het land aanraakt, zodat het wegsmelt en al zijn inwoners rouw bedrijven, omdat het in zijn geheel stijgen zal als de Nijl, en wegzinken als de rivier van Egypte” (vgl. 8:8). Dan wil de verwijzing naar de aardbeving zoveel zeggen als: Gods woorden komen uit!

Opbouw en inhoud

Na het opschrift en het thema van het boek in de eerste twee verzen, komt het oordeel over de volken en Israël aan de orde (Amos 1-2). Vervolgens klinken aanklachten over de zonden van het uitverkoren volk (Amos 3-6). Die bevatten aankondigingen van het dreigende oordeel en verschillende oproepen tot bekering.

In het deel van de visioenen wordt vervolgens duidelijk dat er van het volk geen bekering meer te verwachten valt (7:1-9:6). Gods oordeel zal daarom definitief over het volk komen. In het slot van het boek keert echter de mogelijkheid van redding terug die eerder in het boek is verwoord (9:7-15). Ondanks het feit dat het uitverkoren volk van God niet beter is dan de volken, zal de Heere de beloften van het verbond toch realiseren. Hij zal Zijn volk herstellen en zegenen in het land, en ook het koningshuis van David weer oprichten.

Brullen van een leeuw

De eerste woorden van Amos in het boek vormen een soort samenvatting van zijn boodschap. De HEERE brult (als een leeuw) uit Sion en verheft Zijn stem vanuit Jeruzalem. Dat spreken heeft tot gevolg dat de weiden van de herders verdrogen en de top van de Karmel verdort. Het zijn tekenen van Gods oordeel over de overtredingen van het volk.

Het brullen van de HEERE is een krachtig beeld van dreiging en oordeel. Daarmee sluit deze tekst aan bij Amos 3:1-8, dat vaak wordt gezien als de roeping van Amos. Want als de leeuw gebruld heeft en de HEERE gesproken heeft, wie zou dan niet profeteren? In datzelfde gedeelte staat ook: “Of komt er kwaad in de stad voor zonder dat de HEERE dat doet?” (3:6).

Daarmee keert Amos de verwachting van de Israëlieten om: zij gingen ervan uit dat God hen als Zijn volk uitsluitend zou zegenen, maar het onheil dat hen treft, komt juist van Hem. De profeet stelt hiermee geen algemene regel op over Gods betrokkenheid bij rampen, maar richt zich specifiek tot het volk van God. De Israëlieten menen dat de Heere met hen is, terwijl zij Hem niet willen dienen of gehoorzamen.

Retorische vragen

Binnen de context van het boek verwijst het onheil naar rampen en de verovering door een vijand. Deze gebeurtenissen treffen het volk niet willekeurig, maar zijn het gevolg van de vervloekingen die verbonden zijn aan het overtreden van het verbond met de Heere (Lev. 26; Deut. 28). Met een reeks retorische vragen laat Amos zien hoe de relatie tussen God en Zijn volk onlosmakelijk verbonden is met Gods oordeel over dat volk. In het dagelijks leven herkennen mensen allerlei oorzaken en gevolgen, maar waarom weigert Israël de verbinding te leggen tussen God en het onheil dat hen treft? Dat vormt de achtergrond van Amos’ profetische optreden. De Heere doet niets zonder Zijn raad te openbaren aan Zijn dienaren, de profeten (3:7). Hij trekt niet zomaar de negatieve consequenties van het verbond, maar kondigt die eerst aan.

Of komt er kwaad in de stad voor zonder dat de HEERE dat doet?

Dit artikel gratis verder lezen?
Schrijf u in voor onze nieuwsbrief en lees de volledige tekst van dit artikel.

"*" geeft vereiste velden aan

Dr. M.J. Paul
Dr. M.J. Paul

is emeritus hoogleraar Oude Testament aan de Evangelische Theologische Faculteit te Leuven.