Waar bent u naar op zoek?

Gods liefde beleven we, volgens Paulus, samen met alle heiligen

10-05-2016

Efeze 3:14-21 is een overbekend schriftgedeelte. Maar het is zo geladen, zo rijk van inhoud en zo grensoverstijgend dat het helemaal bij Pinksteren past, concludeert dr.ir. J. van der Graaf.

Het gedeelte begint al goed. Paulus is aan het bidden. Dat doet hij op zijn knieën. Dat was in zijn dagen, naast andere gebedshoudingen, kennelijk toch al een gebruikelijke gebedsgestalte.

Elk geslacht

Hij bidt tot God. Tot Wie anders? Er is maar één God: de Vader van onze Heere Jezus Christus. Hij zegt er direct bij: naar Wie elk geslacht in de hemelen en op de aarde genoemd wordt. Bij de Vader horen álle geslachten, zowel die al in de hemel zijn, inclusief de engelen, als de Zijnen op aarde. Het zijn de gelovigen die er al wáren en degenen die nog kómen zouden. Uiteindelijk is dit een schare die niemand tellen kan.

Gesterkt

Waarom bidt Paulus? Vier keer zegt hij ‘opdat’. Allereerst bidt hij dat de gelovigen gesterkt zullen mogen worden door de Geest. De Geest schenkt kracht en die kracht wordt bepaald door de rijkdom van de heerlijkheid van Christus. Het gaat om opstandingskracht dus. Want hoe anders heeft Christus heerlijkheid ontvangen dan toen hij dood en graf en alle machten in de wereld op het kruis onschadelijk had gemaakt en Hij triomferend was opgestaan?

Die kracht wordt tastbaar, merkbaar, voelbaar door de werking van de Geest. In de inwendige mens, zegt Paulus. Dat is in het hart dus. Wij mensen kunnen allerlei redeneringen en beschouwingen óver het geloof hebben, maar daarin ligt ten diepste geen kracht. De Geest daalt een laag dieper af. Hij brengt die kracht in ons binnenste.

Lees de volledige tekst van dit artikel in De Waarheidsvriend van 13 mei 2016. (We hebben momenteel een mooi aanbod voor nieuwe abonnees.)