Waar bent u naar op zoek?

Verschuivingen in de prediking

08-09-2014

De praktijk van het christelijk leven krijgt sinds de jaren zestig in de prediking steeds meer accent. Het geloofsleven is niet een puur geestelijk gebeuren, maar speelt zich af te midden van het gewone alledaagse leven.

Dit is een van de veranderingen waarop dr. Graafland wijst in zijn boek Verschuivingen in de Gereformeerde Bondsprediking (1965). De roeping om in deze wereld een zoutend zout en een lichtend licht te zijn, wordt sterker beklemtoond.

Daarmee wordt afstand genomen van een traditie in de lijn van het gereformeerd piëtisme dat steeds meer voor de verinnerlijking heeft gekozen, waardoor de praktische heiliging een vergeten hoofdstuk werd. ‘De gemeente kreeg wel voedsel mee voor de binnenkamer, maar niet voor de werkplaats, het gezin, de handel. Daar moest men het zonder het Woord stellen.’
Zo kon de godsdienstige, maar onherboren mens gemakkelijk een waterscheiding aanbrengen tussen zondag en werkdag. ’s Zondags ga je naar de kerk en door de week ga je je eigen gang. Er ontstaat dan kortsluiting tussen geestelijk en maatschappelijk leven.

Tegenover deze spiritualistische verenging ziet Graafland nu een vernieuwing van de prediking die een nuchtere en praktische gerichtheid krijgt. Het leven van elke dag, de realiteit dus, gaat er doorheen spelen.
Het gaat om de heiliging van het concrete leven, die alleen in verbondenheid met Christus mogelijk is. Het gaat om het verborgen leven met Hem dat zijn kracht betoont in het optreden naar buiten. Zo wordt er ook meer verantwoordelijkheid genomen voor het geheel van de kerk en wordt de missionaire roeping van de gemeente helderder gezien. Het jeugdwerk wordt aangepakt met nieuw elan.

Over dit vierde veld waarop Graafland zich indertijd verschuivingen zag voltrekken – de andere thema’s kregen in de vorige artikelen aandacht -, hoor ik uit verschillende gemeenten tegenstrijdige geluiden. Enerzijds is de klacht te horen dat de predikanten te veel blijven staan bij de rechtvaardiging door het geloof en de vergeving van de zonden, bij de vragen of men wel echt kind van God is en hoe men dat zou kunnen weten.