De Vaderlandse Kerk
Op 7 januari 2016 was het 200 jaar geleden dat het Algemeen Reglement voor het Bestuur der Nederlandse Hervormde Kerk werd afgekondigd. Momenteel beraadt de Protestantse Kerk in Nederland zich op een ingrijpende reorganisatie.
Wie in het Nationaal Archief de tentoonstelling ‘24 uur met Willem’ al bezocht heeft, ziet het voor zich. De werkkamer van de koning heet daar een papierfabriek. Stapels stukken lagen op het bureau in het Haagse Paleis Noordeinde. Aan de lopende band zette Willem zijn naam onder koninklijke besluiten voor het welzijn van zijn onderdanen. Zeven dagen per week was hij paraat, ook op die zevende januari, de eerste zondag van 1816. Na de kerkdienst, mogen we veronderstellen, tekende hij het stuk dat op het Departement van Hervormde Eredienst was voorbereid. Nog dezelfde maand verscheen het reglement in druk.
Eenheidsfactor
Toen de 41-jarige Oranjeprins in november 1813 halsoverkop uit Engeland werd geroepen om in het bevrijde Nederland het heft in handen te nemen, was zijn bedje gespreid. Niet alleen door het driemanschap dat de omwenteling had voorbereid, zelfs niet alleen door de vele bestuurders die al sinds de val van de Republiek in 1795 bezig waren een nieuwe eenheidsstaat op te bouwen.
De geest waarin het Koninkrijk der Nederlanden kon gedijen, was zeker ook te danken aan de hervormde predikanten en theologen die al zo’n halve eeuw een ‘Rijk van waarheid, godsvrucht en liefde’ zagen aankomen.
Het is nog sterker. Al vanaf de zestiende eeuw was de gereformeerde kerk de voornaamste eenheidsfactor in het samenstel van de Verenigde Provinciën. In die Republiek was de bevoorrechte kerk niet minder versnipperd. Organisatorisch kon noch mocht zij, sinds het debacle van de Dordtse synode van 1618-1619, het provincialisme van het regentendom overstijgen. In leer, eredienst en kerkbestuur deed zij dat echter wel degelijk. Drie belijdenisgeschriften, een psalmberijming en een bijbelvertaling zorgden voor eenheid, evenals een (inter)nationale theologische oriëntatie en uitwisseling van professoren en predikanten.
Natiestaat
In de loop van de achttiende eeuw groeide onder de culturele elite het gevoel van een gezamenlijk burgerschap. De taal, geschiedenis en identiteit van de Nederlanders gaven een gemeenschappelijke morele kracht. In die tijd gingen ook tal van predikanten bidden voor het vaderland, werken aan beschaving, ja geloven in een algemeen christendom. Ze werkten mee aan de invoering van een nieuwe, naar stijl en inhoud eigentijdse psalmberijming, die in 1773 werd gepresenteerd op het Mauritshuis bij het Binnenhof. De verdere vernieuwing van de liturgie door een evangelische gezangenbundel lag in het verschiet.
Dr. F. van Lieburg
Lees de volledige tekst van het artikel in De Waarheidsvriend van 8 januari 2016.