Waar bent u naar op zoek?

Opvoeding en bijbels gezag

11-06-2013

Opvoeden gebeurt in een afhankelijkheidsrelatie. Dat betekent dat kinderen op alle ontwikkelingsgebieden geholpen moeten worden: verstandelijk, geestelijk, emotioneel, sociaal en seksueel, schrijft Maria Vermeulen.

Opvoeden betekent dienstbaar zijn aan het ontwikkelingsproces dat kinderen doormaken. Gezagsuitoefening moet dus ook dienstbaar zijn aan dat doel. Bij gezag gaat het er niet om ‘om eventjes te laten voelen wie er de baas is’, maar staat het belang van het kind voorop.

In de Bijbel staat geen kant en klaar concept over het omgaan met gezag, maar er zijn wel drie bijbelse gezagslijnen te ontdekken.

De eerste lijn is gezag op grond van macht. Uit Psalm 24 blijkt dat zeggenschap voortkomt uit macht: ‘De aarde is van de HEERE en al wat zij bevat, de wereld en wie er wonen. Want Híj heeft haar gegrondvest op de zeeën en haar vastgezet op de rivieren’ (Ps.24:1,2).

God eist gehoorzaamheid op grond van wie Hij is; God, Schepper, bekleed met majesteit en heerlijkheid. Dat geeft Hem recht van spreken. Hij is groot en wij mensen zijn klein. Op grond daarvan kan Hij gehoorzaamheid eisen. Gehoorzaamheid aan dit gezag is een onontkoombare eis.

Opvoeders hebben ook macht. Zij staan boven de kinderen en kunnen op grond van hun positie gehoorzaamheid eisen. Gebruikmaken van deze vorm van gezag doen opvoeders bijvoorbeeld in de situatie waarin een kind naar het ‘waarom’ vraagt en de opvoeder zegt: ‘Omdat ik het zeg.’ Soms, en vooral bij jongere kinderen, moet je aanspraak maken op je positie en van kinderen verlangen dat ze ‘gewoon doen wat je van hen vraagt’.