column
Familie
Begin juli verloren wij na veertien weken zwangerschap ons negende kindje. Het was een moeilijke tijd met verdriet en onzekerheid. Want hoe klein ons zoontje David ook was, hij hoorde er al helemaal bij.
Al voor de zwangerschap was hij gewenst en in de weken van de zwangerschap geliefd door ons allemaal. Op momenten van verdriet wil je graag dicht bij je familie en vrienden zijn, maar als je aan de andere kant van de wereld woont, is dat niet mogelijk en moet je het doen met Skype en app. Het mooie is echter dat juist in deze tijden van verdriet God op zoveel manieren liet zien dat Hij er genadig bij was. Dat Hij bijvoorbeeld doet wat Hij in Zijn Woord belooft, namelijk dat als je broers of zussen, vader of moeder verlaat omwille van Zijn Naam, je honderdvoudig terug zult ontvangen (Matth.19:29).
Een zus kregen we in de vrouw die met mij meeging voor de eerste zwangerschapscontrole, waarbij ik hoorde dat er iets niet helemaal goed was met de baby. Broers en zussen kregen we in collega’s die een bidstond met ons hielden toen we na een tweede echo te horen kregen dat onze baby niet levensvatbaar zou zijn. Die om ons heen stonden, de handen op ons legden en voor ons baden. Nieuwe familie kregen we in vrienden die op de meest onmogelijke tijden op onze kinderen pasten toen wij naar het ziekenhuis moesten. Broers en zussen kregen we op onze jaarlijkse conferentie in vrienden en collega’s die ons bemoedigden en die wij ook weer mochten bemoedigen. Een vader en een moeder kreeg ik in een man en een vrouw die even oud zijn als mijn eigen ouders. Die een kopje thee voor me klaarmaakten, naast me gingen zitten, naar me luisterden en vertelden hoe trouw God was toen zij zelf door een soortgelijke situatie gingen.
Toen mijn moeder kort na de geboorte van David vroeg of ze vanuit Nederland naar ons toe moest komen om ons te helpen, kon ik met volle overtuiging zeggen: ‘Nee, mam, het hoeft niet. Ik heb familie hier.’
Marieke den Butter