blog
Ervaringen geven niet de doorslag voor herverkiezing
Blijf ik ambtsdrager?
September is een belangrijke maand voor gemeenten geworden. In deze tijd besluiten veel ambtsdragers zich niet meer herkiesbaar te stellen. Of toch wel?
Elke twee jaar is een deel van de kerkenraad volgens de kerkorde aftredend. Het is een logisch gevolg van het feit dat een ambtsdrager voor vier jaar gekozen wordt. In de meeste situaties ziet niemand uit naar deze verkiezingen. Immers, naast de zorg over de continuïteit van de ambten is het altijd weer kwetsbaar om te moeten spreken over het (geloofs)leven van broeders die voor een kandidering in aanmerking komen.
Voortreffelijk
Wat zegt die zorg en die kwetsbaarheid overigens over het leven van de gemeente? Het is geen aanbeveling voor een lokale gemeenschap als de verkiezing van ambtsdragers omgeven is door een sfeer van tobberigheid of zelfs spanning. Met een verwijzing naar de apostel Paulus (1 Tim.3) heet een onder redactie van dr. P. van den Heuvel e.a. verschenen handreiking voor ambtsdragers Een voortreffelijk werk. Ook als we zien dat het gezag van de ambtsdrager verminderd is, blijven we zeggen dat het verlangen naar het ambt door God Zelf voortreffelijk genoemd wordt. Juist omdat er in de gemeenten veel onbetrouwbare personen (ook onbetrouwbare ambtsdragers?) waren, schrijft de apostel erbij: ‘Dit is een betrouwbaar woord.’
De tijd van de verkiezing van ambtsdragers is voor de gemeente een tijd van zelfonderzoek. Wat zegt het als in ons midden het omzien naar mannen die vol zijn van de Heilige Geest een moeitevol traject is? Nu reeds mogen we die Geest bidden om broeders die de ambten kunnen vervullen.
Na vier jaren
Dat de kerkorde voorschrijft dat elke ambtsdrager na vier jaren aftredend is, voorkomt dat mensen te lang een ambt blijven vervullen. Na deze jaren moeten ze opnieuw door de gemeente verkozen worden. De geschiedenis van de kerk is vol met voorbeelden van situaties waarin mensen zichzelf onmisbaar gingen achten en hún stempel op de gemeente wilden zetten in plaats van de afdruk van Christus’ beeld.
***
Wat we nu echter breed om ons heen zien, is dat na vier jaar niet de gemeente overgaat tot de herbenoeming van ambtsdragers die in haar midden dienden en zich weer beschikbaar stelden, maar dat ambtsdragers zich afvragen of ze na vier jaar nog wel verder willen. Hierin is een grote verschuiving gaande. Uiteraard kwam het vroeger al voor dat vanwege bijzondere omstandigheden in het gezin of de werksituatie een ouderling of diaken na de eerste periode niet meer beschikbaar was. En uiteraard is het goed een serieuze afweging te maken, omdat het ambt nooit vanzelfsprekend is. Niettemin is waar dat zeer velen na vier jaren de kerkenraadsbank willen verlaten.
Acht jaar
Konden ambtsdragers na de invoering van de protestantse kerkorde maximaal acht jaar dienen – in 2011 is deze periode weer twaalf jaar geworden -, broeders die deze acht jaar volmaakten, behoorden tot de uitzonderingen. Dat geeft niet alleen zorg voor de invulling van de ambten, ook voor de continuïteit van het werk in de gemeente.
Hoe komt het dat menigeen na de eerste periode het ambt neerlegt? Opvallend vaak – in elk geval veel te vaak – heeft dit met teleurstelling over het ambt te maken. De periode in de kerkenraad heeft niet gebracht wat een jongere broeder ervan gedacht had – en het kan zelfs iemand met meer levenservaring overkomen.
Het is nodig de reden(en) van deze teleurstelling eerlijk te overdenken en voor Gods aangezicht uit te spreken. Kan het ambt namelijk teleurstellen, iets heel anders brengen dan je ervan verwacht had? Ja, er zullen zeker mensen zijn die meenden meer van betekenis te zijn voor het beleid van de kerkenraad, wellicht zelfs meer invloed te kunnen hebben. Ze hoopten een brugfunctie te vervullen naar gemeenteleden die zich kritisch opstellen. Idealen, het is goed die te hebben.
Vreugde en vrede
Toch, hét kenmerk van het ambt is dienen. En degene die dient, die zoekt niet zichzelf of zijn eigen resultaat. Over de respons op zijn dienende taak kan hij teleurgesteld zijn, maar nooit over de inhoud van zijn werk. Dienen geeft immers vreugde en vrede.
Dat dienen geldt niet alleen diakenen, zij die vooropgaan in de dienst van de barmhartigheid. Het geldt ook de ouderlingen, die in het pastoraat dienen en die met elkaar geroepen zijn tot wat onze belijdenis de ‘regering der kerk’ noemt. De Nederlandse Geloofsbelijdenis spreekt in artikel 31 over ‘één zelfde macht en autoriteit, zijnde samen met elkaar dienaars van Jezus Christus, de enige algemene Bisschop en het enige Hoofd der Kerk’.
Psalm 103
Dit belijden geeft een enorme ontspanning voor ambtsdragers. Zij hoeven geen dingen te realiseren. Ze houden zich ver van het denken in de samenleving dat gericht is op het halen van targets, je doelen. Niets anders is hun opdracht dan de gemeente te bewaren bij Christus. Door zich te oefenen in de godsvrucht bewaren ze zichzelf in de liefde van God. In die weg zijn ze tot zegen voor degenen die aan hun zorg toevertrouwd zijn. Wie zo gevoed wordt, zal het werk als ambtsdrager niet willen associëren met vergaderen, actief zijn in allerlei commissies, soms uitgeput raken.
In de eredienst maakt de gemeente de Naam van de HEERE groot. We willen niet een van de weldaden vergeten van Hem, die al onze ongerechtigheden vergeeft, die al onze ziekten geneest, die ons leven verlost van het verderf, die kroont met goedertierenheid en barmhartigheid, Hij die rechtvaardige daden doet en recht doet aan alle onderdrukten (Ps.103). Naar het ambt kun je niet solliciteren, maar zou het niet vanzelf moeten spreken dat iedereen déze Heere wil dienen? Dat verlangen is voortreffelijk.
Mijn eer zoeken
Als we vandaag of morgen afwegen of we ons opnieuw beschikbaar stellen als ambtsdrager, laten onze ervaringen dan niet de doorslag geven. Als die teleurstellen, spreken we ze uit voor God. En op een passend moment delen we die met elkaar. We beseffen echter dat wijzelf niet centraal staan, ook al wil God dat Zijn gemeente door mensen geregeerd wordt en niet door de engelen.
We kijken vooral naar Christus. Hij vernederde Zichzelf, Hij is gehoorzaam geworden tot de kruisdood. Al had Hij als de Zoon van God alle recht om het wel te doen, zei Hij tegen de Joden toch: ‘Maar Ik zoek Mijn eer niet.’ (Joh. 8:50) Hij eerde de Vader. De Joden spreken nota bene uit dat Hij door een demon bezeten is – over teleurstelling gesproken. Ondanks die tegenstand geeft Jezus de Vader de eer, door gehoorzaam de waarheid van God te betuigen. Dat is ook onze taak.
Omdat Hij de Vader eerde, heeft Deze de Zoon ‘uitermate verhoogd’. Dat is het genadeloon dat allen op eigen wijze ontvangen die in hun kleine taak getrouw zijn. Zij geloven in de oogst waarvoor ze dienen, ook al gaat degene die de zaadbuidel draagt wenend zijn weg. Ontkennen doen we die tranen niet, want een dienstknecht is niet meer dan zijn heer. Psalm 126 zegt echter ook dat wie het zaad draagt ‘zal terugkomen met gejuich, en zijn schoven dragen’ zal.
Tot het einde
Jezus heeft liefgehad en gediend tot het einde, tot het doel dat Hem voor ogen gesteld was. In Zijn leven heeft Hij ons een voorbeeld nagelaten, opdat we Zijn voetsporen navolgen zouden. Dat geldt elk kind van God, dat geldt in dubbel opzicht voor degenen die Hem in het ambt mogen dienen. Het is niet minder een aansporing voor de dienaren van het Woord, die niet nadenken over een herbevestiging na vier of acht jaar – en hun weg als zwaar ervaren. Laten we in een meditatief leven vaak stilstaan bij Hem, die als Hij leed niet dreigde, maar alles overgaf aan Hem die rechtvaardig oordeelt. Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefhad. Wij willen Hem dienen, omdat Hij ons volkomen gediend heeft.
P.J. Vergunst