Waar bent u naar op zoek?

blog

Vader, vol van mededogen

In het gebed erkent Gods kind dat hij Hem toebehoort

29-02-2016

Lang voordat álle winkels op de zondagen in ons land gesloten waren, hield ook op bid- en dankdag de plaatselijke middenstand hier en daar een doordeweekse dag van rust. Grotendeels is dit voorbij. Nederland is geen agrarische samenleving meer – maar heeft een dag van gebed nog altijd nodig.

Eerst kende ons land een biddag in tijden van oorlog, honger, rampen. Waar velen in de landbouw werkten, werd later gebeden om de oogst. Na de industrialisatie van ons land kregen we een biddag voor ‘gewas en arbeid’. De Protestantse Kerk koos er in 2016 voor om via Kerk in Actie in te zoomen op sociale ongelijkheid, omdat het verschil tussen rijk en arm in Nederland groeit. Immers, hoe moet je aan voorzieningen komen als je er geen toegang toe hebt?

Waar voedselbanken hun bestaansrecht steeds vaker bewijzen, waar schuldhulpverlening voor steeds meer mensen nodig is, wil de kerk ‘opkomen voor de rechten van de mens’. Wie zal niet instemmen met een focus op naastenliefde, barmhartigheid en menswaardigheid? Zijn gerechtigheid en barmhartigheid niet twee sleutelwoorden in het Oude Testament, als het gaat om de openbaring van God? En betekent de wet van God geen heil voor ieder mens?

‘Zie, hij bidt’

En toch knaagt deze vraag: Waarom heeft Kerk in Actie het alleen over de rechten van de mens, als de biddag in beeld komt? We leven in een land waar de dienst aan God meer in de verdrukking lijkt te komen dan dat de sociale ongelijkheid toeneemt. Komt op de biddag niet allermeest de Schepper en onderhouder van ons leven in beeld? In zijn bidden erkent een christen als eerste dat Hij mij gemaakt heeft, dat ik Hem toebehoor. Een psalmregel zegt het even eenvoudig als diep: ‘Wij zijn van Hem’. Het ontbreken van de verticale lijn in de aankondiging van het materiaal van onze kerk voor deze biddag is strijdig met het wezen van de kerk.

In de christelijke gemeente gaat het zelfs om volhárden in de gebeden. Meer dan door het organiseren van allerlei (op zichzelf nuttige) activiteiten mag de kerk haar identiteit vinden in het gebed. Als het leven van Saulus de christenvervolger omver gaat, klinkt als eerste dit getuigenis over hem: ‘Zie, hij bidt.’

Rekenschap

Dat de wereld de naam van God vooral als een vloek kent, is aangrijpend. Als in de kerk de beoefening van het gebed achterwege blijft, dan is dat temeer schokkend. Is dan niet van toepassing wat de Heere Jezus in Lukas 12 over twee rentmeesters vertelt? ‘Degene die de wil van zijn meester kent en niet doet, zal met veel slagen geslagen worden.’ God, Die geeft dat we tot Hem naderen mogen, vraagt eens ook rekenschap. Zo vrijblijvend is het allemaal niet in het huisgezin van God.

Hier ligt een opdracht voor de oudere generatie, om jongeren ‘te leren bidden’. De Heilige Geest gebruikt daar mensen voor. Van de oprichter van Christenen voor Israël, de in 2013 overleden zakenman Karel van Oordt, herinner ik me voor alles dat hij elk jaar een week met zijn acht kinderen en vooral met zo veel mogelijk kleinkinderen op vakantie ging. Met de organisatie bemoeide hij zich in geen enkel opzicht, maar elk kleinkind – liefst met vriendjes – werd op zijn beurt in het tentje van opa uitgenodigd. ‘Ik wilde alle kinderen leren wat bidden is, samen met hen de vertrouwelijke omgang met de Heere zoeken.’

Afhankelijkheid

Het gebed bepaalt ons bij de relatie tot God, bij hoe Hij Zich in het Woord bekendmaakt en bij hoe de Schrift over de mens spreekt. Het zoeken van Gods aangezicht – dat is een andere formulering dan ‘binnenlopen bij God’ – leert elk mens afhankelijkheid. Het betekent ook het einde van de gedachten aan maakbaarheid van de gemeente, alsof wij haar met onze inzet kunnen opbouwen of bewaren.

In het uitspreken van de woorden van een lijdenslied als ‘Diep, o God, in ’t stof gebogen, schuldig voor Uw hoog gericht’ vinden we in het laatste couplet deze woorden:

Vader, vol van mededogen,
zie ons arme zondaars aan,
sla op ons Uw vriend’lijk’ ogen:
Jezus heeft voor ons voldaan.

In het biddend zingen van dit vers ontvangen we onderwijs over onze status, een zondaar die zich beroept op Gods barmhartigheid.

Voorgaan in de gebeden

Wat betekent dit nu voor woensdag, de jaarlijkse biddag? In veel gemeenten is de stof voor de prediking gekozen uit een geschiedenis waarin bidden een plaats heeft, krijgt een tekst over het gebed uit de brieven van Paulus aandacht, worden we opgeroepen tot een biddend leven. Ongetwijfeld zal de voorbede wat uitgebreider zijn dan op de gemiddelde zondag.

Maar, zijn we dan verenigd in het gebed zelf? Dat is een vraag die elke kerkenraad stellen mag. Niet voor niets lezen we in Handelingen 6 dat de apostelen omzien naar zeven mannen die bereid zijn tot dienstbetoon, zodat zijzelf ‘zullen volharden in het gebed en in de bediening van het Woord’. Blijkbaar is het voorgaan in de gebeden een eerste taak van onze predikanten. In de biddagdiensten mag dit meer dan ooit beoefend worden.

Gebedssamenkomsten

Zijn wij er verlegen mee om een substantieel deel van de biddagdienst aan het gebed te wijden omdat minder dan elders gebedssamenkomsten tot het gemeentewerk horen? Dat zou kunnen. Ik las van een predikant van de Evangelisch-Gereformeerde Kerk van Polen, waar een aparte biddag onbekend is: ‘Wij bidden regelmatig voor de verschillende noden in onze kerken en in ons land. Maar we hebben daarvoor elke week in onze gemeenten ’s avonds gebedsbijeenkomsten. Juist omdat we regelmatig bidden, is er eigenlijk geen reden om een aparte biddag te organiseren.’ En: ‘Waar we vooral om bidden, is dat mensen zich overgeven mogen aan de Heere en elke dag trouw naar het Woord zullen leven. Onze samenleving is verhard geraakt.’

Zending

Niet alleen de kerk in een ander land, ook de zending kan ons veel over het gebed leren. Een zendeling ging ooit naar een gebied waar veel tropische koortsen heersten, die een gevaar vormden voor de gezondheid. Velen hadden er zelfs het leven gelaten. Deze zendeling bereikte echter zijn eerste verlof, zonder er maar even last van gehad te hebben. Hij zei: ‘Toen ik zou vertrekken, ging ik bij al mijn vrienden langs om afscheid te nemen. Zo kwam ik ook bij een oude, gelovige vrouw. Zij hield mijn hand vast, keek mij rustig aan en zei zacht: ‘Ik zal God voor u bidden, en Hem vragen u te bewaren voor de koorts, zodat u al uw kracht kunt wijden aan uw werk daarginds’. ‘En ik heb in al die jaren niet éénmaal koorts gehad’, zei hij met tranen in de ogen.

Ja, zo gaat dat. Niet: zo werkt het, maar zo gaat het.

Concreet

Tot slot een derde leermeester, de vervolgde kerk. Van Gods kinderen die vervolgd worden, leren we om concreet te bidden, niet in algemene zin. Heeft Paulus ons niet opgeroepen al onze verlangens biddend en smekend, met dankzegging bij de Heere bekend te maken? Dan is bidden meer dan in de voorbede de naam van een ernstig zieke, van een zendeling noemen of de situatie van vluchtelingen en hongerenden benoemen.

Eerste taak?

‘Heere, leer ons bidden’, zei een van de discipelen, nadat de Heere Jezus Zijn gebed beëindigd had. Deze discipel wist dat ook Johannes de Doper zijn volgelingen bidden geleerd had. Zou dát komende week niet de eerste taak van de voorgangers zijn, het concreet voorgaan in de gebeden?

P.J. Vergunst