blog
Jericho, een bijbelse stad van vloek en ontferming
Wie aan Jericho denkt, herinnert zich de wonderlijke inname van deze stad. Het volk Israël trekt rond de stad, zes dagen achter elkaar en op de zevende dag zelfs zevenmaal. Bazuingeklank, ingestorte muren en dat ene huis met het scharlaken koord. Jericho is voer voor archeologen.
In de beschrijving van de geschiedenissen van Elisa komen we deze stad ook tegen. Deze staat in schril contrast met een andere stad: Bethel. Bethel is aanvankelijk ‘huis van God’, maar in 2 Koningen 2 vormt de stad het toneel van een verschrikkelijke gebeurtenis waarbij 42 jongeren sterven. En Jericho is de stad van het oordeel, die niet herbouwd mocht worden. Maar in 2 Koningen 2 is het een stad van heil en leven.
Dit alles is reden genoeg om de contrasterende beweging van deze twee steden te verkennen. De geschiedenis van 2 Koningen 2:19-25 nemen we als ankerpunt. In dit artikel richten we het oog op Jericho. In een volgend artikel ligt de focus op Bethel. Het gaat niet om een allesomvattend overzicht. De vraag die ons dringt, is deze: wat is de prediking van deze steden in de Heilige Schrift?
Neutraal
In de bijbelboeken Numeri, Deuteronomium en in het eerste deel van Jozua komen we de naam Jericho op een neutrale manier tegen. Dat gebeurt steeds om een locatie aan te duiden. In Numeri klinkt de naam Jericho meermalen als aanduiding van de plek waar de Israëlieten gelegerd waren: ‘in de vlakten van Moab, aan deze zijde van de Jordaan, ter hoogte van Jericho’ (bijv. Num.22:1). In Deuteronomium klinkt de naam Jericho onder meer om de berg Nebo te lokaliseren (‘…die zich tegenover Jericho bevindt’, Deut.32:49) en om het beloofde land te schetsen (‘…de vlakte van de vallei van Jericho, de Palmstad’, 34:3).
Opvallend is de aanduiding ‘Palmstad’, die we in 2 Kronieken 28:15 nog een keer tegenkomen. Waarschijnlijk heeft deze aanduiding te maken met de vruchtbare grond en de waterbronnen die men in en rond Jericho aantrof. In het begin van het boek Jozua klinkt de naam Jericho enkele malen om aan te geven waar het volk Israël de Jordaan overstak (bijv. Joz.3:16) en tevens om Rachab te introduceren (2:1-3).
Vloekwoord
Maar dan, na de val van Jericho, verandert het beeld. Neutraliteit ten opzichte van de naam Jericho is ver te zoeken. Dat heeft alles te maken met wat we lezen in Jozua 6:26, nadat de val van Jericho beschreven is: ‘In die tijd liet Jozua het volk zweren: Vervloekt is die man voor het aangezicht van de HEERE die opstaat om deze stad Jericho te herbouwen. Laat hij haar fundering leggen op zijn eerstgeboren zoon en haar poorten oprichten op zijn jongste zoon.’
Een vloekwoord komt over de stad Jericho. Die teneur bepaalt het vervolg. De naam Jericho klinkt (evenals de naam Ai) als een naam die afschrikt, wanneer men hoort ‘wat Jozua met Jericho en Ai gedaan had’ (bijv. Joz.9:3).
In de tijd van David lijkt Jericho een plek te zijn waar mensen afgezonderd kunnen leven. Boden van David moeten in Jericho verblijven ‘totdat hun baard weer aangegroeid is’ (totdat het teken van schande weer voorbij is, vgl. 2 Sam.10:5).
De stad mag niet herbouwd worden. En als het toch gebeurt, gaat het vloekwoord van Jozua in vervulling. ‘In zijn dagen (de dagen van Achab, de zoon van Omri, die deed wat slecht was in de ogen van de HEERE, meer dan allen die er voor hem geweest waren, 1 Kon.16:30) bouwde Hiël uit Bethel Jericho weer op. Op zijn eerstgeboren zoon Abiram legde hij de fundamenten ervan, en op zijn jongste zoon Segub richtte hij de poorten ervan op, overeenkomstig het woord van de HEERE, dat Hij gesproken had door de dienst van Jozua, de zoon van Nun.’ (1 Kon.16:34)
Hier proeven we een profetische doorlichting van de gebeurtenissen door de schrijver van Koningen. Het vloekwoord gaat in vervulling, als Hiël (uit Bethel!) de stad Jericho toch opbouwt. Zijn oudste en zijn jongste zoon komen daarbij om.
Dood
Als in de beschreven geschiedenissen van Elisa Jericho ter sprake komt, is dat allereerst in de woorden van Elia. Samen met zijn opvolger, Elisa, komt hij in Jericho, waar de leerling-profeten hem tegemoet komen (2 Kon.2:4-5). Het laatste is veelzeggend. Blijkbaar bevindt zich in Jericho een groep leerling-profeten. Zij spelen een belangrijke rol in de beschrijving van de hemelvaart van Elia.
Ook als Elisa alleen terugkeert naar de andere kant van de Jordaan, wordt hij opgewacht door de leerling-profeten van Jericho. Zij zorgen er uiteindelijk voor dat er vijftig mannen drie dagen zoeken naar het lichaam van Elia. Elisa verblijft enige tijd in Jericho. Daar wordt hij geconfronteerd met het slechte water, ‘waardoor het land misgeboorte veroorzaakt’ (2:19).
Jericho is de stad die er niet mocht zijn, een ‘vloekstad’. Maar Elisa verblijft daar. En wat komt hij er brengen? Zegen! De waterbron die zich in Jericho (de Palmstad) bevindt, is de levensader voor de stad. Maar de tragiek die Elisa aantreft, is dat achter de herbouwde muren, en daarmee achter de façade van een tot leven gekomen stad, in werkelijkheid de dood het voor het zeggen heeft.
Het water veroorzaakt miskramen en baby’s sterven. Ook het land dat met dit water moet worden besproeid, ademt de dood. Kort en goed: achter de muren van de herbouwde vloekstad heerst de dood.
Zegen
Elisa hoort het aan. Hij vraagt om een ‘nieuwe’ schaal: teken van gaafheid en van Gods volkomenheid. En dan zout erin: symbool van zuivering en van reinigende kracht. Het woord van de profeet klinkt: ‘Zo zegt de HEERE: Ik heb dit water gezond gemaakt, er zal geen dood of misgeboorte meer door komen.’ (2:21) Niet Elisa, maar God doet het. En Hij houdt woord. Dat benadrukt het vervolg: ‘Zo werd dat water gezond, tot op deze dag, overeenkomstig het woord van Elisa dat hij gesproken had.’ (2:22) Het is niet voor even. Het heil van God is altijd volkomen. Wat Hij goed maakt, maakt Hij voor eens en voor altijd goed.
Gods ontferming
Het is met Jericho nog niet voorbij. ‘De mannen van Jericho’ bouwen mee bij de herbouw van de stad Jeruzalem (vgl. Ezr.2:34; Neh.3:2; 7:36). De doorgaande lijn van Gods ontferming voor wat ten dode opgeschreven is, wordt echter nog meer tastbaar in het Nieuwe Testament. Achter de opgetrokken muren van de vloekstad Jericho heerst de dood, totdat God Zelf, door de hand van Elisa, verlossend ingrijpt.
De naam Elisa predikt: God redt. Het is die reddende kracht van God, die zichtbaar wordt in het komen van ‘de meerdere Elisa’, Jezus is Zijn Naam (‘de HEERE redt’). Tot twee keer toe zien we Jezus naar Jericho gaan. Hij treft daar de blinde, bedelende Bartimeüs (Mark.10:46). Hij hoort hem roepen: ‘Zoon van David, ontferm U over mij’ (10:48). Jezus, Hij moet in Jericho zijn; Hij moet er zijn om deze blinde bedelaar, die het van Gods reddende ingrijpen verwacht, het licht in de ogen te geven. En nog later moet Jezus opnieuw in Jericho zijn (Luk.19:1). Daar vindt Hij een man, die probeert Jezus te zien. Hij wordt echter door Jezus gevonden: ‘Zacheüs, haast u en kom naar beneden, want heden moet Ik in uw huis verblijven.’ (19:5)
Levenwekkend
Jezus is in een huis in Jericho. Hij is daar waar de muren zijn opgetrokken, tegen Gods bevel in. Hij is daar waar de dood heerst, totdat God Zelf verlossend ingrijpt. Zo is Jezus, toen en nu. Waar muren zijn gebouwd, muren van godsdienst en muren van rechtzinnigheid, muren waarmee de vuilheid van ons leven wordt afgeschermd, terwijl daarachter een bron zit, diep in het hart, een ‘bron van wanbedrijven’, daar komt Jezus. Heilbrengend, levenwekkend bij een ieder die de meerdere Elisa gelovig in het hart nodigt. ‘Want de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren is.’ (19:10) Ook de Hebreeënschrijver weet ervan: ‘Door het geloof zijn de muren van Jericho gevallen (…). Door het geloof is Rachab, de hoer, niet omgekomen…’ (Hebr.11:30-31). Er komt zegen in plaats van vloek.
J.J. ten Brinke