blog
Het sterven in eigen hand
Twee ogenschijnlijk tegenstrijdige ontwikkelingen bereiken het nieuws. Aan de ene kant wil D66 mensen meer zeggenschap geven over hun sterven. Aan de andere kant zijn er allerlei nieuwe medische technieken die gericht zijn op verlenging van het leven.
Hoe is dit met elkaar te rijmen? Weten mensen gewoon niet wat ze willen of zit er toch iets gemeenschappelijks achter deze twee trends?
Voltooid leven
In oktober vorig jaar kwamen de ministers Schippers en Van der Steur met het voorstel om mensen die hun leven als ‘voltooid’ beschouwen, de gelegenheid te geven om onder begeleiding van een ‘stervenshulpverlener’ hun leven met medicijnen te beëindigen.
Met dat voorstel legden de bewindslieden de aanbevelingen van het op 4 februari 2016 verschenen rapport van de commissie-Schnabel naast zich neer. Die commissie had betoogd dat de huidige wetgeving ruim genoeg is om mensen die werkelijk in uiterste nood verkeren, aan hun einde te helpen. De officiële naam van de commissie was ‘Voltooid leven’, en diezelfde termen gebruikten de ministers nota bene voor hun wetsvoorstel.
Inmiddels is van allerlei kanten verzet gerezen tegen het wetsvoorstel. De ChristenUnie heeft er zelfs een breekpunt in de kabinetsformatie van gemaakt. Toch is er ook brede steun voor dit voorstel. Het is eveneens in lijn met de ontwikkelingen op langere termijn. Steeds meer groeit de behoefte om het levenseinde zelf te ‘regelen’. Was dat ooit volledig taboe, inmiddels is het al geaccepteerd dat het in gevallen van ernstige ziekte aan de patiënt is om te beslissen of deze verder wil leven of niet. In het nieuwe voorstel is die uiterste nood niet meer noodzakelijk. Iemand kan ook om andere redenen vinden dat het genoeg geweest is.
Medische technieken
Van de weeromstuit worden er miljoenen geïnvesteerd in medische technieken die er juist op gericht zijn om het leven te verlengen. Ook dat is een lengetermijnontwikkeling. Dankzij de sterk verbeterde gezondheidszorg leven wij veel langer dan bijvoorbeeld in de Middeleeuwen. Daar mogen we dankbaar voor zijn, want in die tijd kon een eenvoudige infectie al het einde betekenen. Tot nu toe waren de technieken vooral gericht op het voorkomen van dodelijke ziekten en het verbeteren van de lichamelijke conditie, zodat een mens meer weerstand heeft.
Maar ook in deze lijn worden nieuwe stappen gezet. We zijn inmiddels in staat op celniveau in te grijpen. Een voorbeeld van zo’n ontwikkeling was op 23 maart in de Volkskrant te lezen. Daar werd verslag gedaan van een onderzoek door medewerkers van het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam. Zij hadden een bepaalde stof aan muizen toegediend die de zogenaamde scenescente cellen in het lichaam afbreekt. Scenescente cellen zijn cellen die bij het ouder worden stoffen afscheiden die ontstekingen veroorzaken. De oude muizen in het experiment kregen opeens weer meer haar, hun nierfunctie werd beter en ze kregen zichtbaar meer levenslust.
In de Verenigde Staten worden voorzichtig al zulke proeven met oudere mensen gedaan en daar is de verwachting uitgesproken dat het binnen niet al te lange tijd mogelijk is om mensen 130 tot 140 jaar oud te laten worden. Hoezo voltooid leven? Hoe langer, hoe beter.
Nog radicaler
Nog verder gaan de verwachtingen van de nanotechnologie, waarmee hersencellen gerepareerd kunnen worden, zodat het hele sterfproces kan worden uitgesteld. Ga op tijd naar de nanodokter en die zorgt ervoor dat je weer jaren vooruit kunt.
Het kan nog radicaler. Transhumanisten zijn met de suggestie gekomen om ons brein over te zetten in een machine. Die kan immers veel langer mee dan een lichaam. Is ook die machine versleten, dan wordt het brein ‘gewoon’ weer naar een nieuwe overgezet. Wilde fantasie? Nu nog wel, ja. Maar we kunnen denken aan het woord dat de Heere sprak bij de bouw van de toren van Babel: ‘Dit is het begin van wat zij gaan doen, en nu zal niets van wat zij zich voornemen te doen, voor hen onmogelijk zijn.’ Er is al van heel wat gedacht dat we dat nooit zouden kunnen. Maar als we eenmaal iets in ons hoofd gezet hebben, zullen we niet rusten voordat het gerealiseerd is.
Verbinding
Wat verbindt nu deze twee ontwikkelingen, die zo volstrekt tegengesteld lijken? Het zou wel eens kunnen zijn dat wij daarin ons verlies van het paradijs proberen terug te draaien. In de hedendaagse technologische ontwikkelingen vinden we steeds sterker de hang naar een volmaakte wereld, waarin geen ziekte en geen beperkingen zijn. Let er maar eens op hoe vaak in reclames het woord ‘onbeperkt’ voorkomt, vooral in verband met communicatiemiddelen (‘onbeperkt bellen’, of ‘onbeperkte data’). In dat plaatje past ook een uitbannen van het sterven.
‘Onbeperkt leven’, zou de reclameslogan van de 21e-eeuwse medische technoloog kunnen zijn. En zelfs niet alleen onbeperkt op zich, maar ook onbeperkt zonder ziekten en moeiten. In datzelfde plaatje past de slogan ‘onbeperkt beslissen’. Zolang er nog terreinen zijn waarop onze beslissingsmogelijkheden beperkt worden door factoren die wij niet in de hand hebben, is er iets om naar te streven. Het sterven valt daar ook onder. Beleden we vroeger: ‘Mijn tijden zijn in Uw hand’ (Ps.31:16), tegenwoordig willen we die tijden in eigen hand hebben. Wanneer het ideaal van het ‘onbeperkt leven zonder zorgen’ niet gerealiseerd is, willen we in ieder geval zelf bepalen wanneer we ons leven ‘voltooid’ vinden.
Onrust
Wat moeten we bijbels gezien denken van dat verlangen naar een volmaakte wereld? Het is een aanwijzing dat we van nature aangelegd waren op een volmaakte wereld. We waren niet geschapen om ziek te worden en te sterven. Ergens diep in ons zit dat bewustzijn nog. Het laat zien dat we eens het beeld van God gedragen hebben.
We zijn dat beeld kwijtgeraakt, maar je kunt aan het verlangen naar de volmaaktheid zien dat het er eens was. Er zit nu een ‘gat’ in ons hart en dat maakt ons hart onrustig, totdat het rust vindt in God (Augustinus). Maar zolang het de rust in God niet gevonden heeft, zoeken we die in ons eigen vermogen, en tegenwoordig in het bijzonder in ons technisch vermogen.
In plaats van het eeuwige leven zonder ziekte en zorgen te zoeken in het verzoenende bloed van Christus, hebben we onze eigen manieren om dat ideaal te realiseren. Wordt dat niet bereikt door een naar believen uitstellen van het sterven, dan willen we zelf over het tijdstip van dat sterven beslissen, zodat het in zekere zin toch onder onze beslissingsmacht gekomen is.
Voor wie de rust wel bij Christus gevonden heeft, ligt dit allemaal anders. Niet dat het lijden dan niet zwaar kan zijn. Maar er is de wetenschap dat dat niet opweegt tegen de heerlijkheid van het toekomende leven (Rom.8:18). Daarom kan een christen leven met de beperkingen van deze wereld. Ze zijn immers tijdelijk. Onze tijden zijn bij God in goede handen. Hij kan het lijden zelfs gebruiken door het voor ons ten beste te keren (HC, vr&a 26).
Waar we de middelen die Hij geeft tot Zijn eer kunnen gebruiken, mogen we dat doen. Medische technieken mogen in dankbaarheid worden aanvaard, tenzij we menen er een alternatief voor de verlossing in Christus in te kunnen vinden. Op dat alternatief lopen we eenmaal stuk. Op Christus nooit.
M.J. de Vries