blog
Gelovigen hebben elkaar nodig
Blijf bijeen
Als het christenleven een geestelijke strijd is, dan hebben de gelovigen elkaar daarin nodig. De zondagse kerkdienst ontvangen we als een oefening in gerichtheid op de Koning Die we dienen, als een oefening in volharding.
Al klinkt de boodschap thuis, we míssen de gemeenschap.
Theophil Brodersen, als jongen vanaf zijn achtste jaar doof, verzamelde kerkelijke liederen en schreef er enkele. Kort voor het begin van de Tweede Wereldoorlog stierf hij. Uit zijn pen kwamen (in vertaling) ook deze woorden:
Wij staan ten laatsten kamp gereed,
een strijd van dood en leven!
Houdt daarin moedig stand en weet:
God zal u nooit begeven.
Brodersen wist van het leven als een geestelijke strijd. Hij wist ook dat je daarin zelf zo snel kunt wankelen, zelfs kunt opgeven. Welke vechter redt het alleen? Wie kan er zonder de aanmoediging van de ander, die je doet focussen op wat werkelijk houvast biedt? Wie kan er zonder het onderwijs over de wapenrusting die je dragen moet én die beschikbaar is? Efeze 6 leert me dat dit ook in het geloof zo is. Ook dit heeft Brodersen doorleefd en daarom ging hij verder:
Blijft tot het laatste toe bijeen,
tezamen sterk en met Hem één:
zo zult gij overwinnen.
Verlangen van Paulus
Zit hier onze pijn niet in deze maanden dat het coronavirus de aanleiding is tot online kerkdiensten, al zijn we dankbaar voor de mogelijkheid om vanaf zondag met dertig mensen samen te komen, voor het perspectief van een voorzichtige uitbreiding na 1 juli? Gelukkig, het Woord van God blijkt niet gebonden. Omdat het Pasen geweest is en Christus de dood overwon, gaat dit Woord overwinnend de wereld door. Troostvol is dat. Het Evangelie is niet te stuiten door een virus dat voor angst en eenzaamheid in de samenleving zorgt, dat verdriet en rouw in families en gezinnen brengt, dat op zondag een aanslag doet op de gemeenschap van de gemeente.
Ja, de gemeenschap van de gemeente, die missen we. Samenkomen kunnen we niet meer met broeders en zusters. Dat is anders dan dat je de mensen van je politieke partij niet meer ziet, de leden van de fotoclub of desnoods de vrienden van je tennisvereniging. De apostel Paulus is ‘zo vol verlangen’ naar de gemeenteleden in Thessaloniki, omdat hij met hen niet alleen het Evangelie van God gedeeld had, ‘maar ook onszelf, omdat u ons lief geworden was’. Je bent een gezin geworden, gezin van God.
Oorlog op de Krim
Ik denk aan de levensbeschrijving van de Engelse legerkapitein Hedley Vicars, in 1855 aanvoerder in de oorlog op de Krim, bij zijn overlijden nog geen dertig jaar oud. Als de cholera uitbreekt en de soldaten in quarantaine zijn, klaagt Vicars in zijn brieven dat hij verstoken is van de genademiddelen én van de gemeenschap met Gods kinderen. De militair doet echter meer dan ‘klagen’, als hij benoemt dat hij medechristenen mist: ‘Maar Jezus vergoedt al het gemis ruimschoots. Wat een heerlijke ogenblikken zijn dat steeds weer als Hij zo dichtbij is, en ik voel dat ik ontbonden zou willen worden om bij Hem te zijn.’
Boodschap én gemeenschap
De gemeente van Christus leeft van de boodschap van Zijn kruis en opstanding. In haar strijd en lijden, in verdriet en verdrukking horen we: ‘Houd in gedachten dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt.’ Voor de kerk zijn de boodschap en de gemeenschap echter twee kanten van dezelfde medaille, ze horen bijeen. En Handelingen 2 noemt er als haar kenmerken de breking van het brood en de gebeden bij.
Die gemeenschap is zo centraal dat ze een plaats gekregen heeft in de Apostolische Geloofsbelijdenis: ‘Ik geloof in de gemeenschap van de heiligen.’ Dat is een gezamenlijk beleefde gerichtheid op de Heere Jezus, die Paulus aan de gemeente van Korinthe leerde: ‘God is getrouw, door Wie u geroepen bent tot de gemeenschap van Zijn Zoon Jezus Christus, onze Heere.’ Hij is dé Heilige, dé Rechtvaardige, dé Barmhartige. In het geloof wordt deze werkelijkheid gekend, het intieme karakter ervan beleefd: wij in Hem, Hij in ons. De verborgen realiteit van de gemeenschap met Christus – ze zal in het gewone leven niet verborgen blijven.
Dát maakt de gemeenschap van de kerk in je leven anders dan de vriendschappelijke contacten in de vele verbanden van het maatschappelijke leven.
Gaven, voor anderen
Onze Heidelbergse Catechismus heeft het artikel uit het Apostolicum zó verstaan dat de gelovigen ‘allen en eenieder’ gemeenschap hebben met Christus én aan al Zijn gaven en schatten. Tegelijk is de roeping verwoord om de ontvangen gaven te besteden voor het nut en de zaligheid van onze medechristen en die gaven met vreugde te delen.
Uiteraard vat de catechismus hier het onderwijs uit de Bijbel samen. In het Oude Testament spreekt de Heere de gemeenschap van de Israëlieten aan, de gemeenschap van de mensen die leven bij Zijn geboden, de gemeenschap van mensen die Zijn stem gehoorzamen zullen. Al deze mensen vormen een volk dat Zijn eigendom is. Hoe hecht die verbondenheid is, blijkt uit het feit dat de bijbelboeken Hosea en Efeze de vergelijking maken van de relatie tussen man en vrouw, een verhouding in opofferende liefde en blijvende trouw. De gemeenschap met de Heere – het is een zaak van heel mijn hart, al mijn kracht, heel mijn ziel.
Een nieuw gebod
Zoals Jezus aan het kruis omzag naar Zijn moeder en Zijn discipel, zo mag de gemeente omzien naar elkaar, de gemeenschap van het geloof beleven met elkaar. Als de tweede tafel van de wet ons leert onze ouders te eren en niet te stelen of een vals getuigenis over onze naaste te verspreiden, dan gaat het bij de laatste aspecten ook om een positieve inzet voor onze naasten: met ons bezit de ander te dienen, een goed gerucht over de ander te delen.
Die gemeenschap met elkaar is de kerk gegeven, in de Heere Jezus. Altijd zal dat onder druk gestaan hebben, als mensen geneigd zijn zichzelf te profileren, niet gericht te zijn op wat van de ander is. Verdriet heeft Hij ervan als we individualistische christenen zijn. Hij gaf een nieuw gebod, namelijk ‘dat u elkaar liefhebt; zoals Ik u liefgehad heb, moet u ook elkaar liefhebben.’ Dat is missionair op het allerbest.
Ook het Hogepriesterlijke gebed uit Johannes 17 leert ons dat de gemeenschap met elkaar, de eenheid in Hem, de Heere Jezus na aan het hart ligt. ‘En Ik heb hun de heerlijkheid gegeven die U mij gegeven hebt, opdat zij één zijn, zoals Wij Eén zijn.’
Volharden in de gemeenschap
Die gemeenschap met elkaar moeten we beoefenen. Ook in dit opzicht is de kerkdienst een godsdienstoefening, opdat we volharden in het behoren bij de gemeenschap. Via de gebeden gebeurt dat, via het onderwijs van de apostelen en evenzeer door middel van het avondmaal dat Christus instelde tot Zijn gedachtenis.
Is heel het onderwijs van het Nieuwe Testament niet één appèl om te blijven bij en in Christus én elkaar in de gemeenschap met Hem vast te houden? Om de ander nodig te hebben in het dieper verstaan van de liefde van Christus, de lengte en hoogte daarvan? De taal is van meer dan een halve eeuw geleden, maar de inhoud kan ons ook vandaag raken, deze woorden die de dichter Jan Wit schreef bij Efeze 3:
Nu bidden wij met ootmoed en ontzag
de Vader aan, wiens naam aan elk geslacht
in hemel en op aarde aanzijn gaf (…)
Dan zullen wij met alle hei’lgen saam
in ’t morgenlicht op hoge tinnen staan
en hoogte en diepte, lengte en breedte van
Gods heil doormeten mogen.
Wat Hij gedaan heeft
Met de woorden van Psalm 66 zeggen we het ook:
Komt, luistert toe, gij Godgezinden,
gij, die de Heer van harte vreest,
hoort, wat mij God deed ondervinden,
wat Hij gedaan heeft aan mijn geest.
Online kerkdiensten – we zijn dankbaar dat het Woord in deze maanden verkondigd wordt. De boodschap komt onze huizen binnen, vervult ons hart als de Heilige Geest onze barrières slecht. Online kerkdiensten – we missen de gemeenschap, het samen biddend zingen, het begroeten van de ander in Zijn Naam, het meeleven terwijl je de ander in de ogen ziet.
Eenzaamheid – ze is de tegenpool van de gemeenschap. Juist nu eenzaamheid dreigt en de gemeenschap ín Gods huis er niet kan zijn, zetten we ons in om de gemeenschap vast te houden. Omdat de liefde tot God en tot elkaar creatief maakt.
P.J. Vergunst