Nooit onberekenbaar
God kan alles, zegt men wel. Zou het waar zijn? Gelukkig niet. Stel je voor dat God tot alles in staat was. Dan kon Hij ook ontrouw zijn. Maar dat kan Hij niet.
Zwart op wit schrijft Paulus dat Hij de God is Die niet liegen kan (Titus 1:2). Menselijk gesproken: Hij is een Man van Zijn woord. Betrouwbaar, geloofwaardig.
Grondwoord voor trouw
Het woord ‘trouw’ maakt in het Oude Testament een van de grondwoorden uit. In de Hebreeuwse brontaal luidt het èmet, ook wel èmuna, berustend op het werkwoord aman. Het woordje amen is er regelrecht van afgeleid en wil zeggen: ‘Vast en zeker’. Aman betekent dan ook: vastheid bieden.
In een Hebreeuws zelfstandig naamwoord klinkt het werkwoord mee waaraan het is ontleend. Dat geldt bij uitstek ook voor ‘trouw’. De trouw van God is geen abstract begrip, maar concrete werkzaamheid. Het is een woord met daadkracht, een echt dabar: woord en daad.
In Exodus 34, waar de Heere Zijn Naam ontvouwt, is deze trouw omrankt door een stralenkrans van verwante woorden, zoals: barmhartigheid, genade en goedertierenheid. Vandaar de herhaaldelijke combinatie van ‘trouw en goedertierenheid’ (verbondsloyaliteit). Waar Gods hart vol van is, loopt Zijn mond van over. De getrouwheid van Zijn hart mondt uit in Zijn verbondsbeloften. En wat uit Zijn hart opwelt en uit Zijn mond voortkomt, blijft vast en onverbroken. Zijn belofte komt Hij na, integer als Hij is. Heere is Zijn Naam: ‘Ik zal zijn Die Ik beloofde te zijn.’
In de rabbijnse literatuur wordt erop geattendeerd dat de drie medeklinkers van het grondwoord èmet (beginnend met een alef) de eerste, de middelste en de laatste letter van het Hebreeuwse alfabet vormen. Spitsvondig? Wellicht. Maar wat ermee beduid wordt, bevat een kostbaar goed. Met God getrouw te noemen, is alles gezegd, van A tot Z. De Heere is er in één woord mee geprezen, in Zijn wezen en Zijn werken. Zo is er maar Eén.
Onvermoed
‘Trouw’ is dan ook een woord van een unieke aard. Dat God Zijn trouw aan Israël nooit gekrenkt heeft, is opzienbarend. Je staat er toch versteld van dat Hij Zijn trouw volvoert níet dankzij Israëls trouw, maar ondanks de trouweloosheid van het volk en Zijn toorn daarover. Door het oordeel heen houdt Hij Zijn trouw in stand. Zo’n trouwbetoon is absoluut van goddelijke stijl en van genadige allure. Menselijke trouw staat onder voorbehoud en is aan slijtage onderhevig, Gods trouw is even onvoorwaardelijk als onverslijtbaar. Ze behoort volstrekt tot Gods genadige gezindheid en laat alles wat zich aan menselijke trouw aandient, ver achter zich. God is betrouwbaar. Op Hem kun je aan, Hij doet wat Hij belooft. Jesaja noemt Hem de ‘God van Amen’ (Jes.65:16).
Bekende klanken. Maar kloppen ze ook in de gang van het rauwe leven? Komt God Zijn belofte na? Zeker wel. Maar Hij doet dat op Zijn eigen tijd. En dat is zelden onze klokkentijd. Dat uurwerk van ons loopt gewoonlijk voor… God doet het tevens op Zijn eigen wijze. Doorgaans niet rechttoe rechtaan, maar ‘kruiselings’, wonderbaar, onvermoed, paradoxaal. Altijd zo dat Zijn trouwbetoon ons begrip en verwachtingspatroon te boven gaat. Laat ik het illustreren.
Uitgeteld
Daar staat Abram. Het is nacht, van buiten en van binnen. De patriarch is kinderloos, terwijl God hem jaren geleden nageslacht beloofd had. Hij telt zijn jaren en slaat aan het rekenen. Dan klinkt er een stem: ‘Tel de sterren, als je kunt.’ Niet te tellen! ‘Zo zal je nageslacht zijn.’ En Abram rekent niet langer met zijn jaren, maar rekent alleen met God, op Wiens trouw je rekenen kunt. Abram is uitgeteld. Hij gelooft, zegt dus ‘amen’. God zei het voor. En Hij maakt het waar. Volstrekt door het onmogelijke heen wordt Izak geboren: taal en teken van Gods trouw, tevens trouwbelofte voor Israël en de volkeren, garantie van het Messiaanse heil.
Maar daar geschiedt opnieuw een woord van de Getrouwe. Ongehoord! ‘Neem je zoon en offer hem.’ Dit kan niet. Hier botst bevel op belofte. Is er dan toch tweespalt in Gods wil en dubbelzinnigheid in Zijn trouw? Spanningsloos verloopt ze althans niet. Niet te rijmen. Gods belofte staat onder druk.
Geldt dat ook voor Abrams vertrouwen? De tekst rept er met geen woord van. Of toch wel? Blijkt dat niet uit die wonderlijke combinatie van enerzijds het dodelijke mes in Abrahams hand en anderzijds het levensbericht dat uit zijn mond komt? Hij zegt immers tot de knechten: ‘Ik en de jongen (…) zullen bij jullie terugkeren.’ (Gen.22:5) Hij overlegt het onmogelijke, namelijk dat God bij machte is het kind van Gods belofte uit de doden te verwekken (Hebr.11:18).
En zo geschiedde. Het had er werkelijk alle schijn van dat de voortgang van Gods trouw stagneerde.
Maar nee. Zijn trouw ging wel door de schijn van het tegendeel heen, maar liep niet de minste schade op. De gang van Zijn trouw is wel ondoorgrondelijk en onvoorspelbaar, maar nergens onberekenbaar.
Slopershamer
Profeten en psalmisten bevestigen dit patroon. Neem nu Psalm 44. Uitbundig worden de daden van Gods trouw daarin bezongen, maar halverwege wijzigt de toonaard zich van majeur tot mineur. ‘Maar om U worden wij de hele dag gedood… Word wakker!
Waarom zou U slapen, Heere?’ (vs.23,24) Wat dan rest, is een schreeuw om goedertierenheid en trouw. En lees Psalm 89 eens uit. Gods trouw wordt lyrisch geprezen. Maar ook hier slaat halverwege de schrik je om het hart. ‘Heere, waar zijn Uw vroegere blijken van goedertierenheid? U hebt ze David gezworen bij Uw trouw.’ (vs.50) Zo gaan de psalmisten – tolken van Israël – met heel het verbondsvolk door het oordeel heen. En Gods trouw eveneens.
Als die trouw ooit te betwijfelen leek, was het wel in de crisis van de ballingschap. Stad en tempel kwamen onder de slopershamer, volk en vorst in handen van de vijand. Wie zou niet kermen: ‘De Heere heeft mij verlaten en vergeten’? Maar daar klinkt de stem der profetie, als een belofte van Gods trouw. HIJ is vastbesloten tot goedertierenheid. ‘Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten…?’ (Jes.49:14) In de toorn gedenkt Hij Zijn ontferming (Hab.3:2). Wat Hij vergeet, zijn de zonden; die werpt Hij achter Zijn rug (Jes.38:17), in de diepten van de zee (Micha 7:19). Maar wat Hij nooit vergeet – Hij kán het niet – is Zijn trouwbelofte (Hos.2:18v). En dat jegens een volk dat vanouds het Zijne was, maar zich verlaagde tot Lo Ammi (niet Mijn volk). Toch klinkt later: Ammi, Mijn volk. Zijn trouw is niet omver te krijgen.
Tastbaar dichtbij
Nooit kwam Gods trouw zo stralend aan het licht als in de volheid van de tijd. Nergens was die ook zo onwaarschijnlijk. Het had er alle schijn van dat God Zijn trouw had opgezegd. Davids huis was vervallen tot een dorre stronk. Het was op sterven na dood. Heidenen voerden het bewind.
Uitgerekend in dit tijdsgewricht breekt Gods heilstijd door. In Bethlehem komt Gods trouw ter wereld, in de geboorte van een kwetsbaar Kind. Hier komt de Godsnaam uit Exodus 34 tot vervulling. Het Woord is vlees geworden, vol van genade en waarheid. Dit laatste is bij Johannes de vertaling van: goedertierenheid en trouw. Hier, in de kribbe, ligt die trouw. Tastbaar dichtbij. Aan te raken. In de armen van Maria, binnen handbereik van herders en van wijzen. Niet in goudbrokaat, maar in doeken gehuld.
Dit is tekenend voor de weg die Jezus, als de Man van smarten, gaan zal en tekenend voor de wijze waarop Gods trouw zich baan breekt. In de profetie was die weliswaar voorzegd, maar onvoorstelbaar voor het ‘gezonde’ verstand. Dwaasheid voor de denker, ergernis voor de doener. De paradox ten top.
Kijk maar hoe Gods vleesgeworden trouw de angsten van Gethsémané doorlijdt, de smaad van Gabbatha, de dood van Golgotha. Waar is Gods trouw? Hier, aan een kruis gespijkerd. Trouw? Je zou het niet zeggen. Maar Jezus zegt het wél. Hoor, de Kruiseling roept wat. Stervend roept Hij: ’Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest.’ Een woord waarop in de Psalm die Jezus citeert (31:6), onmiddellijk volgt: ‘U hebt mij verlost, Heere, getrouwe God!’
Vaste oever
Op de derde dag bevestigt God die trouw als nooit tevoren. Hij wekt Zijn kind op uit de dood. Met de littekens van Zijn lijden staat Hij op de vaste oever van het onvergankelijke leven. Aan gene zijde van de dood, maar bewogen met ons die nog aan deze zijde zijn. Door de dood heen is God getrouw gebleken, eens en voorgoed. ‘Ik was een Dode, maar Ik leef in eeuwigheid,’ roept Hij Johannes op Patmos toe. In dit eeuwige leven laat Hij allen delen die Gods trouw beamen. Dat geldt voor Israël, Zijn eerstbeminde.
Hun ontrouw doet Gods trouw geenszins teniet (Rom.3:3). Het geldt voor allen die in Christus zijn, uit zwart en bruin, uit rood en blank. Zelfs indien wij ontrouw zijn, blijft Hij getrouw. Echt waar, zegt Paulus, dit is een betrouwbaar woord (2 Tim.2:11). Gods trouw zal blijken, de schijn van het tegendeel ten spijt. ‘Ja maar – zegt het bange hart – wat zie je ervan?’ Soms niet meer dan flitsen. Signalen van Zijn trouw in de schepping (de regenboog en de gedekte tafel), in de geschiedenis (1648 – einde van de Tachtigjarige Oorlog, 1948 – stichting van de staat Israël en 1989 – de val van het IJzeren Gordijn) en in al de uitreddingen die onze levensweg markeren. Het zijn tekenen van Gods trouw. Minacht ze niet. En onderschat vooral niet wat we er al van mogen zien ‘met onze oren’: kruis en open graf. Vergeet ook niet de zichtbare tekenen en zegels van water, brood en wijn.
Summum
Maar toch, meer dan voorschot is dat alles niet. Het summum houdt God nog achter de hand, als een tegoed voor straks. Beloofd is beloofd, zo waar als Jezus – de Zoon Die sprekend Zijn Vader is – de Amen, de Getrouwe, heet (Openb.3:14). Geen sterveling kan Hem met recht van onbetrouwbaarheid betichten. Het is ook niemand geraden. De Geloofwaardige is ons vertrouwen waard.
Als het erop aankomt, is geloven allereenvoudigst. Het is jezelf, met heel de bagage van schuld en ontrouw, laten vallen op de beloftegrond van de Getrouwe. Die bodem houdt het wel. Sla Jesaja 54:10 maar op. Zijn beloften liegen er niet om. Zijn naam staat borg: de getrouwe Getuige (Openb.1:5).
God leren kennen
In deze serie buigen we ons over het geloof in de levende God. We belichten negen eigenschappen van Hem.
Hij is:
1. Eeuwig
2. Almachtig, alwetend, onveranderlijk
3. Heilig
4. Liefde
5. Goed
6. Rechtvaardig
7. Barmhartig
8. Geduldig 9. Trouw
9. Trouw
Als sommigen ontrouw zijn geweest, zal hun ontrouw de trouw van God toch niet tenietdoen? Volstrekt niet!
Romeinen 3:3b-4a