Waar bent u naar op zoek?

Einde verhaal

ds. C.J. Overeem
Door: ds. C.J. Overeem
17-09-2020

Maar hij was melaats. 2 Koningen 5:1

Naäman had zich voor koning en vaderland zeer verdienstelijk gemaakt en grote veldslagen gewonnen. Maar er blijkt een donkere schaduw te liggen over zijn geslaagde leven.

Naäman is opperbevelhebber van de strijdkrachten van Syrië, ook wel Aram genoemd. Aan het begin van hoofdstuk 5 komt de schrijver van het 2 Koningenboek woorden tekort om hem te introduceren.

Naäman was een man met statuur en uitstraling. Misschien zegt het wel iets over zijn karakter. In ieder geval is het opvallend dat dat ook al in zijn naam doorklinkt. De naam ‘Naäman’ is – net als Naomi trouwens – afgeleid van een woord dat ‘lieflijk, aangenaam, prettig zijn’ betekent. Het blijkt in het verloop van de geschiedenis dat de mensen om hem heen oprecht begaan zijn met zijn lot (vs.3, 5, 13).

Regering

In vers 1 wordt de gunst waarin hij staat vooral in verband gebracht met zijn militaire prestaties. De oorlogsheld is als overwinnaar in zijn land teruggekeerd. ‘Want door hem had de Heere de Syriërs verlossing gegeven.’ Het is niet helemaal duidelijk aan welke overwinning we hier moeten denken. Was het een overwinning van Aram op de Assyriërs in de Slag bij Karkar? Was het een overwinning op Israël? Hoe het ook zij, de oorlogsheld was als overwinnaar in zijn land teruggekeerd. Veelzeggend is dat de schrijver deze overwinning niet aan Naämans strategische inzichten, maar aan de God van Israël toeschrijft. Naäman was niet meer geweest dan een middel in Zijn hand, ‘want door hem had de Heere…’ .

Een mooi stukje verkondiging ligt er in dit eerste vers. Al is Gods regering voor ons vaak ondoorgrondelijk, we geloven dat Hij dwars door alles heen en als het moet ook dwars tegen alles in, de geschiedenis van Israël én van de volken leidt. Bij alle gebeurtenissen die ons soms verwarren en verbijsteren kunnen, mogen we weten dat het Hem nooit uit de hand loopt. Het zal niet lang duren of ook de heidense Naäman zal deze God leren kennen.

Betrekkelijk

Naäman is namelijk ziek geworden. ‘Maar hij was melaats’, zo eindigt het eerste vers. Het is in een paar woorden gezegd, maar achter deze woorden gaat een hele wereld van gedachten en gevoelens schuil. Dit ‘maar’ maakt alles wat eraan voorafgaat, ineens heel betrekkelijk. Melaatsheid was de gevreesde ziekte bij uitstek, een ramp als je daardoor getroffen werd.

Het is mogelijk dat de ziekte nog in haar eerste stadium was, want vers 11 spreekt over een aangetaste plek op zijn lichaam. Hij leefde bovendien nog thuis als man bij zijn vrouw, kon de koning nog gewoon ontmoeten en met een groot gevolg de reis naar Samaria ondernemen. Maar de kwaal zou voortwoekeren. Steeds meer delen van zijn lichaam zouden worden aangetast. Naäman zag zijn toekomst al voor zich: geen gepensioneerd generaal b.d., maar een verdere afbraak van het lichaam.

Bovendien zou de ziekte ook emotioneel en sociaal enorme gevolgen krijgen. Vanwege besmettingsgevaar mocht je met niemand contact hebben. Zelfisolatie, quarantaine en hopen dat het goedkomt. Maar melaatsheid kwam meestal niet meer goed. Dat betekende dus: einde verhaal. Misschien was de situatie in Syrië anders, maar in ieder geval bleef je in Israël uitgesloten van het normale leven en daarmee ook van de dienst aan God rond de tabernakel of tempel. Je was onrein verklaard.

Beeld van de macht van de zonde

Is het daarom dat melaatsheid in de Bijbel uitdrukking is geworden van veel meer dan alleen een lichamelijke kwaal? Het is in zowel het Oude als Nieuwe Testament het beeld van de macht van de zonde. Denk bijvoorbeeld maar aan de woorden van David in Psalm 51. Naäman was ten dode opgeschreven, tenzij er zou worden ingegrepen. Al zijn macht en daden en aanzien helpen hem niet van zijn kwaal af. In feite is Naäman een beeld van ieder mens. Wij kunnen allerlei talenten hebben. Het kan ons voor de wind gaan. Anderen kunnen ons waarderen. Toch is er in het leven van ieder mens een ‘maar’, namelijk het probleem van de zonde. Wat dat betreft, peilt de Bijbel dieper dan wij soms geneigd zijn om te doen. Het is niet zo dat wij mensen wel eens ‘helaas’ in de fout gaan, maar de zonde zit diep in ons verankerd. Staan wij daarbij voldoende stil?

Tegelijk schittert juist tegen die donkere achtergrond het licht van Gods genade extra helder. Er is immers meer te zeggen. Melaats, maar weet dat het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, ons reinigt van alle zonde. (1 Joh.1:7)

ds. C.J. Overeem
ds. C.J. Overeem