Waar bent u naar op zoek?

De goede toon

P.J. Vergunst
Door: P.J. Vergunst
07-10-2021

De opleiding van jonge mensen tot dienst in Gods Koninkrijk staat op afstand van het gemiddelde gemeentelid. In twee bijdragen volgen we wat er aan de theologische faculteiten speelt en zien we wat onze roeping is.

F resia’s voor mevrouw Brak, het is de titel van het vorig jaar verschenen boek van NRCjournalist Jannetje Koelewijn over het leven van haar ouders, over hun ongelukkige huwelijk. In de beschrijving ervan komen we ds. Hans Schouten tegen, bij wie haar vader ouderling was, een dominee die met de opkomende moderniteit in de Gereformeerde Kerken niet omgaan kon, waardoor hij zich op tachtigjarige leeftijd zelfs tot priester liet wijden.

Over dit feit gaat het nu niet. Ik richt me op een ander stukje uit het leven van Schouten, afkomstig uit het boek van Koelewijn, namelijk zijn tijd als student aan de Vrije Universiteit. Tijdens een college behandelt de lutherse theoloog prof. dr. C.W. Mönnich de Apostolische Geloofsbelijdenis. Ik citeer:

Als Mönnich is aangekomen bij ‘geboren uit de maagd Maria’, pauzeert hij en kijkt zijn studenten vorsend aan. ‘Zijn er onder u heren die geloven dat het hier om een biologisch feit gaat?’

Twee studenten steken hun hand op, een van hen is Hans. Hij gaat staan en zegt: ‘Ja, professor. Dat geloof ik. Ik geloof in de maagdelijke geboorte van onze Heer Jezus Christus, want zo staat het in de Schrift, Gods woord.’ ‘Heren’, zegt prof. Mönnich, ‘dan bent u hier aan het verkeerde adres. Meldt u zich hiernaast bij de medische faculteit, afdeling gynaecologie, en vraag of ze u ter zake willen voorlichten.

Student Hans Schouten reageert heftig, weet als student niet de goede toon te treffen en wordt van de faculteit gestuurd. Na bemiddeling door een andere hoogleraar wordt de straf verminderd én erkent Mönnich dat hij op onaangename wijze geprovoceerd heeft.

Een leuke anekdote van zestig jaar geleden, die we nu in een boek tegenkomen? Nee, dit waargebeurde verhaal is illustratief voor de spanningsvolle relatie tussen orthodoxe studenten met een theologische faculteit. Het gaat daarbij om twee dingen: theologie (beter: visie op de Schrift als Woord van God) en communicatie, over hoe nu om te gaan met tegenstrijdige overtuigingen, ook nog eens in een ongelijkwaardige relatie, die van docent en student.

Betrokkenheid

Het is goed te weten in welke context jonge mensen theologie studeren. Situaties aan de theologische faculteiten wijzigen snel, zodat je alles goed moet volgen om een overview te houden. Voor de Gereformeerde Bond is die overview nodig, om te kijken op welke wijze zijn doelstellingen het beste gerealiseerd kunnen worden, ook om genuanceerd over je gesprekspartners te spreken.

Voor hervormd-gereformeerden binnen de Protestantse Kerk staat de opleiding van de aanstaande dienaars van het Woord sowieso meer op afstand dan dat dit geldt voor de christelijke gereformeerden met hun Apeldoornse opleiding, de vrijgemaakt-gereformeerden met hun universiteit in Kampen. Herkenbaarheid en eenduidige betrokkenheid op slechts één instelling is voor ons minder aan de orde, al blijft de PThU als de universiteit van onze kerk ten principale een eigen positie houden. Terwijl er veel verandert, is het nodig als gemeenten en kerkenraden oog te houden voor de theologische faculteiten. Vanwege het grote belang van wat daar gebeurt. Ik herinner me goed dat prof. dr. F.G. Immink in 2004, bij de vorming van de Hersteld Hervormde Kerk, opmerkte dat beslissend voor de identiteit en het geestelijk welbevinden van die kerk de vraag zou worden of ze een goede theologische opleiding kon organiseren. Of dat met haar seminarie aan de Vrije Universiteit gelukt is, laat ik hier rusten.

Dankbaar en alert

Belangrijk is het om de dankbaarheid te benoemen voor het feit dat we in Nederland in vrijheid theologie kunnen beoefenen. Dit voorjaar raakte het theologisch instituut van de Lutherse kerk in Sint-Petersburg de bevoegdheid als hogeschool kwijt, wat in Moskou kort ervoor bij de opleidingsinstituten van de Unie van Baptisten en de Pinksterbeweging gebeurd was. Een overheid die ingrijpt, een staat die over de kerk heerst. Als de vrijheid van godsdienst in het geding is, wordt de opleiding van jonge mensen gemuilkorfd, wat op vele plaatsen in de wereld aan de orde is. Dank voor wat ons geschonken en ons gelaten is, mag daarom onze bezinning dragen. Tegelijk gaat die dank gepaard met alertheid naar de toekomst. Juist in januari 2019, toen de overstap van prof. dr. H. van den Belt van de Rijksuniversiteit Groningen naar de Vrije Universiteit effectief werd, verscheen de Nashville-verklaring en wapperde aan het VU-gebouw de regenboogvlag. Nu behoorde prof. Van den Belt niet tot de ondertekenaars, maar het vroeg bij het zoeken van een weg in een nieuwe context wel om een zorgvuldige verwoording van zijn overtuiging. Die verklaring betekende overigens het begin van het einde van de academische loopbaan van dr. P. de Vries, zo las ik in een verslag van de synode van de Hersteld Hervormde Kerk: ‘Veel gesprekken met docenten, studenten en bestuur van de faculteit religie en theologie waren nodig om de rust te doen weerkeren.’

Het leert ons dat – als in het boek van Jannetje Koelewijn – ook vandaag theologie naast een eerbiedige luisterhouding naar het Woord van God om een zorgvuldige communicatie vraagt. Het noopt de gemeenten temeer tot voorbede voor alle docenten die vanuit de overtuiging dat we in de Bijbel de stem van de levende God horen, onderwijs geven, hun plaats innemen.

Bewust formuleer ik dit zo: ‘De Bijbel opvatten als de stem van de levende God, de openbaring van Hem’. Daarom gaat het, in de kerk en in de opleiding. Om het beginsel, om de overtuiging gaat het daarmee, niet om macht en aantallen. In gesprekken over benoemingen aan de universiteiten communiceren we dat het de Gereformeerde Bond niet primair gaat om de vraag of een docent lid van onze vereniging is of van de Confessionele Vereniging, maar hoe hij of zij zich verhoudt tot de openbaring van God.

Beroepingswerk

Speerpunt in de geschiedenis van de Gereformeerde Bond is vanouds het werk vanuit het Leerstoelfonds, in 1915 opgericht, niet lang na de geboorte van deze vereniging. Omdat de nood van de kerk de nood van de prediking was – én nog altijd is. Laten we dat laatste beseffen, ook als we kijken naar het almaar toenemende aantal vacatures onder ons. Veel zorg geeft dat in kerkenraden ten aanzien van het beroepingswerk, dat al complex genoeg geworden is. Jezus’ woorden uit Lukas 10 geven ons allemaal een opdracht voor de binnenkamer, aan de kerkenraden ook voor de eredienst: ‘De oogst is wel groot, maar er zijn weinig arbeiders. Bid daarom tot de Heere van de oogst dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitzendt.’ Arbeiders die daartoe opgeleid moeten worden. Al waren er ook in het verleden moeilijke momenten, overzichtelijk was het wel. Vijftien jaar geleden bezetten de hoogleraren A. de Reuver en W. Verboom onze leerstoelen in Utrecht en Leiden, twee plaatsen waar inmiddels de deur van de theologie voor ons in het slot viel. Daarna waren we in Leiden met prof. G. van den Brink, in Kampen met prof. J. Hoek, in Groningen met de hoogleraren Hoek en Van den Belt, waren we als intermediair tussen andere partijen bestuurlijk betrokken bij de vorming van een Gereformeerde Theologische Universiteit, kwam er de concentratie in Amsterdam, waar momenteel de hoogleraren W.H.Th. Moehn en H. van den Belt werken.

Waar focussen we op? Zoals gezegd, niet op zoveel mogelijk benoemingen van docenten die lid zijn van de Gereformeerde Bond, maar wel op het mede door onze inzet in stand houden van plaatsen waar jonge mensen in academisch én confessioneel opzicht ter zake opgeleid worden tot werk in het Koninkrijk van God.

Schaarste

Wat zien we dan, als we rondkijken? Als eerste noem ik een schaarste aan gekwalificeerde theologen en aan financiële middelen. Om met het laatste te beginnen, op velerlei wijze wordt er aangeklopt bij onze penningmeester, soms door orthodoxe theologen die zelf hun projecten gefinancierd moeten krijgen, vaker door opleidingen die te maken hebben met beperktere middelen. De neergang in de kerk zien we terug in de armslag die theologische faculteiten vandaag hebben, zelfs als ze zich sterker willen richten op de plaats van religie in de samenleving. Als klein voorbeeld: toen prof. dr. C. van der Kooi als dogmaticus in 2018 aan de Vrije Universiteit met emeritaat ging en dr. Maarten Wisse als docent Dogmatiek overstapte naar de PThU, is prof. Van den Belt in die posities benoemd, voor vijftig procent door de Gereformeerde Bond gefinancierd. Voor de VU 1,5 fte minder te betalen. Terzijde, ook in het hbo zien we dit, marginalisering van de gereformeerde theologie. Waar zijn aan de Christelijke Hogeschool Ede immers de voorbije jaren de opvolgers gekomen van P. Koeman, M. van Campen, N. Belo, J. Hoek en M.J. Paul? Wie is er na de benoeming van ds. A. Stijf uit Zegveld in 2007 in dit spoor verder gegaan? Het stelt ons bestuur voor vragen, nu de zogenoemde hbo-predikant in de kerk dichterbij komt of we de betrokkenheid op het hbo vergroten moeten – en ten koste waarvan dan? Het is een vraag die dit najaar verder doordacht wordt.

P.J. Vergunst
P.J. Vergunst