blog
Ds. J.A. van der Velden: Voor jonge predikanten heb ik diepe bewondering
Gedragen door het ambt
Veel ontwikkelingen in de Hervormde Kerk volgde ds. J.A. van der Velden op afstand, zijn hart lag bij de wereldwijde kerk van Christus.
Zending en Israël zijn daarom sleutelwoorden in een ontmoeting met de domineeszoon die het spoor van zijn vader volgde, die al bijna de helft van zijn leven in IJsselmuiden woont.
Geboren in een domineesgezin, was Hans van der Velden ‘van jongsaf aan bekend met God, met de Bijbel, met de gemeente. Ten aanzien van mijn geloofsleven heb ik veel aan mijn twee moeders gehad. Mijn eerste moeder stierf, toen ik vijftien jaar was; ze was altijd ziek. Ze leefde dicht bij God, leerde me wat de vreze Gods in het Oude Testament is, sprak met eerbied over de Heere, over de Heere Die leeft, Die met je meegaat en van je weet: ik ben Zijn schepsel en in Christus Zijn kind, zodat ik vertrouwelijk met Hem mag omgaan.
In Dordrecht was mijn vader vanaf 1955 de opvolger van de overleden ds. Johannes Slok. Mijn moeder zei tegen mevrouw Slok: “Martijntje, als ik later bij de Heere in de hemel ben, zal ik Hem vragen: Laat me nu eens Jan Slok zien, die heb ik hier niet gekend, ik heb op aarde zoveel van hem gehoord…” M’n moeder sprak de tale Kanaäns, zoals toen de telefoon ging en ze zei dat mijn vader niet thuis was: “Mijn man is in de wijngaard.” De mensen begrepen dat niet altijd. Veel leerde ik van haar.’
Vader en zoon
‘Mijn moeder is 45 jaar geworden, vader bleef met drie jongens achter. Toen ik in Utrecht studeerde, had ik met mijn tweede moeder goede geloofsgesprekken onder de afwas. Mijn vader heeft levenslang met twee zieke vrouwen getobd, dat heeft zijn sombere aanleg versterkt. Hij was naar zijn kinderen gesloten, over geloofsvragen waren er geen persoonlijke gesprekken. Dat was karakter, het moeilijk met persoonlijke gevoelens kunnen omgaan naar mensen die je juist eigen zijn. Hij heeft nooit gezegd: “Hans, wat vind ik het fijn dat jij ook dominee wordt.” Hij hield veel voor zichzelf, ook over de ziekte van mijn moeders.
In het pastoraat was hij trouw en open. Hij heeft me drie keer met veel vreugde bevestigd, maar dan hield hij niet van een persoonlijk woord van vader tot zoon: “Waar het in het ambt om gaat, dat zeg ik je wel in de preek.” Ik heb veel van hem geleerd, veel van hem gehouden, ook toen hij weduwnaar was. Hij had een hoge ambtsopvatting, wat op ons gezin een stempel zette. Moeilijk kon hij zich ontspannen, het ambt was een lust maar tegelijk een last.
M’n vader was een klassieke Gereformeerde Bondsdominee, die een preek met een thema en drie punten hield, gedragen door een uitgebreide exegese, waarin zijn kracht lag. De toepassing die volgde, was onderscheidenlijk, met aandacht voor de noodzaak van persoonlijke bekering en het werk van de Heilige Geest, voor het verder geleid worden als je een gelovige mag zijn. Hij preekte graag over onbekende teksten. Ik leerde veel van zijn catechismuspreken in Amersfoort. Ja, hij heeft me gevormd.’
Jongere predikanten
‘De trouw die zijn predikantschap kenmerkte, die heb ik wel overgenomen. Een grondige voorbereiding van de preken, trouw in de bezoeken aan mensen hadden mijn hart. Op huisbezoek gaan, daarin ligt mijn kracht. Ik ben geen vergaderman of beleidsmaker, dat was ds. Jaap de Raad hier in IJsselmuiden veel meer, de collega met wie ik zeventien jaar samen diende.
Als ik vandaag kijk naar de jongere predikanten in IJsselmuiden en omgeving, dan zijn ze gewoner in hun taal, wellicht wat minder dogmatisch in hun verwoording. Ik vind het knap hoe jonge predikanten in deze tijd het Evangelie proberen uit te dragen. Goedkoop is het om te zeggen dat de prediking vervlakt. Ga er maar aanstaan in deze tijd…! Ik ben geen dominee geweest die allerlei gemeenten gediend heeft en overal bekend was, maar als ik zie naar deze regio, dan heb ik veel bewondering voor de predikanten. Ik bid elke dag voor hen, dat ze het volhouden, dat ze de vertaalslag mogen maken zonder iets af te doen aan het Evangelie van zonde en genade, van verlorenheid en redding, van verzoening in Christus. Ze voelen wellicht wat meer de tijdgeest aan dan ik in mijn tijd. Ja, ik heb diepe bewondering voor jonge dominees, door de Heere in deze tijd geroepen. In de werkgemeenschap zie ik dat ze ervoor gaan om mensen tot Christus te brengen. Ze zeggen het op een andere manier dan ik, maar ze zeggen het wel.’
Verzoening
‘De vragen van mensen zijn anders geworden. Hoe weet ik dat ik uitverkoren ben? Hoe gaat de toe-eigening van het heil? Díe vragen leven vandaag minder. Vandaag benadrukken we dat de Heiland ook voor jou gekomen is, denken we na over vragen als: hoe werkt God, hoe merk ik Hem in mijn leven, hoe werkt Hij in de geschiedenis, wat betekent het lijden in de wereld, waarom is het christelijk geloof uniek? Al die vragen moeten aan de orde komen. Tegelijk is de vraag naar de verzoening van alle tijden.
Zeker, de vraag naar de verzoening mag je ook oproepen. Dat gebeurt beslist. Ds. M. van Dam, onze huidige predikant, kan de vraag hoe het nu zit tussen de Heere en jou echt aan het hart leggen, wijzen op het besef van je zonden en tekorten, het voor Hem niet kunnen bestaan. De gemeente moet weten hoe de verzoening gaat als de predikant de Heere Jezus aanprijst. Dan wordt gewezen op de Heilige Geest. En de ethiek, het christelijke leven, krijgt meer nadruk, de keuzen die we maken. Veel aandacht is er vandaag nodig voor de begeleiding van catechisanten, voor de themadiensten waarin jonge christenen de weg gewezen wordt inzake samenwonen, de visie op andere godsdiensten, euthanasie enz. Dat is positief, al benadruk ik dat dit christelijke leven een gevolg is van het verzoend zijn met God. Genade en vergeving blijven een wonder. Ik constateer dat vandaag het heil wat ruimer aangeboden wordt in de gemeente, er minder heilsordelijk gepreekt wordt.’
IJsselmuiden
‘Ik was 25 jaar predikant in IJsselmuiden, een roerige gemeente. Reeuwijk was in 1980 al een geseculariseerde context, IJsselmuiden was een grote bondsgemeente. Ik wist gelijk waarom de Heere me hier riep. Het was het 21e beroep voor de gemeente, ik had nooit van IJsselmuiden gehoord. Toen ik het beroep aannam en de gemeente nauwelijks kende, zeiden collega’s wel: ‘Een lastige gemeente’. Was het wel eens lastig? Ja, het was wel eens lastig. Toen ik van Reeuwijk naar IJsselmuiden ging, zei men tegen me: ‘Pas je daar wel?’ We waren hier het eerste predikantsechtpaar dat televisie had en die niet verborg. Ik droeg doordeweeks geen zwart pak en had maar een heel gewone auto.
Een goede uitleg van de Schrift heeft me in die 25 jaar op de been gehouden. Voor een goede exegese ben je theoloog, bijbelwetenschapper. Daarvoor ken je de grondtalen, het Hebreeuws en het Grieks. Als je ergens lang predikant bent, kan er een verzadigingspunt komen. Juist omdat ik niet uitgepreekt wilde raken, wilde ik teksten bepreken waarvan mensen ophoren, besteedde ik veel tijd aan de voorbereiding. Toen ik in 2005 met emeritaat ging, zeiden de mensen inderdaad dat ik niet uitgepreekt was, ook dat ik nooit aan groepsvorming gedaan had. Ik houd heel veel van de gemeente van IJsselmuiden, maar het is niet altijd gemakkelijk geweest. Toen mijn eigen wijkkerkenraad onder invloed vanuit de directe omgeving in de loop van de jaren wat verrechtste, was dat lastig, ook voor mijn vrouw. Ik heb me binnen de eigen kerkenraad vaak eenzaam gevoeld, alleen. En tóch, ik houd van de mensen, ik houd van de gemeente, we zijn er niet voor niets blijven wonen. De mensen gaan je in de loop van de jaren herkennen in je gaven, maar ook in je beperkingen. Ze zien nu dat ik na het emeritaat ontspannener ben. In het ouderenpastoraat mag ik de gemeente nog altijd dienen.’
Ambt
‘Het is niet gemakkelijk als je in je kerkenraad vaak geestelijke herkenning mist en verhoudingsgewijs weinig beroepen krijgt. Zelfs aan mijn vrouw kon ik soms niet goed uitleggen waarom ik toch bedankte voor een beroep en daardoor niet van de spanning af was. Ja, het Woord kon ik altijd wel kwijt. Het is een wonder van God dat ik hier gebleven ben. Het eigenlijke van het werk heeft me erdoor gedragen: trouw en stil je werk doen, preken houden. Het ambt heeft me gedragen, de Heere heeft me gedragen. En ik ben gezegend met een stabiel karakter, met een goede gezondheid. Ik ben niet in een geloofscrisis terechtgekomen, heb geen burn-out gekregen en ben nooit ziek geweest. In IJsselmuiden heb ik ook zoveel teruggekregen!
Toen er een derde predikant beroepen mocht worden, waren er mensen die zeiden: ‘We moeten nu een echte hebben, want met ds. De Raad en ds. Van der Velden hebben we al twee dwaalleraars.’ Het ging daarbij niet om de inhoud van de preken, wel om de uiterlijke dingen, zoals een zwart pak en een hoed voor vrouwen in de eredienst. Met name collega De Raad heeft het veel pijn gedaan. Hij kon warm en teer preken over wat het betekent om in Christus te zijn. Daarin is hij en zijn wij niet altijd begrepen, hoewel we tegelijk veel liefde kregen. En je beseft dat je zelf niet volmaakt bent, dat je ook van genade moet leven. Dat is een steeds groter wonder.’
Zending
‘Mijn vader was bestuurslid van de GZB, zodat ik jong bij de zending betrokken werd. Hij vertelde erover wat er in Gods wereldwijde kerk gebeurde. Van mijn eigen GZB-bestuurstijd heb ik erg genoten. Minder was ik betrokken bij wat er in de Hervormde Kerk gebeurde, het proces van Samen op Weg. Mijn hart lag bij de wereldwijde kerk, dankbaar voor de gereformeerde traditie waarin je staat, beseffend dat goed luisteren naar anderen ook moet. Mijn vader was als theoloog altijd in gesprek met de andere richtingen in de grote gemeenten die hij diende. Hij zei dan: “De ander is ook niet gek.”
Ik heb ontmoetingen gehad met de protestantse kerk in het Midden-Oosten. Ik had al jaren belangstelling voor Gods heilsplan met Israël en toen er bij de GZB een vacature in de sectie Midden-Oosten kwam, ging ik daarin. Ook via de Morgenlandzending was er met de kerken in het Midden-Oosten verbondenheid. We zijn in Aleppo in Syrië geweest, in Jemen, Libanon en Egypte.
Een klein beetje zicht kreeg ik wel op de complexe situatie in die regio. Contact was er vooral met de protestantse kerken, niet met de oude christelijke gemeenten. Ze moesten overleven te midden van een islamitische wereld. Syrië was als land nog gematigder, maar toen al waarschuwden de predikanten ons voor de islamisering van Europa, omdat we de invloed van de islam onderschatten. We moeten hierin in Nederland niet argeloos zijn.’
Israël
‘Bij zending denk je aan de gojim, de heidenen. In die opdracht het Evangelie naar de heidenen te brengen, ontmoet de kerk Israël, waarmee ze onlosmakelijk verbonden is, ontmoet ze de God van dit volk, de Torah van dit volk. In wezen heeft God alles gezegd in het Oude Testament: wie Hij is, wat Hij doet, wat Hij van ons vraagt. Het Nieuwe Testament leert dat het heil in Jezus van Nazareth voluit werkelijkheid geworden is. Dát is het nieuwe. Je moet de verschillen niet overdrijven. Met Kohlbrugge en anderen kunnen we beter spreken van de Wet, de Profeten en de Geschriften, van de evangelisten en de apostelen dan van Oude en Nieuwe Testament, want dat roept allerlei verwarring op. Wat bindt Oude en Nieuwe Testament? De Naam! Het gaat om dezelfde God. Daarom is Irenaeus een van de belangrijkste kerkvaders, die tegen de ketter Marcion zei: “Het gaat om JHWH, de God Die Zich aan Israël heeft bekendgemaakt, Ik ben Die Ik ben.” Tegelijk staat het Oude Testament al open naar de volken, wat in het Nieuwe Testament in Jezus Christus volle realiteit werd: met ons is God. Als je aan zending doet, kom je Israël daarom tegen.
Aan Israël zelf bedrijven we geen zending, zij hééft het Woord, de Tenach, de 39 boeken van het Oude Testament. We zoeken het getuigende gesprek met het Joodse volk, bidden voor Israël, zijn actief in de bestrijding van Jodenhaat. De kerk is ook geroepen te strijden tegen anti-zionisme, is geroepen op te komen voor een veilige plaats voor het Joodse volk om te wonen, de eerstgeborene in Gods huis.’
Uitverkoren
‘De bezinning op Israël is er de laatste decennia niet op vooruitgegaan. Als we in de kerk over Israël spreken, moet het niet om zijn politiek gaan. Dat belemmert ons zicht op waar het wezenlijk om gaat, om het theologische. Israël is uitverkoren, de Eeuwige heeft alles aan dit volk toevertrouwd, opdat het tot een zegen voor de volken zou zijn en wij als heidenen mogen delen in diezelfde geboden, in diezelfde toekomst.
De onopgeefbare betekenis van de kinderdoop houdt hiermee verband. Ik kan me soms zo verdrietig voelen als mensen zich overdopen laten. Ik ben als heiden door de kinderdoop ingelijfd in het verbond van die goede God van Israël, ik mag geloven dat Hij mijn Vader is, dat Hij in Jezus Christus me redt, je beseft dat Hij van mij een nieuwe gehoorzaamheid vraagt. Geweldig is het om in leven en sterven niet op mijn geloof en keuze te steunen, maar mag terugvallen op die vaste beloften van de Eeuwige, in Jezus Christus. In de kerk moet het daarom gaan!
In IJsselmuiden heb ik deze dingen de gemeente willen leren, namelijk dat de kerk buiten Israël niet kan functioneren, dat de eenheid tussen Oude en Nieuwe Testament in dezelfde God ligt. Hoe vaak worden in het Nieuwe Testament de geboden niet geciteerd? Onopgeefbaar is ook dat we in de christelijke traditie de psalmen blijven zingen, waarin je de specifieke omgang van God met Zijn volk vindt. De spiritualiteit van de psalmen is uniek vanwege de God van Israël, Die Zich bekendmaakt, Die reageert op ons en op wat gebeurt. In die ontmoeting met Israël blijven we getuigen van Christus, blijven we staan voor de overtuiging dat in Jezus van Nazareth de Messias van Israël kwam. Prof. Van Ruler zou zeggen: “Dat is het unieke van het Nieuwe Testament. Aan het Joodse volk moeten we dat blijven zeggen, anders ben ik geen christen meer, anders is de kerk geen kerk meer”.’
P.J. Vergunst
Bestel een los nummer, maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,- of neem een jaarabonnement op De Waarheidsvriend.