Waar bent u naar op zoek?

column

Gedragen

20-01-2015

Het gordijn van de peeskamer is half dicht geschoven. We proberen door het raam naar binnen te kijken en zien iets bewegen achter het gordijn.

‘Laten we maar verder gaan’, zegt mijn collega. Maar net als we door willen lopen, gaat de deur open en horen we een vrouwenstem roepen: ‘Kom maar hoor, ik ben er wel. Ik wou alleen dat niemand me zo zou zien.’ De donkere vrouw wijst naar haar gezicht. Haar mascara is helemaal doorgelopen, haar gezicht zit onder de zwarte vegen. Victoria heeft gehuild.

Het is dinsdagmiddag. Samen met mijn collega Marina bevind ik me in één van de steegjes op de Wallen. Victoria trekt ons naar binnen en sluit het gordijn. Ze pakt meteen haar iPhone en laat ons een foto zien. ‘Ze is dood. Door een man uit de auto geduwd. Wat zal ze bang geweest zijn. Ze was nog veel te jong om te sterven,’ fluistert ze en begint weer te huilen. Victoria trekt haar mobiel weer naar zich toe en begint driftig te tikken. Dan draait ze het schermpje naar ons toe. We zien een krioelende menigte langzaamaan voortbewegen op een groot plein. Ze dragen een kist. ‘Dat is ze. Ze is vanmorgen begraven.’ De overleden jonge vrouw blijkt een bekend popidool uit Brazilië te zijn.

Mijn oog valt op de tatoe op Victoria’s arm. Ik moet meteen denken aan Bram. Zijn armen zitten onder de tatoes. Bram is een echte Amsterdammer. Opgegroeid op de Wallen. In de criminaliteit terechtgekomen, verslaafd geraakt aan drank en drugs. Op een wonderlijke manier heeft God hem aangeraakt. De afgelopen jaren mocht hij getuigen op scholen, in kerken en in gevangenissen.

Bram is nu ernstig ziek, terminaal. Maar nog straalt hij en getuigt van zijn Vader. Afgelopen weekend kwam hij even bij ons binnenlopen. Hij ging op de bank zitten, zijn getatoeëerde armen op zijn knieën. Hij vertelde dat hij niet bang was om te sterven. ‘Ik heb Jezus gezien toen ik een paar weken terug op het randje van de dood heb gelegen. Het is een wonder dat ik nu nog leef.’ ‘God draagt mij elke dag,’ sluit Bram met een glimlach op zijn gezicht af.

Op weg naar Scharlaken Koord moet ik aan die overleden popster denken. Wat is het een verschil of wij gedragen worden op handen van mensen of om te weten, gedragen te worden door God.

Marijke de Wit-Bakker