
Van de vijf boeken van Mozes is Leviticus het middelste en kleinste boek. Het hart van de Torah, met als kern hoofdstuk 16: Jom Kipoer, verzoening door voldoening in het heilige der heiligen. Het is onder ons het minst bekende en minst bepreekte boek. Het is moeilijke stof. Wat kun je ermee?
Wie de Bijbel van kaft tot kaft leest, heeft de neiging gedeelten uit dit boek maar over te slaan. Toch is het geen handboek vol wetten, maar eerder een handboek voor aanbidding. De inhoud bestaat niet slechts uit geboden – hoewel er 247 van de 613 mitswot (voorschriften) in staan –, maar het gaat ook over dankoffers, priesters, een heuse feestkalender met zeven jaarlijkse feesten die uitbundig gevierd mogen worden, plus een wekelijks terugkerende feestdag als de sabbat. Al dat heerlijks hoort ook bij het dienen van de HEERE.
Dertig keer
Als student las ik het boek Aantekeningen op Leviticus van C.H. Mackintosh. De auteur past daarin de verschillende offers toe op verschillende kanten van het kruiswerk van Christus. Het bracht me tot aanbidding. Wat gaat dit boek dan leven, wanneer Christus en Zijn werk erin ontdekt wordt. De Hebreeënbrief is in feit één grote uitleg van Leviticus.
Zoenoffers en priesters worden vergeleken met het werk van de grote hogepriester Jezus Christus. Opvallend is dat sinds eeuwen Joodse jongetjes de studie van Gods Woord niet met Genesis beginnen maar met Leviticus, vanuit de gedachte: ‘Laat wie rein is, reinheid bestuderen.’ Vooral dit boek moest worden ingeprent in jonge Joodse harten. God spreekt daarin. Wel meer dan dertig keer lezen we de formule: ‘De HEERE zei tegen Mozes.’
"*" geeft vereiste velden aan