Waar bent u naar op zoek?

column

Lachen

02-04-2016

Onlangs overleed de grote Italiaanse schrijver Umberto Eco. In zijn beroemde en heerlijk dikke boek 'De naam van de roos' draait alles om een middeleeuwse bibliotheek, boeken en geheimen.

Eco beschrijft  een wereld waarin hij zich als hoogleraar betekenisleer helemaal thuis voelde.

Een belangrijke discussie in het boek gaat over de vraag of Christus ooit gelachen heeft. Er staat immers wél in de Bijbel dat Hij huilde, maar niet dat Hij gelachen heeft. Al staat er ook niet dat Hij niet gelachen heeft. Ziedaar de discussie, als altijd humorvol opgediend door Eco.

Nu staan christenen, en zeker calvinisten, niet bepaald bekend als lachebekjes, al is dat gortdroge imago ook wel een karikatuur. Subtiele vormen van humor en ironie waarbij de mondhoeken lichtjes krullen kun je zeker wel tegenkomen onder calvinisten, en zelfs een verdwaalde column over de lach kan er nog wel af. Maar hardop lachen, practical jokes en gebbetjes komen minder vaak voor.

Als student heb ik mij er wel aan bezondigd, en uiteraard schaam ik mij ervoor nu er ik vanuit mijn huidige serieuze bestaan aan terugdenk. We organiseerden fictieve studiedagen over het pastoraat en uiteraard zetten we onze hoogleraren op het program. Het onderdeel ‘efficiënt pastoraat’ bijvoorbeeld had de titel meegekregen ‘Het gaat zeker wel goed met je?’ En er was een praktijkoefening telefoneren voor de dames (eigen telefoon meebrengen). Gelukkig konden de meeste hooggeleerden de grap wel waarderen.

Iets anders ging het, toen ik met een huisgenoot had vastgesteld dat het pand van de TUA een zelfde ouderwets nummerbordje (nummer 4) had als ons studentenhuis (nummer 34). Zou het iemand opvallen als we ze verwisselden? Het was wel leuk om te doen, maar de bordjes waren dermate identiek dat we wekenlang niets hoorden. Totdat er kennelijk een nieuwe postbode dienst deed. Hij was al vier keer het Wilhelminapark rondgereden voordat hij aanbelde. Hij zag wel dat dit pand de Theologische Universiteit was, maar hij moest toch echt op nummer 4 zijn…

Ongepast voor een dominee, natuurlijk, maar zoals we toen al zeiden: een grap vóór het ambt moet kunnen. Daarna heb je altijd nog de ironie.