Waar bent u naar op zoek?

Priester Jan de Bakker betaalde zijn verzet tegen Rome met de dood

Protestantse martelaar

Dr. Renske Hoff
Door: Dr. Renske Hoff
Kerkgeschiedenis
25-06-2025

Vijfhonderd jaar geleden eindigde het leven van de Woerdense priester Jan de Bakker (ca. 1499-1525) op de brandstapel in Den Haag. Hij kreeg al snel naamsbekendheid als eerste reformatiegezinde martelaar in het noordelijke gedeelte van de Lage Landen.

De Lage Landen aan het begin van de zestiende eeuw behoorden tot het rijk van Karel V, maar bestonden uit een lappendeken van hertogdommen, graafschappen en heerlijkheden. Daarbinnen bestond een grote talige, sociale, culturele, economische en juridische diversiteit. Het was over het geheel genomen een dichtbevolkt, welvarend gebied. Tevens was er sprake van een hoge graad van geletterdheid. Basisonderwijs was toegankelijk voor een groot deel van de bevolking, in het bijzonder in stedelijke omgevingen.

In de tweede helft van de vijftiende en het begin van de zestiende eeuw bloeide de religieuze cultuur. Er was sprake van grootschalige lekendevotie en velen sloten zich aan bij religieuze broederschappen, begijnengroepen of (semi)religieuze ordes. Ook werd er geïnvesteerd in religieuze kunst en objecten. Er werden grote aantallen religieuze boeken geproduceerd, zowel in handschrift als in druk. De aandacht voor persoonlijke devotie en religieuze teksten lezen werd gedeeltelijk ingegeven door het gedachtegoed van de Moderne Devotie. Dat was een invloedrijke kerkelijke beweging die aan het eind van de veertiende eeuw ontstond en gedurende de eeuw erna in de gehele Lage Landen aan populariteit won. Het persoonlijk lezen van geestelijke teksten, juist ook in de volkstaal, was een belangrijke pijler van deze beweging.

Bijbellezen in de volkstaal

Gerard Zerbolt van Zutphen (1367-1398) was bibliothecaris van het Heer-Florenshuis van de Broeders van het Gemene Leven in Deventer. Hij verdedigt in zijn traktaat De libris teutonicalibus het lezen van de Bijbel en andere religieuze teksten in de volkstaal. Hij stelt dat mannen én vrouwen die geen Latijn beheersen en niet theologisch opgeleid zijn spiritueel profijt hebben als ze zelf de Schrift lezen.

Deze ideeën van Gerard Zerbolt echoën door in het latere werk van de humanist Desiderius Erasmus (ca. 1467-1536), bijvoorbeeld in zijn commentaar op Beatus vir (Psalm 1). Erasmus verbleef in zijn jeugd in Deventer en raakte daar bekend met de theologie en studiepraktijk van de Moderne Devotie. In 1516 publiceerde Erasmus in Bazel zijn Grieks-Latijnse uitgave van het Nieuwe Testament. Die diende als basis voor diverse Middelnederlandse Bijbeluitgaven. Ook Erasmus’ ideeën over een innerlijke reformatio, een transformatie naar een leven naar het beeld van Christus, resoneerden in de devotionele cultuur van de Lage Landen.

De Bijbel lezen in de volkstaal wordt vaak gezien als verdienste van het protestantisme en dan in het bijzonder van Maarten Luther. In 1521 schreef Luther in zijn Weinachtspostille dat elke christen ‘selbs die blosse schrifft und lautter gottis wortt’ tot zich zou moeten nemen. Hij moet zelf de Bijbel lezen. Zoals het werk van Gerard Zerbolt en Erasmus laat zien, was een dergelijk perspectief niet nieuw of uniek. Al ver voor het verschijnen van Luthers Duitstalige Bijbelvertalingen circuleerden in de Lage Landen Bijbels in de volkstaal. Onder andere in de vorm van ‘epistelen en evangeliën’, historiebijbels en lectionaria. Deze Bijbels zijn diverse Middelnederlandse vertalingen van de Latijnse Vulgaat. Vanaf 1522 verschenen er tevens Bijbeldrukken naar de vertalingen van Erasmus en Luther.

De aandacht van Erasmus en Luther voor het volkstalige Bijbellezen wordt gezien als een katalysator die de reeds aanwezige interesse in het lezen van geestelijke literatuur verstevigde. De populariteit van het bestuderen van de Bijbel in de volkstaal laat zich aflezen aan de Bijbelproductie. 1525 was een piekjaar. Er verschenen dat jaar in de Lage Landen maar liefst tien uitgaven van (delen van) de Bijbel: één uitgave van het Oude Testament (in vier los uitgegeven delen), zeven Nieuwe Testamenten, een los evangelie van Mattheüs en een uitgave van Makkabeeën.

Antwerpen speelde een centrale rol in de boekproductie, maar Bijbels werden ook gedrukt in steden als Keulen, Deventer en Amsterdam. Tussen 1522 en 1545 verschenen er in totaal zeker negentig Nederlandstalige Bijbeluitgaven. Uit onderzoek blijkt dat volkstalige Bijbels in de zestiende eeuw gelezen werden door zowel reformatiegezinde als ‘katholieke’ mensen. De kerkelijke overheden verboden het Bijbellezen in de volkstaal niet. Wel probeerden ze gedurende de eerste decennia van de zestiende eeuw te reguleren. Bijvoorbeeld met een verbod op voorreden, glossen en bepaalde vertalingen.

Vroege Reformatie

Het woord ‘katholieke’ staat in voorgaande alinea niet zonder reden tussen aanhalingstekens. Het is in de eerste decennia van de zestiende eeuw nog niet mogelijk om scherpe grenzen tussen katholieken en reformatiegezinden (of protestanten) te trekken. De meeste individuen die interesse hadden in lutherse of humanistische ideeën wilden zich niet afscheiden van de kerk. Ze kwamen in kleine groepen samen om de Bijbel te lezen, te zingen en te bidden. Daarnaast bezochten ze ook gewoon de mis en namen ze deel aan de sacramenten. Naast ambachtslieden en andere stedelingen vormden geestelijken een aanzienlijk deel van deze vroege reformatiegezinde groeperingen.

Het gedachtegoed van deze groepen was van gemengde en veelzijdige aard. Er waren enkele terugkerende standpunten, zoals een kritische houding tegenover het wangedrag van geestelijken. Ook het centraal stellen van de Bijbel en Bijbelse onderbouwingen voor de religieuze praktijk hoorde daarbij. Ze hadden een focus op het persoonlijke en gezamenlijke Bijbellezen en het bevragen van enkele kerkelijke leerstukken. In het bijzonder de transsubstantiatie – de werkelijke aanwezigheid van Christus’ lichaam en bloed in de eucharistie. Tegelijkertijd waren veel van deze ideeën niet voorbehouden aan reformatiegezinde groepen. Kritiek op de geestelijkheid, bijvoorbeeld, is alomtegenwoordig in laatmiddeleeuwse culturele uitingen.

Veroordeling

Jan de Bakker was een van de geestelijken die zich in deze vroege periode tegen diverse kerkelijke dogma’s en gebruiken afzette. Onder invloed van onder andere Hinne Rode, rector van het Utrechtse fraterhuis gelieerd aan de Moderne Devotie, ontwikkelde De Bakker een interesse in het werk van Erasmus en Luther. Hoewel hij priester was, nam hij het niet nauw met het celibaat: hij trouwde rond 1524 met Jacoba Jansdochter. Volgens schattingen woonde rond deze tijd ongeveer een kwart van de priesters in Utrecht samen met een vrouw. In de meeste gevallen leidde dit niet tot problemen, zolang de priesters verder maar aan hun taak voldeden. De Bakker hield er daarnaast echter ‘ketters’ gedachtegoed op na, waarvoor hij in september 1525 door de inquisitie werd veroordeeld.

Volgens schattingen woonde rond deze tijd ongeveer een kwart van de priesters in Utrecht samen met een vrouw.

Dit artikel gratis verder lezen?
Schrijf u in voor onze nieuwsbrief en lees de volledige tekst van dit artikel.

"*" geeft vereiste velden aan

Dr. Renske Hoff
Dr. Renske Hoff

is universitair docent Middelnederlandse Letterkunde aan de Universiteit Utrecht.