column
Treden in Zijn spoor
Ik herinner me het moment dat we haar voor het eerst zagen nog goed. Ze stond ons, samen met haar man, op te wachten op het vliegveld van de grote miljoenenstad waar wij taalstudie zouden gaan doen.
Het was koud en donker, we verstonden geen woord van de taal om ons heen. Alles klonk, zag en rook vreemd, maar toen we zo met elkaar in hun grote bus naar ons appartement reden, voelden we ons in die bus al een beetje thuis.
In ons appartement stond een ledikantje klaar, er was brood en zelfs kaas. Deze warme ontvangst was het begin van een vriendschap die tot op de dag van vandaag duurt. Altijd stond hun huis open. Altijd was er zelfgebakken koek en/of een maaltijd, mensen en gezelligheid. In het land waar beide gezinnen als vreemdeling woonden, werd zij als mijn zus.
Na tweeënhalf jaar verhuisden wij naar een kleine stad, 700 kilometer verderop. We zagen elkaar wat minder, maar als we elkaar zagen, zagen we elkaar goed. Ik herinner me de grote pannen met eten en de matrassen door het huis als zij ons met hun grote gezin kwamen bezoeken. Ik herinner me de verstopte wc’s, de gesprekken, het gelach en de diepe ernst. Soms kwamen zij en haar man zomaar even langs ‘om een bakkie te doen’. (Bij dat bakkie hoorde natuurlijk eten en een overnachting). Zij was voor mij die oudere vrouw uit Titus 2:3-4 die mij onderwees. Haar liefde voor haar man, kinderen, vreemdelingen en allerminsten van de broeders was voor mij een voorbeeld, om maar te zwijgen over die enorme gastvrijheid.
De tijd kwam dat zij allen terugkeerden naar Nederland, om daar te dienen waar God hen geroepen had. Enkele jaren geleden werd haar man ziek en na een moedig gedragen lijden mocht hij zijn aardse tent verlaten en naar zijn eeuwige huis gaan. Op verre afstand blijft zij mijn voorbeeld. Niet omdat ze perfect is, maar juist omdat ze in zwakheid de grote kracht van God laat zien. Sommige mensen laten in het leven een spoor na dat het waard is om te volgen, gewoon, omdat ze hun treden zetten in Zijn spoor.
Marieke den Butter