De kerk hoort vandaag niet in de categorie ‘geliefde thema’s’. Liefde tot de kerk moet je leren, vaak door teleurstellende ervaringen heen. Dat kan door niet te zien op wat voor ogen is, maar te letten op het hart van de kerk, Gods verlangen om zondaren te redden. In 2025 is het jaarthema van de Gereformeerde Bond ‘Kerk. Thuis bij God’.
Of ik nu de Hervormde kerk van Garmerwolde of van Nieuwe Tonge passeer, altijd wil ik even stilstaan, de bordjes met informatie lezen, bedenken welke zegen hier de eeuwen door verspreid is als het Woord van God openging, mezelf herinneren welke getrouwe dienstknechten hier met vreugde of met tranen gezaaid hebben. ‘Kom nou, we blijven niet wachten’, roepen mijn gezinsleden dan. Bij hun tweede roepen kom ik. Immers, altijd maakt alleen het kerkgebouw al veel los.
Aangevochten liefde
In mijn jongere jaren hoorde ik mensen met veel liefde over de kerk spreken. Ik noem het een medicijn tegen de onkerkelijkheid. Natuurlijk, er zal vast terechte kritiek te leveren zijn op elke voorganger, op de synode of op mijn wijkouderling. Om die reden noem ik hier oud-voorzitter van de Gereformeerde Bond ds. W.L. Tukker, die bijna op verhoogde toon over de kerk sprak – vanwege haar Heere en vanwege haar belijdenis. Hij leerde ons geen ideaalbeeld van de kerk te koesteren, maar de kerk lief te hebben in de gestalte waarin zij zich voordoet, zelfs ‘ín haar zonden’. Toen de synode van de Hervormde Kerk de vrouw in het ambt aanvaardde, dacht hij de kerk te moeten verlaten, maar de Heere weerhield hem ervan. Aangevochten liefde was voor ds. Tukker tegelijk een diepe liefde. Het heeft mij vaak geholpen.
Als uiting van die liefde zien we het gebed voor de kerk. Het doet je veel als je van oud geworden christenen die zeggen ‘niet meer mee te kunnen met het leven’, weet dat ze elke morgen beginnen met gebed voor de kerk. Wervend is dat. Verdriet over haar verdeeldheid, haar lauwheid, haar dwaling uiten we allereerst in het gebed voor de kerk. In het verlangen om niet minder dan de heerlijkheid van God in de gemeente te zien, zegt Paulus: ‘Om deze reden buig ik mijn knieën…’ (Ef.3:14)
Definitie van de kerk
‘De kerk is in wording en daarom kunnen we haar niet definiëren’, schreef de gereformeerde theoloog Okke Jager ooit. Bij een open Bijbel is daar natuurlijk meer van te zeggen, al kan de sluitende omschrijving inderdaad moeilijk gegeven worden. Zowel theologisch als vanuit de praktijk gezien raakt het woord van dr. J. Koopmans de kern: ‘De kerk is de plaats waar Christus met zondaren wil samenwonen.’
Juist in onze tijd is het belangrijk dat we ten aanzien van de kerk denken vanuit God. Zo vermijden we spreken over ‘mijn kerk’, ‘mijn geloof’. Dat individualistische spreken is niet onschuldig. Het kan zomaar komen tot denken over een kerk die mijn godsdienstige behoeften vervullen moet, tot spreken over een kerk waar ik mensen met dezelfde opvattingen ontmoeten wil. Het kan leiden tot niet aanvaarden van het gezag van de ambtsdragers, zelfs tot afscheid van de kerk als mijn wensen niet gerealiseerd worden. Velen in onze dagen zeggen nog wel te geloven, maar hiervoor de kerk niet nodig te hebben. Laten we dan luisteren naar Augustinus: ‘Ik zou God niet tot Vader hebben, als ik de kerk niet tot moeder had gehad.’ Wat God samenvoegde, mogen wij niet scheiden.
Verkiezing
Wat is het bestaansrecht van de Gereformeerde Bond als vereniging in de Protestantse Kerk? Die ligt allermeest in het belijden aangaande de kerk, die ligt hierin dat elke generatie geleerd mag worden wat we in de kerk ontvangen hebben, hoe een leven bij haar belijdenis het welzijn van de kerk dient én dat van de samenleving. Terwijl onze overheid de kerk met maatschappelijke organisaties gelijkstelt, geloven wij dat de kerk schepping van het Woord is – uniek.
De kerk is vrucht van het werk van God, en daarom belijden de Twaalf Artikelen wel dat we geloven in de Vader, in de Zoon, in de Heilige Geest, terwijl dit voorzetsel ontbreekt in het belijden over de kerk: ‘Ik geloof een heilige, katholieke en apostolische kerk.’ Belangrijk is het voor ons te blijven zien dat de kerk een kwestie van geloof is, van geloven dat de kerk van God is en wij hiertoe dankzij genadige verkiezing behoren mogen.
Ekklèsia
‘Kerk. Thuis bij God’ is het jaarthema voor 2025 van de Gereformeerde Bond. Als we daaraan tijdens de jaarvergadering, in de ontmoetingen met ambtsdragers of in De Waarheidsvriend aandacht geven, doen we dit vanuit de drie-eenheid. In het onderwijs uit de Bijbel wordt het wezen van de gemeente immers verwoord als ‘volk van God’, ‘lichaam van Christus’ en ‘tempel van de Heilige Geest’.
Uit Paulus’ brieven leren we dat het belijden over Christus, het belijden over onze verlossing en het belijden over de kerk een eenheid vormen. Centraal in het Nieuwe Testament is het woord ‘ekklèsia’, dat zowel doelt op de lokale gemeente als op de gehele gemeenschap van de gelovigen. Ze is openbaring van de ene, heilige, wereldwijde en apostolische kerk, verbonden met Israël omdat de heidenen deel kregen aan de weldaden van de heiligen in Jeruzalem (Rom.15:27).
Volk van God
De vele aanduidingen van de gemeente (geliefden, geroepenen, uitverkorenen) leren ons dat God Zich in Israël en uit alle volken een gemeente gevormd heeft die Hem toebehoort, die geroepen is te leven voor Hem. De zogenoemde ‘kerkbrief’ (Efeze) zet in met een lofzang op deze God, ‘omdat Hij ons vóór de grondlegging van de wereld in Christus uitverkoren heeft, opdat wij heilig en smetteloos voor Hem zouden zijn in de liefde’. Zo was het in de tijd van het Oude Testament niet minder: ‘Ik zal in uw midden wandelen. Ik zal u tot een God zijn en u zult Mij tot een volk zijn.’ (Lev.26:12) Over Gods gemeente spreken we daarom nooit zonder het Oude Testament.
De roeping om een heilig volk van God te zijn dat eigendom van Hem is, een koninklijk priesterschap dat Zijn eigenschappen (heilig, rechtvaardig, barmhartig) in deze wereld verkondigt, is de missie van de kerk. Maakt ze dat waar? Ds. H.G. Abma noemde de zichtbare kerk een ‘schampere karikatuur’, wat de kerk als gestalte van Gods oneindige trouw temeer een wonder maakt.
Lichaam van Christus
Christus heeft de gemeente liefgehad en Zich voor haar overgegeven. De Vader heeft (Ef.1:22) daarom alle dingen aan Zijn voeten onderworpen en Hem als Hoofd over alle dingen aan de gemeente gegeven. Beschermer is Hij, Verzorger en Gezaghebbende. Zij is het lichaam, dat bestaat uit vele leden.
Het is een lichaam dat door wonden getekend is, omdat ze Jezus als Heere gehoorzaamt, een lichaam dat littekens draagt, de littekens van Christus. Zijn kruis, dat is haar identiteit, dat is haar vreugde, dat is haar houvast. Deze leden dienen elkaar in zelfverloochening en liefde.
Tempel van de Heilige Geest
Zoals de Heere woonde in de tempel in Jeruzalem, is de gemeente ‘een heilige tempel in de Heere’ (Ef.2:21). Op het fundament van Christus’ offer wordt elke gelovige als lid van de gemeente tot een woning van God, in de Geest’. Opnieuw maakt dat ons stil, verwonderd. De HEERE heeft Sion verkozen tot Zijn woongebied, zegt Psalm 132. Met Pinksteren is de Geest van Christus op alle vlees uitgestort. Hij maakt een onbewoonbaar verklaarde woning tot een tempel van de Geest.
Dan zijn we terug bij het ‘van Boven’ denken en spreken over de kerk. God woont er, Hij woont in levende stenen. Die positie dringt ons om de zonde te haten, om de vrucht van de Geest in concrete woorden en daden te vertonen. Hier ligt de roeping van de ambtsdrager en de betekenis van prediking en pastoraat: je met ijver inzetten opdat de gemeente op de dag van Christus rein zal zijn voor Hem. Dan is de kerk voor altijd thuis bij God.
Wie verdraagt er kritiek op de kerk die geuit wordt zonder liefde, zonder besef dat de gemeente vandaag in een gebroken gestalte haar weg gaat? Moeder Teresa zei ooit: ‘Wat is er mis met de kerk? U, meneer, en ik.’ In die kerk gaat de Heere Jezus met zondaars om.
Geïnteresseerd in meer lezenswaardige artikelen? Neem een jaarabonnement (€ 53). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!