Waar bent u naar op zoek?

Vrijheid in gebondenheid

ds. H. Liefting
Door: ds. H. Liefting
10-09-2020

Dit hele jaar herdenken we 75 jaar bevrijding: de bevrijding van het juk van de nazi’s. Van dat racistische, godloze denken over bloed en bodem, van concentratiekampen als Auschwitz, Dachau, Ladelund, Flossenburg… Bevrijd, maar hoe vrij zijn we werkelijk?

Dat is een vraag die juist in deze tijd, na de uitbraak van het coronavirus, gesteld kan worden. En vooral: zijn we werkelijk bevrijde christenen? Die vraag klinkt mee in ons jaarthema.

Onvrijheid alom

Velen zullen op voorhand de relatie tussen vrijheid en christen-zijn ontkennen, omdat ze denken dat die twee elkaar uitsluiten. Allerlei geboden en verboden waaraan je je moet houden, beperken immers je vrijheid. Vrouwen worden geweerd uit kerkelijke ambten en mensen die in een homoseksuele relatie leven, worden geweerd van avondmaalstafels.

Nog los van deze ge- en verboden zijn er al die machten die ons beheersen, zoals geld, entertainment, seks, economie en technologie en sinds kort de angst voor de medemens, want die kan besmettelijk zijn. Onvrijheid alom.

Te midden van al die vragen lijkt het me goed eerst te letten op wat de Bijbel zegt over het begrip ‘vrijheid’.

Lofzang

Op de keeper beschouwd kunnen we zeggen dat het in de Bijbel vooral gaat om de bevrijding van mens en wereld tot een leven in ware vrijheid voor Gods aangezicht. Hoe mooi begint het allemaal niet in het Oude Testament. In het paradijs was er vrijheid. De Schepper gaf de mens de vrijheid om Hem wel of niet te gehoorzamen. We hadden toen het vermogen om niet te zondigen. En wat deden we? We kozen moedwillig voor satan, voor de vorst van de onvrijheid, zeg maar voor de ‘wereldcipier’.

Toch koos God, als Degene Die volstrekt vrij is (!), ervoor Zich te blijven verbinden met de mens die Hem ongehoorzaam was. Meteen was Hij er met Zijn belofte van een Bevrijder.

Als het volk later in de slavernij belandt, in het land Egypte, ook dan betoont God een God van bevrijding te zijn. Egypte was voor Israël het land van de tirannie van de farao. Deze werd gezien als de verpersoonlijking van satan. De Nederlandse Geloofsbelijdenis zet in artikel 34, over de doop, een isgelijkteken tussen de tirannieën van de farao en de duivel. Maar de God van Israël was sterker en verloste Zijn volk uit die slavernij.

Geen wonder dat Mozes in Exodus 15 een prachtige lofzang aanheft vanwege Gods machtige daden, dat zijn zus Mirjam dat lied al zingend, met de tamboerijn in haar hand, beantwoordt. En het volk zelf? Dat zag de bevrijding uit Egypte als zoiets wezenlijks, dat die nog steeds jaarlijks wordt herdacht – tijdens de sedermaaltijd op Pesach. Dan klinkt het Hallel, de Psalmen 113 tot en met 118.

Het is opvallend dat in het hele Nieuwe Testament het ‘halleluja’ alleen maar voorkomt in Openbaring 19. En waarom daar? Omdat de grote nieuwtestamentische vijand van Israël, Babel, in Openbaring 18 wordt verslagen. In het hoofdstuk erna barst dan opnieuw het ‘halleluja’ los. Dat betekent dat het ‘halleluja’, de lof aan God, vooral in het teken staat van Zijn bevrijdend handelen. En dat moet blijvend bezongen worden!

Uit het slavenhuis

Na de bevrijding uit Egypte kwam de Heere met Zijn wetten. Dat lijkt misschien een beknotting van de vrijheid. Maar Hij gaf juist Zijn wetten om allerlei vrijheden te waarborgen, met de bedoeling dat het volk zou blijven bij zijn Bevrijder.

Het is bijzonder dat de decaloog niet begint met ‘je moet’ of ‘je mag niet’, maar met de bevrijdende woorden: ‘Ik ben de Heere, Uw God, Die u uit het land Egypte, uit het slavenhuis, geleid heeft.’

Prachtig hoe ‘vrijheid’ in de Bijbel helemaal samengaat met gebondenheid aan Gods geboden, als een veilige omtuining rond ons leven. Het zou ons leven in vrijheid zeer ten goede komen als er niet meer gedood en gestolen zou worden; als er niet meer gelogen en bedrogen zou worden, enz., enz. Denk ook aan de zegen van de rustdag, om wekelijks één dag vrijgesteld te zijn van arbeid.

Vervuld

Als ik vervolgens een grote sprong maak naar de Psalmen, dan valt ook daar op hoe vaak de Heere bezongen wordt als de God van bevrijding. In het volgende artikel werk ik dat uit aan de hand van Psalm 126.

Als we dan nog een stap maken, naar de profeten, dan zien we dat ook zij het belang van vrijheid benadrukken. Zij stellen volop het probleem aan de kaak van verdrukten en van hen die ten onrechte gevangen zijn.

De profeet Jesaja wijst er in hoofdstuk 58 (vs.6-10) op dat het vasten dat God verkiest, concreet met bevrijding te maken heeft. Het gaat om bevrijding van de boeien van de goddeloosheid, maar ook om de bevrijding van de onderdrukten en het verbreken van ieder juk.

Het is bijzonder hoeveel beloften de Heere verbindt aan het in praktijk brengen hiervan. De profeten waarschuwen terdege om niet in de slavernij van de zonde te vervallen, want dan wacht het oordeel, de ballingschap. Prachtig hoe zij in hun profetische beloften over vrijheid ook heenwijzen naar de komende Knecht des Heeren, Die, als Gods Gezalfde, voor de gevangenen vrijlating zal uitroepen. En voor wie gebonden zitten, opening van de gevangenis. Het mag duidelijk zijn dat het hier niet alleen over letterlijke bevrijding uit de gebondenheid gaat, maar ook over geestelijke bevrijding.

Als Jezus later in de synagoge van Nazareth spreekt, kiest Hij juist dit gedeelte uit Jesaja’s boekrol. Hij wijst er expliciet op dat in Hem dit Schriftwoord vervuld is. Dat betekent dat de ware vrijheid in Christus te vinden is.

Overwinning

In het Nieuwe Testament is ‘vrijheid’ een kernbegrip. En waardoor wordt die vrijheid vooral bedreigd? Door onszelf, door satan en de wereld om ons heen. Vooral de zonde maakt ons en anderen tot gevangene. Jezus is er duidelijk over dat iedereen die de zonde doet, een slaaf van de zonde is en dus ook van satan.

Wat bijzonder dat Jezus Zijn vrijheid bij de Vader wilde opgeven om ons volmaakt vrij te maken. Dat Hij wilde afdalen naar ons verloren mensenbestaan om de werken van de duivel te verbreken en ons te verlossen, te bevrijden van onze zonden.

Johannes 8 is er duidelijk over dat we werkelijk vrij zijn als de Zoon ons vrijgemaakt heeft. Dat is ten diepste gebeurd op Golgotha, waar Hij de satan overwon. Die overwinning loopt uit op de overwinning van dood, graf en hel. Dat betekent dat er voor hen die in Christus Jezus zijn, geen veroordeling is, maar eeuwige, volmaakte vrijheid.

Slaaf van Christus

Als we vervolgens letten op de brieven van Paulus, valt op dat hij het nogal eens over ‘slaven van de zonde’ heeft. Dat zijn we van nature allemaal. Het woord ‘vrijheid’ staat bij hem dan ook vooral in het teken van het niet langer slaaf van de zonde te zijn, maar van Jezus Christus – om Hem te dienen in vrijheid en te staan in de vrijheid, waarmee Christus ons vrijgemaakt heeft.

Het leven van een christen is geen somber leven, dat gebukt gaat onder het juk van ge- en verboden. Christenen moeten zich niet opnieuw een slavenjuk laten opleggen. Want Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek van de wet door voor ons een vloek te worden. Dit betekent overigens niet dat de wet voor Gods kinderen totaal is afgeschaft. Christelijke vrijheid is vrijheid in gebondenheid. Paulus heeft nooit bedoeld om de wet in morele zin buiten werking te stellen. In zijn brieven geeft hij allerlei voorschriften om na te leven. Dit mogen we doen uit dankbaarheid, vanuit de notie ‘Wees heilig, want Ik ben heilig’. Als hij het heeft over het ontslagen zijn van de wet, bedoelt hij dat we ontslagen zijn van de vloek en de veroordeling van de wet, omdat Christus die voor de Zijnen teniet heeft gedaan.

Geschreven in het hart

De apostel Jakobus heeft het zelfs over de volmaakte wet, die vrijheid brengt. En dat is niet de wet met allerlei ge- en verboden, die met inkt of in stenen tafels gebeiteld is. Maar, volgens Hebreeën 8, is het Gods wet, die in ons hart geschreven staat. Om uit liefde tot Hem te leven uit de vrijheid die Hij bewerkt heeft, tot eer van Hem.

Dat is overigens wel de nekslag voor de autonome mens, die zelf op de troon zit. Petrus noemt die vrijheid ‘verdorvenheid’. Hij zegt dat zij vrijheid beloven, ‘terwijl zij zelf slaven van de verdorvenheid zijn’ (2 Petr.2:19).

Werkelijk vrij

In Paulus’ brieven blijkt dat we werkelijk vrij zijn:

– als we, door genade, vrijgemaakt zijn van de wet van de zonde en de dood (Rom.8:2).

– als we met Christus gekruisigd zijn aan ons oude bestaan en Hij in ons leeft (Gal.2).

– als ons oude bestaan met Hem begraven is, door de doop in de dood (Rom.6).

– als we met Hem zijn opgewekt om in een nieuw godvruchtig leven te wandelen (Rom.6).

ds. H. Liefting
ds. H. Liefting