Wij leven in een cultuur waarin mensen zich ontworteld voelen. Elke vorm van geestelijke bestaanszekerheid is grondig geruïneerd. Wat blijft er over? Alleen nog het ik. Ik, zonder verband, zonder thuis, zonder doel. Deze situatie roept om hernieuwde aandacht voor de belijdenis dat God onze Schepper is.
De kerk heeft goud in handen met het geloof dat een mens geschapen is naar het beeld van God, dat we ertoe bestemd zijn Hem te kennen en te eren, en dat de schepping ons gegeven is om erin te wonen. We zijn er niet zomaar, niet voor niets. We zijn er voor God. Dat alles ligt besloten in de belijdenis dat God onze Schepper is.
Boze tongen beweren dat tegenwoordig bij de Gereformeerde Bond de biologie meer zeggenschap heeft dan de theologie. Zulke critici hebben niet begrepen wat er op het spel staat. Als onduidelijk wordt dat wij door God geschapen zijn, wordt ook onduidelijk waarom en waartoe we op aarde zijn. Dan komt het hele leven op losse schroeven te staan.
Probleem
Mogelijk is de aandacht in de theologie voor God als Schepper wat weggeraakt door de grote invloed van Karl Barth. Hij richtte alle aandacht op Christus alleen. In zijn spoor is ervoor gepleit om het boek Exodus vóór Genesis te plaatsen, en de verlossing bóven de schepping. De schepping is slechts een hulpmiddel om verlossing mogelijk te maken. Dr. A.A. van Ruler – in reactie – keerde het om: de verlossing, de weg van Christus, is slechts een bypassoperatie. Het draait wel om Christus, maar het gaat om de herschepping. Beide theologen lijken wat vergeten.
Inmiddels zijn er in de theologie nieuwe tendensen waar te nemen, waardoor het handelen van God als Schepper naar de achtergrond verdwijnt. Het volle gewicht ligt vaak op de eschatologie, het komende Koninkrijk, op dat wat God nog zál doen. Het nieuwe. Bij dat toekomstperspectief verbleekt dan de wijsheid van God in de schepping.
Soms lijkt het zelfs alsof de schepping zelf tot een probleem wordt gemaakt, alsof zonde en kwaad gegeven zijn met de schepping. Het lijkt me goed om te blijven onderscheiden: Christus is niet gekomen om ons te verlossen van de schepping, maar van de zonde. De schepping is goed, omdat de Schepper goed is. Maar de zonde is kwaad, en die staat op conto van ons mensen.
Losgekoppeld
God is Schepper van alle dingen. Als wij die belijdenis opgeven, zijn we prijsgegeven aan de secularisatie. Dan verdampt het christelijk geloof en verdwijnt de kerk. Dat proces is trouwens volop gaande. De geestelijke strijd tegen de machten in de hemelse gewesten spitst zich momenteel hierop toe: of God Schepper is. Dat laatste wordt in alle talen heftig ontkend. De werkelijkheid, het bestaan, het zijn – dat is losgekoppeld van God.
Op het niveau van de taal hoor je het al: het woord ‘schepping’ is verdacht. Het verwijst immers naar een Schepper, naar een geestelijke werkelijkheid achter of in de dingen. We spreken over ‘natuur’: natuurwetenschap, natuurbeheer. Het woord ‘natuur’ reduceert de werkelijkheid tot materie. De dingen zijn er, de natuur. Maar waarom ze er zijn, blijft in de mist. Dát er iets is, en niet níéts, berust op louter toeval. Er is geen waarom of waartoe, geen grond, geen bedoeling. Het zijn roept geen ontzag op. In deze optiek is heiligheid onbestaanbaar.
Intussen is deze beleving diep binnengedrongen in het westerse denken. Het lijkt ons aannemelijk, evident zelfs. Dit is de lucht die wij inademen. Er gaat aan het zijn niets vooraf. Je bént er domweg. Zoals een brommer kan worden opgevoerd, zo zijn wij mensen een opgevoerde aap. Biologen zijn het erover eens dat de mens de ‘gevaarlijkste diersoort’ op aarde is, die alles verwoest. De mens is een kwade grap. Het was beter geweest dat hij nooit ontstaan was.
Uitzichtloos
In deze levenssfeer is het bestaan zinloos. Het is een gapende leegte. Er is alleen buitenkant, geen binnenkant. Filosofen geven daar woorden aan, de mensen op straat leven het. Er waait een geest van onverschilligheid, onvrede, desillusie. Onverschilligheid uit zich in ongeremd materialisme. We consumeren ons kapot. Na ons de zondvloed.
Juist hoogopgeleide mensen uit de Amsterdamse grachtengordel, die met de mond belijden dat ze het klimaat willen sparen, blijken in de praktijk het vaakst een vliegvakantie te boeken – ze hebben er het geld voor. Onvrede uit zich in geweld. De politie pakt steeds vaker tieners op die zware delicten plegen, bommen leggen, of zelfs een moord plegen. Wat moet een rechter over hen zeggen? Wat kan een jeugdwerker beginnen? De geestelijke gezondheidszorg doet wat ze kan, maar lijkt machteloos. Psychiaters van allerlei snit luiden de noodklok. Doffe uitzichtloosheid drijft jongeren richting verslaving, steeds vaker zelfs richting zelfdoding. Desillusie uit zich in wantrouwen jegens overheden en teleurgesteld wegblijven bij verkiezingen.
Zonder ankerpunt buiten onszelf is er geen absoluut goed of kwaad. We zijn terechtgekomen in de pragmatocratie: wat werkt, is goed.
Vaste bodem
‘In het begin schiep God de hemel de aarde.’ Deze openingszin van de Bijbel is fascinerende verkondiging. Laten we ons deze eerste woorden van de Bijbel eigen maken in geloof. Ze vormen heilzaam medicijn tegen zwartgalligheid, vooral tegen een denken waarin we opgesloten blijven in ons aardse bestaan. De eerste woorden van Genesis trekken een grens tussen heidendom en hoop. Ieder mens weet vanuit spontane ervaring dat de dingen er zijn, het leven, de adem, het ontluikende groen, de sterren, licht en donker. Maar de Bijbel zegt: al deze dingen zijn voortgekomen uit God. Hij heeft ze bedacht. Hij wil dat ze er zijn. Het zijn werken van God. Ze staan op vaste bodem. Die bodemgrond is God.
Dat eerste zinnetje van de Bijbel zet Israël op de kaart als een uniek volk, onderscheiden van alle heidenvolken rondom. In Israël is het geloof gewekt dat alle dingen uit Gods hand komen, geschapen zijn, en daarom uitdrukking geven aan Gods liefde. De dingen zelf zijn niet God, ze zijn niet goddelijk. Daarom worden ze niet aanbeden. Ze zijn geschapen, kunstig, weldoordacht, met wijsheid. Als zodanig verwijzen ze naar God. Ze spreken een taal. Als je maar leert luisteren.
Scheppingsboek
In het begin schiep God. Aan alles wat is, gaat de eeuwige God vooraf. Hij spreekt – alleen dáárom is het er. Zijn spreken tintelt door al het leven heen. Hij wil er iets mee zeggen. Hij heeft er iets mee vóór: met de wereld, de mens, het bestaan. Ook met mij, mens voor Zijn aangezicht.
Wij merken dat niet op, we ervaren het zo niet. Maar dat doet niets af aan dat spreken van God via de geschapen werkelijkheid. Door het geloof in Christus, Die bij de schepping aanwezig was, krijg je er oor voor. De Heilige Geest geneest je blindheid. Nu lees je in het scheppingsboek Gods heerlijkheid en wijsheid. De geboorte van een kind, het fluiten van de vogels, het groen van het gras – dat alles verwijst naar God. Ze zijn als letters in een boek. Ze schrijven Gods majesteit uit.
Hoe wonderlijk is het dat er niet niéts bestaat! Het heeft God goed gedacht om alle dingen uit het niets te roepen. Waarvoor? Om er te zijn! Om er te zijn voor Hém. Dat is die binnenkant. De dingen, de mensen, flora en fauna, de wereld – dat alles rust niet in zichzelf. Het rust ook niet in het niets. Het rust in God. In het begin schiep God de hemel en de aarde.
Als je Christus kent, ga je je verbazen over de wereld, over de wijsheid die er in de dingen is, over God, Die het bestaan wil. Ik ben er niet zomaar, niet voor niets. Je gaat je verwonderen over mensen. Wat kunnen ze al niet. Een kind leert spreken. Taal geeft uiting aan gedachten in het hart. Dat is verbluffend. Een mens is geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Elk mens is een microkosmos, waarover je een boek zou kunnen schrijven.
Zonde
Maar wij horen het niet. In de kern is zonde: de weigering om te leven in de liefde van God. Liever aanbidden we het schepsel dan de Schepper. We buigen voor Baäl, voor de zon, voor een heilige boom. De postmoderne variant van heidendom is dat we nergens voor buigen. We leven zonder enige vorm van aanbidding, zonder enig besef van hoogte of diepte, heiligheid of verheffing. Als we ergens voor knielen, is het voor ons eigen ego.
Zoals Israël gebiologeerd naar Baäl keek, in de ban van het mysterieuze, zo lijken postmoderne, westerse christenen weerloos uitgeleverd aan de secularisatie. De kerk lijkt op een konijn dat in de koplampen van een auto kijkt. Bevroren, verlamd.
Christus is het enige medicijn tegen de macht en de magische greep van de zonde. Hij is als mens neergedaald. In Hem manifesteert zich Gods bewogenheid om Zijn schepping. Christus zegt: ‘Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien.’ Alleen Hij is bij machte om ons hart te openen voor de taal van de schepping. ‘Door het geloof zien wij dat de wereld tot stand gebracht is door het Woord van God.’ (Hebr.11:2) Wie in Christus gelooft, komt op zijn bestemming.
Begin
‘In het begin…’ De eerste woorden van de Bijbel verzekeren ons dat er een begin is. Dit is niet een toevallig begin, maar een begin dat ontstaat doordat God spreekt. ‘Alle dingen zijn door het Woord gemaakt.’ (Joh.1) Het is een weloverwogen begin. God heeft erover nagedacht, om zo te zeggen. Hij heeft Zijn liefde erin gelegd. Omdat er een begin is, is er ook een vervolg, een geschiedenis. En ook een einde, een doel. Dat heeft God in Zijn liefde ook na de zondeval vastgehouden. Hij laat Zich Zijn schepping niet afnemen. Hij voltooit al Zijn werken. Die keren alle tot Hem terug.
Er is een begin. Daaruit ontrolt zich een geschiedenis. Er is voortgang, richting. Wij dwarrelen niet maar wat rond. Het gaat ergens naar toe. Gods hand draagt de geschiedenis. Geschiedenis is daarom een theologisch thema.
Niet dat wij Gods hand zo gemakkelijk zien. Integendeel, maar we geloven het. Soms zijn er lichtstralen. In het bijzonder zien wij Gods hand in de geschiedenis van Israël (ook in 1948) en in de geboorte, kruisiging en opstanding van Jezus Christus. Hij is de Eerstgeborene van de nieuwe schepping. Nu is Hem alle macht gegeven. Hij is onze Hoop.
Milieuvraagstuk
Er is hoop. Niet alleen voor de kerk, maar voor de totale schepping. Daarom is er in de kerk aandacht voor het schepselmatige bestaan, voor geschiedenis, wetenschap, politieke kwesties, recht en gerechtigheid, economie en ecologie, huwelijk, relaties, levensbegin en levenseinde. Daarom hebben we ook aandacht voor ecologie. Wij laten het milieuvraagstuk niet links liggen. Wij leggen dat in handen van Christus.
Vreemdelingschap betekent niet dat we deserteren. We geven de wereld niet op. Vreemdelingschap betekent dat we vanuit een zeer specifieke invalshoek betrokken zijn op de wereld, namelijk met diep ontzag voor Gods scheppingswerk en in geloof dat Hij als de Eigenaar nooit zal loslaten wat Zijn hand begon. Die betrokkenheid op de wereld krijgt gestalte in voorbede en dienstbetoon. En dat is gekleurd door de wandel met God in zelfbeheersing en zelfverloochening, bevrijd, dankbaar.
God eren
De schepping spreekt een eigen taal. Wie heeft er antenne voor? Er is wedergeboorte voor nodig om het te zien. Wedergeboorte door het geloof: dat de eeuwige Schepper omwille van Christus mijn God en mijn Vader is. Mijn Vader, mijn Schepper, mijn Koning! Wie zo leeft, leeft voor de gloria Dei. Gods eer ligt verspreid op al Zijn werken. En al Zijn werken keren tot Hem terug. We horen dat bijvoorbeeld in Psalm 148.
Geïnteresseerd in meer lezenswaardige artikelen? Neem een jaarabonnement (€ 53). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!